Einde inhoudsopgave
Traktaat tot definitieve regeling der wederzijdsche regten en belangen
Artikel 41
Geldend
Geldend vanaf 05-02-1843
- Bronpublicatie:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-02-1843
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
De Belgische vaartuigen mitsgaders derzelver ladingen zullen op den Nederlandsen en Rijn alle regten en voordeelen genieten, welke bij de overeenkomst van Mentz, van 31 Maart 1831, bedongen zíjn ten behoeve van de onderdanen der Rijnoeverstaten in het algemeen. Zoo lang de voormelde vaartuigen, gezegde scheepvaart uitoefenende, of derzelver ladingen, noch op den Rijn, en de daarin uitloopende wateren, welke door dezelfde overeenkomst worden bestuurd, noch van Antwerpen naar Bath, of van Gent naar het Sas van Gent, eenige andere of grootere voorregten zullen genieten, dan die welke aan de Nederlandsche schepen of aan derzelver ladingen zijn verleend, zullen de Belgische schepen en derzelver ladingen op den Nederlandschen Rijn van Gorcum of Krimpen tot aan Lobith, zoowel bij het op- als afvaren, slechts dezelfde regten betalen als waaraan onderworpen zijn de Nederlandsche vaartuigen en derzelver ladingen, welke zich uit de Nederlanden naar den Rijn, en vice versa begeven.