Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/23/EU betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten
Artikel 26 Ondernemers
Geldend
Geldend vanaf 17-04-2014
- Bronpublicatie:
26-02-2014, PbEU 2014, L 94 (uitgifte: 28-03-2014, regelingnummer: 2014/23/EU)
- Inwerkingtreding
17-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2014, PbEU 2014, L 94 (uitgifte: 28-03-2014, regelingnummer: 2014/23/EU)
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
Aanbestedingsrecht / Concessieovereenkomsten
1.
Ondernemers die krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd, gerechtigd zijn de betrokken dienst te leveren, mogen niet worden afgewezen louter op grond van het feit dat zij krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin de overeenkomst wordt gegund, hetzij een natuurlijke persoon, hetzij een rechtspersoon moeten zijn.
Van rechtspersonen kan worden verlangd dat zij in de inschrijving of in de aanvraag de namen en de ter zake dienende beroepskwalificaties vermelden van het personeel dat met het verrichten van de betrokken overeenkomst wordt belast.
2.
Combinaties van ondernemers, waaronder tijdelijke samenwerkingsverbanden, mogen deelnemen aan procedures voor de gunning van concessies. Een aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan niet eisen dat zij voor het indienen van een inschrijving of een verzoek tot deelname een bepaalde rechtsvorm aannemen. Indien nodig kunnen de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties in de concessiedocumenten verduidelijken op welke wijze combinaties van ondernemers aan de vereisten op het gebied van economische en financiële draagkracht en technische en beroepsbekwaamheid als bedoeld in artikel 38 moeten voldoen, mits deze gerechtvaardigd zijn op basis van objectieve gronden en evenredig zijn. De lidstaten kunnen standaardvoorwaarden opstellen voor de wijze waarop ondernemers aan deze eisen moeten voldoen.
Elke voorwaarde voor de uitvoering van een concessie door dergelijke combinaties van ondernemers, die verschillend is van die welke worden opgelegd aan individuele deelnemers, moet eveneens objectief te rechtvaardigen en evenredig zijn.
3.
Niettegenstaande leden 1 en 2, mogen de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties eisen dat combinaties van ondernemers een bepaalde rechtsvorm aannemen nadat de overeenkomst aan hen is gegund, voor zover deze verandering nodig is voor de goede uitvoering van de overeenkomst.