Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 912/2010 tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad inzake de beheersstructuren van de Europese programma's voor radionavigatie per satelliet en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad
Artikel 11 Raad voor de veiligheidsaccreditatie
Geldend
Geldend vanaf 23-05-2014
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 150 (uitgifte: 20-05-2014, regelingnummer: 512/2014)
- Inwerkingtreding
23-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 150 (uitgifte: 20-05-2014, regelingnummer: 512/2014)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
1.
Er wordt een Raad voor de veiligheidsaccreditatie van de Europese GNSS-systemen („de Raad voor de veiligheidsaccreditatie”) opgericht die om de in dit artikel vermelde taken uit te voeren.
2.
De Raad voor de veiligheidsaccreditatie verricht zijn taken onverminderd de bij Verordening (EU) nr. 1285/2013 aan de Commissie toegekende bevoegdheid, met name wat betreft aangelegenheden op het gebied van beveiliging, en onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van veiligheidsaccreditatie.
3.
Als instantie voor veiligheidsaccreditatie is de Raad voor de veiligheidsaccreditatie, wat betreft de veiligheidsaccreditatie van de Europese GNSS-systemen, verantwoordelijk voor:
- a)
de opstelling en goedkeuring van een strategie voor veiligheidsaccreditatie met opgave van:
- i)
het toepassingsgebied van de activiteiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het behoud van de accreditatie van de Europese GNSS-systemen en de mogelijke interconnectie daarvan met andere systemen;
- ii)
een veiligheidsaccreditatieprocedure voor de Europese GNSS-systemen, waarbij de mate van gedetailleerdheid evenredig is met het vereiste niveau van zekerheid en de voorwaarden voor goedkeuring duidelijk zijn vermeld; deze procedure wordt gevolgd naar gelang van de betrokken vereisten, met name die welke worden bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1285/2013;
- iii)
de rol van de bij de accreditatieprocedure betrokken relevante actoren;
- iv)
een tijdschema voor accreditatie dat overeenstemt met de fasen van de programma’s, met name wat de stationering van infrastructuur, de dienstverlening en de evolutie betreft;
- v)
de beginselen van de veiligheidsaccreditatie voor met de systemen verbonden netwerken en met de systemen verbonden PRS-apparatuur opgericht krachtens het Galileo-programma, die moet worden verricht door de nationale entiteiten die in de betrokken lidstaten bevoegd zijn voor veiligheidsaangelegenheden;
- b)
het nemen van veiligheidsaccreditatiebesluiten, met name wat betreft de goedkeuring van satellietlanceringen, de machtiging om de systemen in hun diverse configuraties en voor de diverse diensten tot en met het signaal in de ruimte te exploiteren en de machtiging om de grondstations te exploiteren. Wat de krachtens het Galileo- programma aan het systeem verbonden netwerken en PRS-apparatuur betreft, neemt de Raad voor de veiligheidsaccreditatie alleen besluiten over de machtiging van organen om PRS-ontvangers of PRS-veiligheidsmodules te ontwikkelen en te vervaardigen, rekening houdend met het advies van de nationale autoriteiten die bevoegd zijn inzake beveiligingsaangelegenheden en met de algehele veiligheidsrisico’s;
- c)
het bestuderen en, tenzij het documenten betreft die de Commissie moet aannemen krachtens artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 en artikel 8 van Besluit nr. 1104/2011/EU, het goedkeuren van documentatie over veiligheidsaccreditatie;
- d)
het verstrekken, binnen zijn bevoegdheid, van advies aan de Commissie bij de opstelling van ontwerpteksten voor handelingen als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 en artikel 8 van Besluit nr. 1104/2011EU, met inbegrip van de vaststelling van operationele beveiligingsprocedures (SecOps), en het verstrekken van een verklaring met zijn afsluitend standpunt;
- e)
het bestuderen en goedkeuren van de veiligheidsrisicobeoordeling die is ontwikkeld overeenkomstig het in artikel 10, onder h), bedoelde controleproces, rekening houdend met de naleving van de in dit lid onder c) bedoelde documenten en met de documenten die zijn opgesteld overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 en artikel 8 van Besluit nr. 1104/2011EU; de samenwerking met de Commissie bij het vaststellen risicobeperkende maatregelen;
- f)
het controleren van de tenuitvoerlegging van beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de veiligheidsaccreditatie van de Europese GNSS-systemen, en wel via het uitvoeren of steunen van beveiligingsbeoordelingen, -inspecties of -evaluaties, in overeenstemming met artikel 12, onder b), van deze verordening;
- g)
het onderschrijven van de selectie van goedgekeurde producten en maatregelen die bescherming bieden tegen elektronisch afluisteren (TEMPEST) en van goedgekeurde cryptografische producten die worden gebruikt om de Europese GNSS-systemen te beveiligen;
- h)
het goedkeuren van, of waar passend, het samen met de betrokken autoriteit die bevoegd is inzake beveiligingsaangelegenheden goedkeuren van de interconnectie van de Europese GNSS-systemen met andere systemen;
- i)
het bereiken van overeenstemming met de betrokken lidstaat over het model voor toegangscontrole als bedoeld in artikel 12, onder c);
- j)
het in kennis stellen van de Commissie, op basis van de in lid 11 van dit artikel vermelde risicoverslagen, van zijn risicobeoordeling, en het verstrekken van advies aan de Commissie over opties voor de aanpak van restrisico’s met betrekking tot een bepaald veiligheidsaccreditatiebesluit;
- k)
in nauwe samenwerking met de Commissie en op specifiek verzoek van de Raad, bijstand verlenen aan de Raad bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB;
- l)
het verrichten van de raadplegingen die hij nodig heeft om zijn taken uit te voeren.
4.
De Raad voor de veiligheidsaccreditatie verricht tevens de volgende taken:
- a)
opstellen en goedkeuren van dat deel van het meerjarig werkprogramma dat wordt bedoeld in artikel 8 bis, lid 1, betreffende de operationele activiteiten die onder het onderhavige hoofdstuk vallen en betreffende de financiële en personele middelen die noodzakelijk zijn voor de verrichting van die activiteiten, en tijdige indiening van dit deel bij de Raad van bestuur zodat het in het meerjarig programma kan worden opgenomen;
- b)
opstellen en goedkeuren van dat deel van het jaarlijkse werkprogramma dat wordt bedoeld in artikel 8 bis, lid 2, betreffende de operationele activiteiten die onder het onderhavige hoofdstuk vallen en betreffende de financiële en personele middelen die noodzakelijk zijn voor de verrichting van die activiteiten, en tijdige indiening van dit deel bij de Raad van bestuur zodat het in het meerjarige programma kan worden opgenomen;
- c)
opstellen en goedkeuren van dat deel van het jaarverslag dat wordt bedoeld in artikel 6, lid 2, onder h), betreffende de activiteiten en de vooruitzichten van het Agentschap die onder het onderhavige hoofdstuk vallen en betreffende de financiële en personele middelen die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van die activiteiten en vooruitzichten, en het tijdige indienen van dit deel bij de Raad van bestuur zodat het in het jaarverslag kan worden opgenomen;
- d)
het reglement van orde vaststellen en het bekendmaken.
5.
De Commissie houdt de Raad voor de veiligheidsaccreditatie permanent op de hoogte van de gevolgen van de door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie voorgenomen besluiten, voor het goede verloop van de programma’s, alsmede van de uitvoering van plannen voor de aanpak van restrisico’s. De Raad voor de veiligheidsaccreditatie neemt nota van dergelijke adviezen van de Commissie.
6.
De besluiten van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie worden aan de Commissie toegezonden.
7.
De Raad voor de veiligheidsaccreditatie bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat, één vertegenwoordiger van de Commissie en één vertegenwoordiger van de hoge vertegenwoordiger. De lidstaten, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger trachten het verloop van hun respectievelijke vertegenwoordigers in de Raad voor de veiligheidsaccreditatie te beperken. De ambtstermijn van de leden van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie bedraagt vier jaar en kan worden verlengd. Een vertegenwoordiger van het ESA wordt uitgenodigd om de vergaderingen van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie als waarnemer bij te wonen. Bij uitzondering kunnen ook vertegenwoordigers van derde landen of internationale organisaties worden uitgenodigd om vergaderingen als waarnemers bij te wonen voor aangelegenheden die die derde landen of internationale organisaties rechtstreeks aanbelangen. Regelingen voor die deelname van vertegenwoordigers van derde landen of internationale organisaties en de voorwaarden ervan worden vastgelegd in de in artikel 23, lid 1, bedoelde overeenkomsten, en moeten het reglement van orde van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie naleven.
8.
De Raad voor de veiligheidsaccreditatie kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter met een meerderheid van twee derde van alle stemgerechtigde leden. De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn taken te verrichten.
De Raad voor de veiligheidsaccreditatie is bevoegd om de voorzitter, de vicevoorzitter of beiden te ontslaan. Hij neemt het besluit daartoe met een meerderheid van twee derde van zijn leden.
De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie bedraagt twee jaar en kan een keer worden verlengd. De ambtstermijn van beide personen neemt een einde wanneer zij hun hoedanigheid van lid van Raad voor de veiligheidsaccreditatie verliezen.
9.
De Raad voor de veiligheidsaccreditatie beschikt over alle personele en materiële middelen die nodig zijn om passende administratieve ondersteuningsfuncties te vervullen en om hem in staat te stellen zich, samen met de in lid 11 vermelde organen, onafhankelijk van zijn taken te kwijten, met name bij het behandelen van dossiers, het inleiden en bewaken van de uitvoering van veiligheidsprocedures, het uitvoeren van veiligheidsaudits van de systemen, het voorbereiden van besluiten en het beleggen van zijn vergaderingen. Hij heeft tevens toegang tot alle informatie die van nut is voor de uitvoering van zijn taken en waarover het Agentschap beschikt, onverminderd de in artikel 10, onder i), vastgelegde beginselen autonomie en onafhankelijkheid.
10.
De Raad voor de veiligheidsaccreditatie en het personeel van het Agentschap dat onder zijn toezicht is geplaatst, verrichten hun werkzaamheden zo dat autonomie en onafhankelijkheid ten opzichte van de andere activiteiten van het Agentschap gewaarborgd zijn, met name ten opzichte van de operationele activiteiten in samenhang met de exploitatie van de systemen, overeenkomstig de doelstellingen van het programma. Daartoe wordt binnen het Agentschap een daadwerkelijke organisatorische scheiding tot stand gebracht tussen het personeel dat zich bezighoudt met de activiteiten die onder dit hoofdstuk vallen, en het andere personeel van het Agentschap. De Raad voor de veiligheidsaccreditatie brengt de uitvoerend directeur, de raad van bestuur en de Commissie onmiddellijk op de hoogte van alle omstandigheden die zijn autonomie of onafhankelijkheid in de weg zouden kunnen staan. Indien geen oplossing wordt gevonden binnen het Agentschap, onderzoekt de Commissie de situatie in overleg met de betrokken partijen. Op basis van het resultaat van dat onderzoek stelt de Commissie de door het Agentschap uit te voeren passende risicobeperkende maatregelen vast en brengt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan op de hoogte.
11.
De Raad voor de veiligheidsaccreditatie richt speciale ondergeschikte organen op die specifieke vraagstukken overeenkomstig zijn instructies behandelen. In het bijzonder richt de Raad, onder waarborging van de noodzakelijke continuïteit van de werkzaamheden, een panel op dat evaluaties en tests van veiligheidsanalyses uitvoert met het oog op de opstelling van risicoverslagen ter zake om hem bij te staan bij de voorbereiding van zijn besluiten. De Raad voor de veiligheidsaccreditatie kan deskundigengroepen oprichten om een bijdrage te leveren aan de werkzaamheden van het panel en kan zij deze groepen ook ontbinden.
12.
Onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten en de bij artikel 14, lid 1, onder a), i), van Verordening (EU) nr. 1285/2013 aan het Agentschap toebedeelde taak wordt tijdens de stationeringsfase van het Galileo-programma onder toezicht van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie een deskundigengroep van de lidstaten opgericht die de taken van de instantie voor de distributie van versleuteling (IDV) moet verrichten met betrekking tot het beheer van cryptografisch materiaal van de Unie, met name voor:
- i)
het beheer van vluchtsleutelcodes en andere codes die noodzakelijk zijn voor de werking van het in het kader van het Galileo-programma opgezette systeem;
- ii)
de verificatie van de vaststelling en uitvoering van procedures voor de boekhouding, veilige behandeling, opslag en verstrekking van PRS-sleutelcodes.
13.
Indien er geen consensus kan worden bereikt overeenkomstig de in artikel 10 vermelde algemene beginselen, stelt de Raad voor de veiligheidsaccreditatie besluiten vast met de in artikel 16 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde meerderheid en onverminderd artikel 9. De vertegenwoordiger van de Commissie en de vertegenwoordiger van de hoge vertegenwoordiger stemmen niet. De door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie vastgestelde besluiten worden door zijn voorzitter namens de Raad voor de veiligheidsaccreditatie ondertekend.
14.
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk op de hoogte van de gevolgen van veiligheidsaccreditatiebesluiten voor het goede verloop van de programma’s. Indien de Commissie van oordeel is dat een door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie genomen besluit belangrijke gevolgen kan hebben voor het goede verloop van de programma’s, bijvoorbeeld wat betreft kosten, tijdschema’s of prestaties, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan onverwijld in kennis.
15.
Rekening houdend met de standpunten van het Europees Parlement en de Raad, die binnen een maand kenbaar moeten worden gemaakt, kan de Commissie passende maatregelen nemen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1285/2013.
16.
De Raad van bestuur wordt op gezette tijden in kennis gesteld van het verloop van de werkzaamheden van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie.
17.
In het tijdschema voor de werkzaamheden van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie wordt rekening gehouden met het jaarlijkse werkprogramma als bedoeld in artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1285/2013.