Einde inhoudsopgave
Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden
Artikel 9a
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2014
- Bronpublicatie:
17-09-2014, Stb. 2014, 335 (uitgifte: 25-09-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-09-2014, Stb. 2014, 335 (uitgifte: 25-09-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Op het verwerken van de vingerafdrukken, bedoeld in artikel 2, onder h, van degene die niet langer als een verdachte van een strafbaar feit kan worden aangemerkt, of van degene die met goed gevolg een project als bedoeld in artikel 77e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft afgerond, is artikel 5 van overeenkomstige toepassing.
2.
Op het verwerken van de vingerafdrukken, bedoeld in artikel 2, onder h, van een verdachte of veroordeelde, zijn de artikelen 6 en 7 van overeenkomstige toepassing.
3.
Op het verwerken van de vingerafdrukken, bedoeld in artikel 2, onder h, van een gewezen verdachte, is artikel 7a van overeenkomstige toepassing.
4.
De vingerafdrukken van een overleden slachtoffer van een misdrijf worden vernietigd:
- a.
twaalf jaar na verwerking bij een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld,
- b.
twintig jaar na verwerking bij een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld, dan wel
- c.
tachtig jaar na verwerking bij een misdrijf dat op grond van artikel 70, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht niet aan verjaring onderhevig is.
5.
De vingerafdrukken van een onbekende verdachte worden overeenkomstig de termijnen, genoemd in het vierde lid, vernietigd.
6.
Met de vingerafdrukken, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, worden tevens de daarbij behorende identificerende persoonsgegevens vernietigd.
7.
Artikel 7b, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
8.
De Justitiële Informatiedienst verstrekt de informatie, bedoeld in artikel 8, aan een landelijke eenheid als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012 , voor zover die informatie nodig is om te kunnen voldoen aan het eerste tot en met derde lid juncto artikel 7a, eerste lid, onder a tot en met c en e, en tweede lid. Het openbaar ministerie verstrekt de informatie die nodig is om te kunnen voldoen aan het derde lid juncto artikel 7a, eerste lid, onder d, en het vierde en vijfde lid.