Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling WNT
Artikel 2 De componenten van de bezoldiging van de functionaris in dienstbetrekking
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
11-10-2023, Stcrt. 2023, 27801 (uitgifte: 12-10-2023, regelingnummer: 2023-0000611687)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-10-2023, Stcrt. 2023, 27801 (uitgifte: 12-10-2023, regelingnummer: 2023-0000611687)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bezoldiging
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
1.
Ten aanzien van de functionaris in dienstbetrekking wordt, voor zover niet in het tweede lid uitgezonderd, in ieder geval tot de bezoldiging in de zin van de wet gerekend:
- a.
het bruto loon;
- b.
de vakantietoeslag of een component die zich kenmerkt als vakantietoeslag;
- c.
de eindejaarsuitkering of een component die zich kenmerkt als eindejaarsuitkering;
- d.
het tantième, de gratificatie, de bonus, de winstdeling of andere incidentele (variabele) beloning;
- e.
de uitkering of verstrekking die wordt toegekend na het bereiken van een bepaalde diensttijd;
- f.
de periodieke en de eenmalige bindingspremie;
- g.
de periodieke en de eenmalige mobiliteitstoeslag;
- h.
de periodieke en de eenmalige toeslag of toelage onder een andere benaming;
- i.
de afkoopsom van niet-opgenomen vakantie- of compensatiedagen;
- j.
het presentiegeld en het vacatiegeld;
- k.
het voordeel, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964, wegens de terbeschikkingstelling van een auto (mede) voor privégebruik (fiscale bijtelling);
- l.
de belastbare vergoeding of verstrekking in natura;
- m.
de werkgeversbijdrage voor sparen levensloopregeling;
- n.
het werkgeversdeel van de premie voor een vrijwillige sociale verzekering;
- o.
de werkgeversbijdrage aan de premie voor een andere vrijwillige verzekering;
- p.
de werkgeversbijdrage ter compensatie van belastingnadelen;
- q.
het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan pensioenregelingen, ongeacht of daar concrete vermogensaanspraken uit voortvloeien of tegenover staan;
- r.
het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan regelingen voor vervroegde uittreding, ongeacht of daar concrete vermogensaanspraken uit voortvloeien of tegenover staan;
- s.
de werkgeversbijdrage aan een nettopensioenregeling;
- t.
de belaste kilometervergoeding eigen voertuig;
- u.
overige belastbare vergoedingen gebruik eigen motorvoertuig;
- v.
de belaste vergoeding verhuiskosten;
- w.
overige vaste en variabele belastbare vergoedingen ter dekking van zakelijke kosten;
- x.
de cadeaubon;
- y.
doorbetaling van de in dit lid genoemde componenten tijdens ziekte, tijdens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, tijdens een sabbatical, tijdens schorsing van de functionaris hangende een onderzoek, tijdens vakantie en tijdens wettelijk en bovenwettelijk zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof, pleegzorgverlof, kort verzuimverlof, geboorteverlof, kort- of langdurend zorgverlof of ouderschapsverlof als bedoeld in de artikelen 3:1 tot en met 3:2, 4:1 tot en met 4:2a, 5:1, 5;9 en 6:1 van de Wet arbeid en zorg;
- z.
doorbetaling van de in dit lid genoemde componenten over een periode waarin een functionaris, niet zijnde een topfunctionaris, vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult.
2.
Ten aanzien van de functionaris in dienstbetrekking wordt in ieder geval niet tot de bezoldiging in de zin van de wet gerekend:
- a.
de reservering voor de vakantietoeslag;
- b.
de reservering voor afkoop van niet-opgenomen vakantiedagen of compensatiedagen;
- c.
de afkoopsom van of de opname van het levenslooptegoed;
- d.
de reservering voor een sabbatical;
- e.
vergoedingen en verstrekkingen die als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 zijn aangewezen, waaronder begrepen de gerichte vrijstellingen als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van die wet en op nihil gestelde verstrekkingen als bedoeld in artikelen 3.7, 3.9 en 3.10 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (werkkostenregeling);
- f.
uitkeringen of verstrekkingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de loonbelasting;
- g.
uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van in verband met het dienstverband geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken;
- h.
uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van materiële of immateriële schade of een tijdelijk of blijvend verlies van arbeids- of verdienvermogen ten gevolge van een dienstongeval of een beroepsziekte;
- i.
het deel van de in het eerste lid, onderdeel i, bedoelde afkoopsom, voor zover die bij beëindiging van het dienstverband wordt uitbetaald en waarbij de uitbetaling tot overschrijding van het bezoldigingsmaximum leidt, bestaande uit de vakantiedagen:
- 1°
die, tot een maximum van vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week of, als de overeengekomen arbeidsduur in uren per jaar is uitgedrukt, van een overeenkomstige tijd:
- a.
behoren tot de in de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de datum van beëindiging van het dienstverband opgebouwde aanspraak op vakantie, bedoeld in artikel 7:634 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel in daaraan gelijke, daarmee overeenkomende of daaraan gelijk te stellen voorschriften die krachtens de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie, artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 of artikel 19b van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren tot stand zijn gekomen, en
- b.
waarvan de termijn, bedoeld in artikel 7:640a van het Burgerlijk Wetboek, dan wel in daaraan gelijke, daarmee overeenkomende of daaraan gelijk te stellen voorschriften die krachtens de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie, artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 of artikel 19b van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren tot stand zijn gekomen, niet is verstreken, of
- 2°
die, zonder maximum:
- a.
behoren tot de wettelijke minimumaanspraak op vakantie, bedoeld in artikel 7:634, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, dan wel daaraan gelijke, daarmee overeenkomende of daaraan gelijk te stellen voorschriften die krachtens de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie, artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 of artikel 19b van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren tot stand zijn gekomen,
- b.
niet zijn vervallen omdat de functionaris ze redelijkerwijs, aantoonbaar, niet heeft kunnen opnemen binnen de vervaltermijn, bedoeld in artikel 7:640a, eerste volzin, van het Burgerlijk Wetboek, dan wel in daaraan gelijke, daarmee overeenkomende of daaraan gelijk te stellen voorschriften die krachtens de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie, artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 of artikel 19b van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren tot stand zijn gekomen, en
- c.
niet verjaard zijn op grond van de verjaringstermijn, bedoeld in artikel 7:642 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel in daaraan gelijke, daarmee overeenkomende of daaraan gelijk te stellen voorschriften die krachtens de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie, artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 of artikel 19b van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren tot stand zijn gekomen;
- j.
premies of bijdragen van de werkgevers aan opleidings- en ontwikkelingsfondsen, arbeidsmarkt- en opleidingsfondsen of daarmee vergelijkbare, soortgelijke fondsen onder andere benamingen, die rechtstreeks dan wel via een schakelbepaling in de arbeidsovereenkomst of aanstelling als ambtenaar voortvloeien uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een algemene bepaling van een andere met vakbonden afgesproken collectieve regeling of een wettelijk voorschrift.
3.
Indien een functionaris deelneemt aan een collectieve pensioenregeling die uitgaat van een individueel actuarieel juiste premie kan voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel q, tot de bezoldiging worden gerekend het werkgeversdeel van een fictieve premie die blijkens een berekening van de pensioenuitvoerder voor de functionaris zou zijn betaald indien de pensioenregeling gebaseerd zou zijn op een doorsneepremie. Het werkgeversdeel van de fictieve doorsneepremie wordt berekend aan de hand van de formule:
y= ((a / b) × c) – d
waarin:
- y =
het werkgeversdeel van de fictieve doorsneepremie voor de functionaris;
- a =
het totaalbedrag aan pensioenpremies voor alle deelnemers aan de collectieve regeling;
- b =
het totaalbedrag aan pensioengevend inkomen van alle deelnemers aan de collectieve regeling;
- c =
het pensioengevend inkomen van de functionaris;
- d =
het werknemersdeel van de reële pensioenpremie van de functionaris.