Einde inhoudsopgave
Wet basisadministraties persoonsgegevens BES
Artikel 19 [Mededeling voornemen m.b.t. gegevensopname]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
14-07-2021, Stb. 2021, 396 (uitgifte: 26-08-2021, kamerstukken: 35648)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2021, Stb. 2021, 483 (uitgifte: 20-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
1.
Als het bestuurscollege het voornemen heeft:
- a.
aan een aangifte geen of slechts ten dele gevolg te geven;
- b.
een gegeven over de burgerlijke staat niet op te nemen, dan wel een geschrift daarover dat als akte is aangeboden niet als zodanig aan te merken;
- c.
een gegeven over de nationaliteit niet op te nemen;
- d.
ambtshalve over te gaan tot inschrijving, of tot opneming van gegevens in het geval dat inschrijving of opneming op grond van een aangifte had moeten geschieden;
- e.
bij een opgenomen algemeen gegeven een aantekening over de onjuistheid van dat gegeven of over de strijdigheid daarvan met de openbare orde te plaatsen;
- f.
niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 17, 17a, 18 en 28, eerste lid, doet hij van dat voornemen aan de betrokkene zo spoedig mogelijk en, indien het voornemen betrekking heeft op een verzoek als bedoeld onder f, binnen de desbetreffende termijn schriftelijk mededeling onder vermelding van de gronden.
2.
Het bestuurscollege stelt de betrokkene in de gelegenheid binnen vier weken na de verzending van de mededeling van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, zijn zienswijze schriftelijk kenbaar te maken en zo nodig mondeling toe te lichten.
3.
De in het tweede lid bedoelde termijn kan op schriftelijk verzoek van betrokkene, ten hoogste drie maal met telkens acht weken worden verlengd, voor zover het voornemen betrekking heeft op gegevens over de burgerlijke staat of de nationaliteit.
4.
Het bestuurscollege neemt binnen vier weken nadat de betrokkene zijn zienswijze kenbaar heeft gemaakt dan wel binnen vier weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn de beslissing omtrent het voornemen.
5.
Het bestuurscollege brengt zijn beslissing schriftelijk ter kennis van de betrokkene. De beslissing vermeldt de gronden daarvan, voor zover de zienswijze van de betrokkene niet wordt gevolgd.