Einde inhoudsopgave
Besluit vaste inrichting Nederlandse btw-regelgeving
2.2 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 19-12-2020
- Bronpublicatie:
17-12-2020, Stcrt. 2020, 62975 (uitgifte: 18-12-2020, regelingnummer: 2020-25513)
- Inwerkingtreding
19-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2020, Stcrt. 2020, 62975 (uitgifte: 18-12-2020, regelingnummer: 2020-25513)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Plaats van levering en dienst
Uit artikel 11, lid 2, van de uitvoeringsverordening volgt dat een vaste inrichting een inrichting is van een hoofdhuis dat zich bevindt in een ander land (binnen of buiten de Unie). Hierbij geldt dat de vaste inrichting een voldoende mate van duurzaamheid heeft en een - wat personeel en technische middelen betreft - geschikte structuur om prestaties aan derden te verrichten. Voor de btw-heffing vormen de vaste inrichting en het hoofdhuis één ondernemer.1. Zij doen echter voor de door hen verrichte prestaties in beginsel ieder zelf btw-aangifte in de landen waar zij zijn gevestigd.
Een in Nederland gelegen kantoor, fabriek, werkplaats, verkoopruimte of soortgelijke inrichting van een buitenlands hoofdhuis is een vaste inrichting van een buitenlandse ondernemer, als vanuit zo’n inrichting aan derden binnen of buiten Nederland prestaties plegen te worden verricht en als wordt voldaan aan de andere eisen opgenomen in artikel 11, lid 2, van de uitvoeringsverordening.
Een inrichting die geen prestaties verricht aan derden, maar bijvoorbeeld alleen ondersteunende activiteiten verricht ten behoeve van het hoofdhuis, is niet aan te merken als een vaste inrichting2.. Voorbeelden van zulke inrichtingen zijn:
- –
een ruimte in Nederland van een buitenlandse ondernemer die alleen wordt gebruikt voor reclamedoeleinden, het verstrekken en/of inwinnen van inlichtingen, het verrichten van testen, onderzoeken of een soortgelijk doel3.;
- –
een goederendepot in Nederland van een buitenlandse ondernemer dat niet beschikt over een - wat personeel en technisch materieel betreft - geschikte structuur om prestaties aan derden te verrichten;
- –
een inrichting in Nederland die alleen administratieve ondersteuning verleent aan het hoofdhuis (zoals het versturen van facturen, accounting e.d.).
Een vermogensbestanddeel dat wordt geëxploiteerd in de zin van artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van de wet (zoals een vakantiewoning in Nederland die al dan niet via een zelfstandige tussenpersoon wordt verhuurd), kan op zichzelf niet worden beschouwd als een vaste inrichting4..
Een juridisch zelfstandige dochtermaatschappij is als regel niet aan te merken als een vaste inrichting van de moedermaatschappij. Afgezien van bijzondere situaties, voldoet een juridisch zelfstandige dochtermaatschappij ten opzichte van de moedermaatschappij niet aan de materiële voorwaarden van artikel 11 van de uitvoeringsverordening5..
Voetnoten
HvJ 23 maart 2006, zaak C-21-/04 (FCE-bank) ECLI:EU:C:2006:196.
Het is echter mogelijk dat de bedoelde inrichting een inkoop-vaste inrichting vormt, zie onderdeel 5.
Zie HvJ 25 oktober 2012, gevoegde zaken C-318/11 en C-319/11 (Daimler AG en Widex A/S), ECLI:EU:C:2012:666.
Hoge Raad 8 februari 2019, zaak nr. 17/04018, ECLI:NL:HR:2019:194.
HvJ 7 mei 2020, zaak C-547/18 (Dong Yang) ECLI:EU:C:2020:350.