Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen 2020
2.8.4 Voorbeelden
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2020
- Redactionele toelichting
De dag van de datum van afkondiging is gezet op 01.
- Bronpublicatie:
01-09-2020, Internet 2020, www.uwv.nl (uitgifte: 01-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-09-2020, Internet 2020, www.uwv.nl (uitgifte: 01-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
1. Nederlandse werkgever
Bij een Nederlandse werkgever (gevestigd in Utrecht) werken A, B, C en D in de uitwisselbare functie van chauffeur. Werknemers A, B en C zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst. Er is geen rechtskeuze gemaakt. A en B werken gewoonlijk in Nederland en C in Duitsland. B heeft de AOW-gerechtigde leeftijd. D wordt als uitzendkracht ingeleend van een uitzendbureau in Denemarken en werkt gewoonlijk in België. De onderneming van de Nederlandse werkgever heeft geen bedrijfsvestigingen. Het personeelsbestand moet met drie chauffeurs worden ingekrompen. De werkgever dient bij UWV een ontslagaanvraag in voor A. Uit de regels over de ontslagvolgorde en afspiegeling volgt dat hij eerst afscheid moet nemen van D (groep 1) en B (groep 2). Vervolgens wordt werknemer C (groep 5) niet betrokken bij de afspiegeling omdat op zijn arbeidsovereenkomst Nederlands (ontslag)recht niet van toepassing is. Dat betekent dat A terecht voor ontslag kan worden voorgedragen.
Als de werkgever C wil ontslaan, kan hij daarvoor niet bij UWV terecht omdat op de arbeidsovereenkomst Nederlands (ontslag)recht niet van toepassing is.
2. Buitenlandse werkgever
Bij een Belgische werkgever (gevestigd in Brussel) werken A, B, C en D in de uitwisselbare functie van vertegenwoordiger. Werknemers A en B zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst en werken gewoonlijk in Nederland. Met B, die in België woont, is een rechtskeuze gemaakt voor Belgisch recht. Met de anderen is geen rechtskeuze gemaakt. Werknemer C is in dienst op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst die binnen 26 weken eindigt en is gewoonlijk werkzaam in België. D is zzp'er en werkzaam in Nederland. De onderneming heeft geen bedrijfsvestigingen. Het personeelsbestand moet met twee vertegenwoordigers worden ingekrompen. De werkgever dient bij UWV een ontslagaanvraag in voor A. UWV is bevoegd want A werkt gewoonlijk in Nederland zodat Nederlands (ontslag)recht objectief van toepassing is. In dit geval moet de werkgever eerst afscheid nemen van D (groep 1). Werknemer C (groep 4) is gewoonlijk werkzaam in België zodat Nederlands (ontslag)recht objectief niet van toepassing is. C wordt daarom bij de ontslagvolgorde en afspiegeling niet betrokken. Bij de afspiegeling worden alleen de werknemers betrokken met een arbeidsovereenkomst waarop Nederlands (ontslag)recht van toepassing is. Met B is weliswaar een rechtskeuze gemaakt voor Belgisch recht, maar omdat hij gewoonlijk in Nederland werkt, blijven de beschermende bepalingen van het Nederlandse (ontslag)recht van toepassing. Dat betekent dat het afspiegelingsbeginsel op A en B moet worden toegepast, dus op beide werknemers. Uit de afspiegelingsberekening moet blijken dat A terecht voor ontslag wordt voorgedragen.