Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 8.6 [Verblijfsvergunning voor Benelux-onderdaan
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2016
- Bronpublicatie:
17-02-2016, Stb. 2016, 86 (uitgifte: 24-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-02-2016, Stb. 2016, 86 (uitgifte: 24-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd die is ingediend door een vreemdeling die onderdaan is van België of Luxemburg die geen gemeenschapsonderdaan is, kan slechts worden afgewezen, indien de vreemdeling:
- a.
een actuele bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt; of
- b.
niet over voldoende middelen van bestaan beschikt.
2.
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd die is ingediend door de in het eerste lid bedoelde vreemdeling, wordt niet afgewezen, en de verblijfsvergunning wordt niet ingetrokken, op grond van de omstandigheid dat de vreemdeling niet meer over voldoende middelen van bestaan beschikt.
3.
In afwijking van artikel 21, eerste en zesde lid, van de Wet, wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd die is ingediend door een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid die nog niet gedurende een tijdvak van vijf jaren rechtmatig verblijf heeft gehad, slechts afgewezen, indien hij:
- a.
een actuele bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt; of
- b.
niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4.
In afwijking van artikel 21 van de Wet, kan de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd die is verleend aan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, slechts worden ingetrokken op de in het derde lid, onder a, bedoelde grond.