Einde inhoudsopgave
Traktaat tot definitieve regeling der wederzijdsche regten en belangen
Artikel 61
Geldend
Geldend vanaf 05-02-1843
- Bronpublicatie:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-02-1843
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Tegen betaling eener som van vier millioen drie honderd dertigduizend gulden, doet het Nederlandsche Gouvernement, in naam van Zijne Majesteit Koning Willem Frederik, Graaf van Nassau, en zich voor gezegde Zijne Majesteit sterk makende, afstand van alle vorderingen en verhaal ter zake van verstrekkingen en voorschotten door Zijne Majesteit zelve en voor Hoogstdeszelfs rekening gedaan voor de kanalisatie van de Sambre, de daarstelling of weder-afstand der kanalen van Pommereuil naar Antoing, van Charleroi naar Brussel en van het op Belgisch grondgebied gelegen gedeelte van dat van Gent naar Terneuzen, gelijk mede voor alle andere kanalen en openbare werken hoe ook genaamd, welke in Belgie zijn daargesteld.
2.
Deze som zal worden voldaan:
- 1°
door de 1,830,000 gulden losrenten, waarvan in het voorgaande artikel is gesproken en die zullen worden afgezonderd zoo als zulks gezegd wordt in art. 57 van het tegenwoordige traktaat;
- 2°
door eenen schuldbrief van 2,500,000 gulden van de Brusselsche algemeene maatschappij op twee jaren dato en eene jaarlijksche rente gevende van 4 ten honderd.