Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 514/2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing
Artikel 50 Beginselen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2022
- Bronpublicatie:
06-04-2022, PbEU 2022, L 112 (uitgifte: 11-04-2022, regelingnummer: 2022/585)
- Inwerkingtreding
01-05-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-04-2022, PbEU 2022, L 112 (uitgifte: 11-04-2022, regelingnummer: 2022/585)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Financiering
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Nationale programma’s worden onderworpen aan een vrijmakingsprocedure die wordt vastgesteld volgens het beginsel dat de aan een vastlegging verbonden bedragen, indien zij uiterlijk op 15 februari, of op 1 maart van het jaar volgend op het tweede jaar volgend op dat van de vastlegging ingeval de Commissie bij wijze van uitzondering de termijn voor de indiening van het betalingsverzoek overeenkomstig artikel 44, lid 1 verlengt, niet onder de in artikel 35 bedoelde initiële en jaarlijkse voorfinanciering vallen, op een overeenkomstig artikel 44, lid 1, ingediend betalingsverzoek worden vrijgemaakt. De Commissie berekent het bedrag voor de vrijmaking door één zesde van de jaarlijkse vastlegging met betrekking tot de totale bijdrage voor 2014 bij elk van de vastleggingen voor 2015-2020 op te tellen. Voor bedragen die overeenstemmen met de extra toewijzingen aan de nationale programma’s in 2018, wordt de vastlegging uitgevoerd in 2019.
Voor bedragen die overeenstemmen met de extra toewijzingen aan de nationale programma’s in 2019, wordt de vastlegging uitgevoerd in 2020.
2.
In afwijking van lid 1, zijn de termijnen voor vrijmaking niet van toepassing op de jaarlijkse vastlegging in verband met de totale jaarlijkse bijdrage voor 2014.
3.
Als de eerste jaarlijkse vastlegging betrekking heeft op de totale jaarlijkse bijdrage voor 2015, zijn de termijnen voor de vrijmaking in afwijking van lid 1 niet van toepassing op de jaarlijkse toewijzing in verband met de totale jaarlijkse bijdrage voor 2015. In dat geval berekent de Commissie het in lid 1 bedoelde bedrag door één vijfde van de jaarlijkse vastlegging met betrekking tot de totale jaarlijkse bijdrage voor 2015 bij elk van de vastleggingen voor 2016–2020 op te tellen.
4.
De vastleggingen voor de laatste twee jaren van de periode worden vrijgemaakt overeenkomstig de voorschriften die voor de afsluiting van de programma’s worden gevolgd.
5.
Elke vastlegging die op de laatste dag waarop uitgaven subsidiabel zijn in de zin van artikel 17, lid 3, nog openstaat en waarvoor de verantwoordelijke instantie binnen zes maanden na die datum geen betalingsverzoek heeft ingediend, wordt ambtshalve vrijgemaakt.