Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland nopens het verloop van de gemeenschappelijke landgrens, de grenswateren, het grondbezit in de nabijheid van de grens, het grensoverschrijdende verkeer over land en via de binnenwateren en andere met de grens verband houdende vraagstukken (Grensverdrag)
Artikel 30
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1963
- Bronpublicatie:
08-04-1960, Trb. 1960, 68 (uitgifte: 18-07-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1963
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-1963, Trb. 1963, 114 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Beslissingen van Nederlandse gerechten in burgerlijke zaken, die vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn gegeven en die voor of na dat tijdstip in kracht van gewijsde zijn gegaan, worden in de Bondsrepubliek Duitsland erkend en na afgifte van een verklaring van uitvoerbaarheid als binnenlandse titels tenuitvoergelegd, wanneer de schuldenaar op het ogenblik waarop het geding tegen hem aanhangig werd gemaakt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in de in artikel 4 bedoelde gebieden had. Hetzelfde geldt ten aanzien van beslissingen die eerst na de inwerkingtreding van dit Verdrag worden gegeven en in kracht van gewijsde gaan, indien het geding in eerste aanleg reeds vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag bij een Nederlands gerecht aanhangig was. Artikel 26 blijft onverlet.
2.
Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op tenuitvoerlegging van authentieke akten betreffende burgerrechtelijke aanspraken die in Nederland vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn verleden.
3.
De griffier van het ‘Amtsgericht’ tot welks ressort het betreffende in artikel 4 bedoelde gebied behoort, geeft de verklaring van uitvoerbaarheid af, luidende: ‘Vorstehende Ausfertigung wird dem … zum Zweck der Zwangsvollstreckung in der Bundesrepublik Deutschland erteilt’ (‘Voorgaande grosse wordt aan … afgegeven ter fine van gedwongen tenuitvoerlegging in de Bondsrepubliek Duitsland’). Voor de eis tot afgifte van de verklaring van uitvoerbaarheid en voor de beslissing over bezwaren welke de te executeren vordering zelf betreffen, is het Duitse gerecht bevoegd tot welks ressort de schuldenaar ingevolge de Duitse ‘Zivilprozessordnung’ behoort, en anders het gerecht waarbij overeenkomstig § 23 van de Duitse ‘Zivilprozessordnung’ een eis tegen hem kan worden ingesteld.
4.
Indien burgerlijke zaken die voor een Nederlands gerecht aanhangig zijn gemaakt en waarin vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel is verkregen, binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag bij een Duits gerecht aanhangig worden gemaakt, worden verjaring en vervaltermijnen geacht te zijn geschorst met ingang van het ogenblik waarop de zaak bij het Nederlandse gerecht aanhangig was gemaakt.