Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
Artikel 42 Onaanvaardbare rechtvaardiging voor misdrijven, met inbegrip van misdrijven gepleegd in het kader van de zogenaamde ‘eer’
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2014
- Bronpublicatie:
11-05-2011, Trb. 2012, 233 (uitgifte: 12-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2015, Trb. 2015, 197 (uitgifte: 15-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
De partijen nemen de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat bij strafprocedures ingesteld na het plegen van een van de daden van geweld die vallen onder de reikwijdte van dit Verdrag, cultuur, gewoonte, religie, traditie of de zogenaamde ‘eer’ niet worden aangemerkt als rechtvaardiging voor deze daden. Dit heeft met name betrekking op beweringen dat het slachtoffer culturele, religieuze, sociale of traditionele normen zou hebben overtreden of gewoonten met betrekking tot gepast gedrag zou hebben geschonden.
2.
De partijen nemen de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat het feit dat een persoon een kind aanzet tot het plegen van de handelingen bedoeld in het eerste lid niets afdoet aan de strafrechtelijke aansprakelijkheid van die persoon voor de gepleegde handelingen.