Einde inhoudsopgave
Reglement van het Europees Parlement
Artikel 95 Begrotingsbemiddeling
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2019
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
22-11-2019, PbEU 2019, L 302 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-11-2019, PbEU 2019, L 302 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
1.
De Voorzitter roept het bemiddelingscomité bijeen overeenkomstig artikel 314, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2.
De delegatie die het Parlement op de vergaderingen van het bemiddelingscomité in het kader van de begrotingsprocedure vertegenwoordigt, bestaat uit eenzelfde aantal leden als de delegatie van de Raad.
3.
Elk jaar benoemen de fracties, vóór de stemming van het Parlement over het standpunt van de Raad, leden van de delegatie van het Parlement bij het bemiddelingscomité bij voorkeur uit de leden van de voor begrotingsaangelegenheden bevoegde commissie en van de andere betrokken commissies. De delegatie wordt voorgezeten door de Voorzitter van het Parlement. De Voorzitter kan deze taak delegeren aan een ondervoorzitter met ervaring in begrotingsaangelegenheden of aan de voorzitter van de voor begrotingsaangelegenheden bevoegde commissie.
5.
Indien in het bemiddelingscomité overeenstemming wordt bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp, wordt deze kwestie ingeschreven op de agenda van een binnen 14 dagen te houden plenaire vergadering van het Parlement, te rekenen vanaf de datum waarop overeenstemming is bereikt. Het gemeenschappelijk ontwerp wordt ter beschikking gesteld van alle leden. Artikel 78, leden 2 en 3, is van toepassing.
6.
Het gemeenschappelijk ontwerp wordt als geheel bij een enkele stemming in stemming gebracht. Er wordt hoofdelijk gestemd. Het gemeenschappelijk ontwerp wordt geacht te zijn goedgekeurd, tenzij het Parlement het met een meerderheid van zijn leden afwijst.
7.
Indien het Parlement het gemeenschappelijk ontwerp goedkeurt, terwijl de Raad het afwijst, kan de bevoegde commissie alle of een aantal amendementen van het Parlement op het standpunt van de Raad overeenkomstig artikel 314, lid 7, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ter bevestiging aan het Parlement voorleggen.
De stemming ter bevestiging wordt ingeschreven op de agenda van een binnen 14 dagen te houden plenaire vergadering van het Parlement, te rekenen vanaf de datum waarop de Raad mededeling heeft gedaan van zijn afwijzing van het gemeenschappelijk ontwerp.
De amendementen worden geacht te zijn bevestigd wanneer zij door het Parlement worden aangenomen bij meerderheid van zijn leden en met een meerderheid van drie vijfde van de uitgebrachte stemmen.