Overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Nieuw-Zeeland
Artikel 5 Detachering
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1992
- Bronpublicatie:
08-10-1990, Trb. 1991, 97 (uitgifte: 27-06-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-1991, Trb. 1991, 175 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Pensioen
1.
Wanneer een persoon die onder de wetgeving van Nederland valt in dienst van een werkgever wiens zaak op het grondgebied van Nederland is gevestigd, door deze werkgever van dit grondgebied wordt uitgezonden om gedurende een tijdvak dat vermoedelijk niet langer is dan 5 jaar op het grondgebied van Nieuw-Zeeland te werken, kan op die persoon de wetgeving van Nederland van toepassing blijven alsof hij op het grondgebied van Nederland werkzaam was.
2.
Indien de duur van de werkzaamheden vermoedelijk bovengenoemde tijdsduur zal overschrijden, kan op een persoon die onder de wetgeving van Nederland valt en die in dienst van een werkgever wiens zaak op het grondgebied van Nederland is gevestigd, door deze werkgever van dit grondgebied wordt uitgezonden om op het grondgebied van Nieuw-Zeeland te werken, indien gerechtvaardigd om bijzondere redenen, de wetgeving van Nederland van toepassing blijven, alsof hij op het grondgebied van Nederland werkzaam was.
3.
Indien de feitelijke duur van de werkzaamheden van de persoon omschreven in het eerste lid wegens onvoorziene omstandigheden langer is dan het verwachte tijdvak, kan op die persoon de wetgeving van Nederland van toepassing blijven, alsof hij op het grondgebied van Nederland werkzaam was.
4.
Voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving wordt een persoon op wie de Nederlandse wetgeving van toepassing was overeenkomstig de bepalingen van dit artikel geacht op het grondgebied van Nederland te wonen.
5.
Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel is de Nederlandse wetgeving van toepassing indien de werkgever of de werknemer binnen drie maanden na de eerste dag van uitzending heeft verzocht om een verklaring van detachering of, in het geval bedoeld in het derde lid, voor het einde van het verwachte tijdvak van uitzending, en deze verklaring aan de betrokkene is afgegeven.