Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 748/2012 tot vaststelling van uitvoerings voorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering of verklaring van overeenstemming van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen, uitrustingsstukken, bedienings- en monitorin geenheden en componenten van bedienings- en monitoringeenheden, alsmede inzake de bekwaamheids vereisten van ontwerp- en productieorganisaties (herschikking)
Bijlage I
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-05-2025.
- Bronpublicatie:
10-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1110 (uitgifte: 23-05-2024, regelingnummer: 2024/1110)
13-03-2024, PbEU L 2024, 2024/1108 (uitgifte: 23-05-2024, regelingnummer: 2024/1108)
- Inwerkingtreding
12-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1110 (uitgifte: 23-05-2024, regelingnummer: 2024/1110)
13-03-2024, PbEU L 2024, 2024/1108 (uitgifte: 23-05-2024, regelingnummer: 2024/1108)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Deel 21. Certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen, uitrustingsstukken, bedienings- en monitoringeenheden en componenten van bedienings- en monitoringeenheden, en van ontwerp- en productieorganisaties
Inhoudsopgave
- 21.1.
Bevoegde autoriteit
- 21.2.
Toepassingsgebied
- SECTIE A.
TECHNISCHE EISEN
- SUBDEEL A.
ALGEMENE BEPALINGEN
- 21.A.1.
Toepassingsgebied
- 21.A.2.
Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat
- 21.A.3A.
Meldingssysteem
- 21.A.3B.
Luchtwaardigheidsaanwijzingen
- 21.A.4.
Coördinatie tussen ontwerp en productie
- 21.A.5.
Administratie
- 21.A.6.
Handboeken
- 21.A.7.
Instructies voor blijvende luchtwaardigheid
- 21.A.9.
Toegang en onderzoek
- SUBDEEL B.
TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
- 21.A.11.
Toepassingsgebied
- 21.A.13.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.14.
Bewijs van bekwaamheid
- 21.A.15.
Aanvraag
- 21.A.19.
Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen
- 21.A.20.
Overeenstemming met de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen
- 21.A.21.
Eisen voor de afgifte van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat
- 21.A.31.
Typeontwerp
- 21.A.33.
Onderzoek en tests
- 21.A.35.
Vliegproeven
- 21.A.41.
Typecertificaat
- 21.A.44.
Verplichtingen van de houder
- 21.A.47.
Overdraagbaarheid
- 21.A.51.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.62.
Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid
- 21.A.65.
Blijvende structurele integriteit van vliegtuigstructuren
- (SUBDEEL C.
NIET VAN TOEPASSING)
- SUBDEEL D.
WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
- 21.A.90A.
Toepassingsgebied
- 21.A.90B.
Standaardwijzigingen
- 21.A.90C.
Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid
- 21.A.91.
Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat
- 21.A.92.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.93.
Aanvraag
- 21.A.95.
Eisen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen
- 21.A.97.
Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen
- 21.A.101.
Typecertificeringsbasis, certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieueisen voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat
- 21.A.108.
Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid
- 21.A.109.
Verplichtingen en EPA-markering
- SUBDEEL E.
AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN
- 21.A.111.
Toepassingsgebied
- 21.A.112A.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.112B.
Bewijs van bekwaamheid
- 21.A.113.
Aanvraag om een aanvullend typecertificaat
- 21.A.115.
Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen in de vorm van een aanvullend typecertificaat
- 21.A.116.
Overdraagbaarheid
- 21.A.117.
Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft
- 21.A.118A.
Verplichtingen en EPA-markering
- 21.A.118B.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.120B.
Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid
- SUBDEEL F.
PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
- 21.A.121.
Toepassingsgebied
- 21.A.122.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.124.
Aanvraag
- 21.A.124A.
Wijzen van naleving
- 21.A.125A.
Afgifte van een akkoordverklaring
- 21.A.125B.
Bevindingen en opmerkingen
- 21.A.125C.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.126.
Productiecontrolesysteem
- 21.A.127.
Proeven: luchtvaartuigen
- 21.A.128.
Proeven: motoren, propellers en bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
- 21.A.129.
Verplichtingen van de productieorganisatie
- 21.A.130.
Conformiteitsverklaring
- SUBDEEL G.
ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
- 21.A.131.
Toepassingsgebied
- 21.A.133.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.134.
Aanvraag
- 21.A.134A.
Wijzen van naleving
- 21.A.135.
Afgifte van een erkenning als productieorganisatie
- 21.A.139.
Productiebeheersysteem
- 21.A.139A.
Beheersysteem voor informatiebeveiliging
- 21.A.143.
Productieorganisatiehandboek
- 21.A.145.
Middelen
- 21.A.147.
Wijzigingen in het productiebeheersysteem
- 21.A.148.
Wijzigingen van vestigingsplaats
- 21.A.149.
Overdraagbaarheid
- 21.A.151.
Erkenningsvoorwaarden
- 21.A.153.
Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden
- 21.A.157.
Bevindingen en opmerkingen
- 21.A.158.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.159.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.163.
Bevoegdheden
- 21.A.165.
Verplichtingen van de houder
- SUBDEEL H.
BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID
- 21.A.171.
Toepassingsgebied
- 21.A.172.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.173.
Classificatie
- 21.A.174.
Aanvraag
- 21.A.175.
Taal
- 21.A.177.
Amendement of wijziging
- 21.A.179.
Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten
- 21.A.181.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.182.
Identificatie van het luchtvaartuig
- SUBDEEL I.
GELUIDSCERTIFICATEN
- 21.A.201.
Toepassingsgebied
- 21.A.203.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.204.
Aanvraag
- 21.A.207.
Amendement of wijziging
- 21.A.209.
Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten
- 21.A.211.
Duur en blijvende geldigheid
- SUBDEEL J.
ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE
- 21.A.231.
Toepassingsgebied
- 21.A.233.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.234.
Aanvraag
- 21.A.235.
Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie
- 21.A.239.
Ontwerpbeheersysteem
- 21.A.239A.
Beheersysteem voor informatiebeveiliging
- 21.A.243.
Handboek
- 21.A.245.
Middelen
- 21.A.247.
Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem
- 21.A.249.
Overdraagbaarheid
- 21.A.251.
Erkenningsvoorwaarden
- 21.A.253.
Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden
- 21.A.258.
Bevindingen en opmerkingen
- 21.A.259.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.263.
Bevoegdheden
- 21.A.265.
Verplichtingen van de houder
- SUBDEEL K.
ONDERDELEN, UITRUSTINGSSTUKKEN EN COMPONENTEN VAN BEDIENINGS- EN MONITORINGEENHEDEN (CMU's)
- 21.A.301.
Toepassingsgebied
- 21.A.303.
Overeenstemming met de toepasselijke vereisten
- 21.A.305.
Goedkeuring van onderdelen, uitrustingsstukken en componenten van bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
- 21.A.307.
Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd
- 21.A.308.
Geschiktheid van een component voor installatie op een bedienings- en monitoringeenheid (CMU)
- (SUBDEEL L.
NIET VAN TOEPASSING)
- SUBDEEL M.
REPARATIES
- 21.A.431A.
Toepassingsgebied
- 21A431B.
Standaardreparaties
- 21.A.432A.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.432B.
Bewijs van bekwaamheid
- 21.A.432C.
Aanvraag van een goedkeuring van een reparatieontwerp
- 21.A.433.
Eisen voor de goedkeuring van een reparatieontwerp
- 21.A.435.
Classificatie en goedkeuring van reparatieontwerpen
- 21.A.439.
Productie van reparatieonderdelen
- 21.A.441.
Uitvoering van een reparatie
- 21.A.443.
Beperkingen
- 21.A.445.
Niet-gerepareerde schade
- 21.A.451.
Verplichtingen en EPA-markering
- (SUBDEEL N.
NIET VAN TOEPASSING)
- SUBDEEL O.
ETSO-AUTORISATIES
- 21.A.601.
Toepassingsgebied
- 21.A.602A.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.602B.
Bewijs van bekwaamheid
- 21.A.603.
Aanvraag
- 21.A.604.
ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU)
- 21.A.605.
Vereisten inzake gegevens
- 21.A.606.
Eisen voor de afgifte van een ETSO-autorisatie
- 21.A.607.
Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie
- 21.A.608.
Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP)
- 21.A.609.
Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties
- 21.A.610.
Goedkeuring voor een afwijking
- 21.A.611.
Ontwerpwijzigingen
- 21.A.619.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.621.
Overdraagbaarheid
- SUBDEEL P.
VLIEGVERGUNNING
- 21.A.701.
Toepassingsgebied
- 21.A.703.
Aanvaardbaarheid
- 21.A.707.
Aanvraag van een vliegvergunning
- 21.A.708.
Vluchtvoorwaarden
- 21.A.709.
Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden
- 21.A.710.
Goedkeuring van vluchtvoorwaarden
- 21.A.711.
Afgifte van een vliegvergunning
- 21.A.713.
Wijzigingen
- 21.A.715.
Taal
- 21.A.719.
Overdraagbaarheid
- 21.A.721.
Inspecties
- 21.A.723.
Duur en blijvende geldigheid
- 21.A.725.
Verlenging van de vliegvergunning
- 21.A.727.
Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning
- SUBDEEL Q.
IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN, UITRUSTINGSSTUKKEN, BEDIENINGS- EN MONITORINGEENHEDEN (CMU's) EN COMPONENTEN VAN BEDIENINGS- EN MONITORINGEENHEDEN
- 21.A.801.
Identificatie van producten en bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
- 21.A.803.
Behandeling van de identificatiegegevens
- 21.A.804.
Identificatie van onderdelen, uitrustingsstukken en componenten van bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
- 21.A.805.
Identificatie van kritieke onderdelen
- 21.A.807.
Identificatie van ETSO-artikelen
- SECTIE B.
PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN
- SUBDEEL A.
ALGEMENE BEPALINGEN
- 21.B.10.
Toezichtsdocumentatie
- 21.B.15.
Informatie aan het Agentschap
- 21.B.20.
Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem
- 21.B.20A.
Onmiddellijke reactie op een informatiebeveiligingsincident of kwetsbaarheid met gevolgen voor de veiligheid van de luchtvaart
- 21.B.25.
Beheersysteem
- 21.B.30.
Toewijzing van taken
- 21.B.35.
Wijzigingen in het beheersysteem
- 21.B.55.
Registratie van gegevens
- 21.B.65.
Opschorting, beperking en intrekking
- SUBDEEL B.
TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
- 21.B.70.
Certificeringsspecificaties
- 21.B.75.
Bijzondere voorwaarden
- 21.B.80.
Typecertificeringsbasis voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat
- 21.B.82.
Certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat van een luchtvaartuig
- 21.B.85.
Aanduiding van de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat
- 21.B.100.
Niveau van betrokkenheid
- 21.B.103.
Afgifte van een typecertificaat of beperkt typecertificaat
- (SUBDEEL C.
NIET VAN TOEPASSING)
- SUBDEEL D.
WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
- 21.B.105.
Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat
- 21.B.107.
Afgifte van een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat
- SUBDEEL E.
AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN
- 21.B.109.
Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een aanvullend typecertificaat
- 21.B.111.
Afgifte van een aanvullend typecertificaat
- SUBDEEL F.
PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
- 21.B.115.
Wijzen van naleving
- 21.B.120.
Initiële certificeringsprocedure
- 21.B.125.
Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen
- 21.B.135.
Behoud van de akkoordverklaring
- 21.B.140.
Wijziging van een akkoordverklaring
- 21.B.215.
Wijzen van naleving
- SUBDEEL G.
ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
- 21.B.220.
Initiële certificeringsprocedure
- 21.B.221.
Toezichtsbeginselen
- 21.B.222.
Toezichtsprogramma
- 21.B.225.
Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen
- 21.B.230.
Afgifte van een certificaat
- 21.B.235.
Permanent toezicht
- 21.B.240.
Wijzigingen in het productiebeheersysteem
- 21.B.240A.
Wijzigingen van het beheersysteem voor informatiebeveiliging
- SUBDEEL H.
BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID
- 21.B.320.
Onderzoek
- 21.B.325.
Afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid
- 21.B.326.
Bewijs van luchtwaardigheid
- 21.B.327.
Beperkt bewijs van luchtwaardigheid
- SUBDEEL I.
GELUIDSCERTIFICATEN
- 21.B.420.
Onderzoek
- 21.B.425.
Afgifte van geluidscertificaten
- SUBDEEL J.
ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE
- 21.B.430.
Initiële certificeringsprocedure
- 21.B.431.
Toezichtsbeginselen
- 21.B.432.
Toezichtsprogramma
- 21.B.433.
Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen
- 21.B.435.
Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem
- 21.B.435A.
Wijzigingen van het beheersysteem voor informatiebeveiliging
- SUBDEEL K.
ONDERDELEN, UITRUSTINGSSTUKKEN EN COMPONENTEN VAN BEDIENINGS- EN MONITORINGEENHEDEN (CMU's)
- (SUBDEEL L.
NIET VAN TOEPASSING)
- SUBDEEL M.
REPARATIES
- 21.B.450.
Typecertificeringsbasis en milieueisen voor een goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie
- 21.B.453.
Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp
- (SUBDEEL N.
NIET VAN TOEPASSING)
- SUBDEEL O.
ETSO-AUTORISATIES
- 21.B.480.
Afgifte van een ETSO-autorisatie
- SUBDEEL P.
VLIEGVERGUNNING
- 21.B.520.
Onderzoek
- 21.B.525.
Afgifte van een vliegvergunning
- SUBDEEL Q.
IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN, UITRUSTINGSSTUKKEN, BEDIENINGS- EN MONITORINGEENHEDEN (CMU's) EN COMPONENTEN VAN BEDIENINGS- EN MONITORINGEENHEDEN
Aanhangsels
- Aanhangsel I.
EASA-formulier 1 — Certificaat van vrijgave
- Aanhangsel II.
EASA-formulieren 15a en 15c — Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid
- Aanhangsel III.
EASA-formulier 20a — Vliegvergunning
- Aanhangsel IV.
EASA-formulier 20b — Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties)
- Aanhangsel V.
EASA-formulier 24 — Beperkt bewijs van luchtwaardigheid
- Aanhangsel VI.
EASA-formulier 25 — Bewijs van luchtwaardigheid
- Aanhangsel VII.
EASA-formulier 45 — Geluidscertificaat
- Aanhangsel VIII.
EASA-formulier 52 — Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen
- Aanhangsel IX.
EASA-formulier 53 — Bewijs van vrijgave voor gebruik
- Aanhangsel X.
EASA-formulier 55 — Certificaat erkenning als productieorganisatie
- Aanhangsel XI.
EASA-formulier 65 — Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie
- Aanhangsel XII.
Categorieën vliegproeven en kwalificaties van bemanningsleden voor vliegproeven.
21.1. Bevoegde autoriteit
In deze bijlage wordt verstaan onder ‘bevoegde autoriteit’:
- a)
voor sectie A, subdeel A,
- 1.
voor ontwerporganisaties, het Agentschap;
- 2.
voor productieorganisaties waarvan het hoofdkantoor gevestigd is op een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 (‘het Verdrag van Chicago’), de autoriteit die door die lidstaat of een andere lidstaat overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2018/1139 is aangewezen, of het Agentschap, indien de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 64 of 65 van Verordening (EU) 2018/1139 aan het Agentschap is overgedragen;
- 3.
voor productieorganisaties waarvan het hoofdkantoor gevestigd is buiten een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, het Agentschap;
- b)
voor sectie A, subdelen B, D, E, J, K, M, O en Q, het Agentschap;
- c)
voor sectie A, subdelen F en G:
- 1.
voor natuurlijke of rechtspersonen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is op een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, de autoriteit die door die lidstaat of een andere lidstaat overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2018/1139 is aangewezen, of het Agentschap, indien de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 64 of, voor wat subdeel G betreft, artikel 65 van Verordening (EU) 2018/1139 aan het Agentschap is overgedragen;
- 2.
voor natuurlijke of rechtspersonen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is buiten een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, het Agentschap;
- d)
voor sectie A, subdelen H en I, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar het luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd:
- e)
voor sectie A, subdeel P:
- 1.
voor in een lidstaat geregistreerde luchtvaartuigen, de door de lidstaat van registratie aangewezen autoriteit;
- 2.
voor niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften voor identificatieaanduidingen uitvaardigde;
- 3.
voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden in verband met de veiligheid van het ontwerp, het Agentschap.
21.2. Toepassingsgebied
In sectie A van deze bijlage worden de algemene bepalingen vastgesteld betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze bijlage is of zal worden afgegeven.
In sectie B van deze bijlage worden de voorwaarden vastgesteld voor de uitvoering van het toezicht op en de handhaving van de certificering, en de eisen inzake het administratieve en beheersysteem waaraan moet worden voldaan door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de uitvoering van sectie A van deze bijlage.
Sectie A. Technische eisen
Subdeel A. Algemene bepalingen
21.A.1. Toepassingsgebied
In dit subdeel worden de algemene rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze bijlage is of zal worden afgegeven.
21.A.2. Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat
De acties en verplichtingen die overeenkomstig deze sectie moeten worden uitgevoerd door de aanvrager of houder van een certificaat voor een product, onderdeel, uitrustingsstuk, bedienings- en monitoringeenheid of component van een bedienings- en monitoringeenheid mogen in zijn naam worden uitgevoerd door een andere natuurlijke of rechtspersoon, op voorwaarde dat de aanvrager of houder van dat certificaat kan aantonen dat hij een overeenkomst met die andere persoon heeft gesloten om zeker te stellen dat de verplichtingen van de certificaathouder naar behoren worden en zullen worden vervuld.
21.A.3A. Meldingssysteem
- a)
Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1) en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen moet elke natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag heeft ingediend voor of houder is van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of elke andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend:
- 1.
een systeem voor het verzamelen, onderzoeken en analyseren van voorvalmeldingen opzetten en onderhouden om ongunstige trends vast te stellen of tekortkomingen aan te pakken en om voorvallen waarvan de melding overeenkomstig punt 3 verplicht is en voorvallen die vrijwillig worden gemeld, op te vragen. Als de hoofdvestiging zich in een lidstaat bevindt, kan één systeem worden opgezet om te voldoen aan de eisen van Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende uitvoeringshandelingen, en aan de eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het meldingssysteem omvat:
- i)
meldingen van en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen die nadelige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de blijvende luchtwaardigheid van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten die vallen onder het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn afgegeven;
- ii)
fouten, bijna-ongevallen en gevaren die niet onder punt i) vallen;
- 2.
aan bekende exploitanten van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten en, op verzoek, aan elke persoon die op grond van andere uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen is gemachtigd, informatie verstrekken over het overeenkomstig punt 1 opgezette systeem en over de wijze waarop meldingen van en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere in punt 1, i), vermelde voorvallen moeten worden verstrekt;
- 3.
aan het Agentschap melding maken van alle gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen waarvan hij op de hoogte is en die verband houden met producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten die vallen onder het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn afgegeven, en die hebben geleid of zouden kunnen leiden tot een onveilige toestand.
- b)
Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen moet elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van of een aanvraag heeft ingediend voor een certificaat erkenning als productieorganisatie krachtens subdeel G van deze sectie, of die een product, onderdeel, uitrustingsstuk, UAS, CMU of CMU-component produceert krachtens subdeel F van deze sectie:
- 1.
een systeem opzetten en onderhouden voor het verzamelen en beoordelen van voorvalmeldingen, met inbegrip van meldingen van fouten, bijna-ongevallen en gevaren, om ongunstige trends vast te stellen of tekortkomingen aan te pakken en om voorvallen waarvan de melding overeenkomstig de punten 2 en 3 van dit punt verplicht is en voorvallen die vrijwillig worden gemeld, op te vragen. Organisaties die hun hoofdvestiging in een lidstaat hebben, mogen één systeem invoeren om te voldoen aan de eisen van Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende uitvoeringshandelingen, en van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen;
- 2.
aan de verantwoordelijke houder van de ontwerpgoedkeuring melding maken van alle gevallen waarin producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten door de productieorganisatie zijn vrijgegeven en waarin vervolgens mogelijke afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens zijn vastgesteld, en samen met de houder van de ontwerpgoedkeuring onderzoeken welke afwijkingen kunnen leiden tot een onveilige toestand;
- 3.
aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstig punt 21.1 verantwoordelijke lidstaat en aan het Agentschap melding maken van de afwijkingen die overeenkomstig 21.A.3A, b), punt 2, zijn vastgesteld en die tot een onveilige toestand zouden kunnen leiden;
- 4.
als de productieorganisatie optreedt als leverancier van een andere productieorganisatie, eveneens aan die andere organisatie melding maken van alle gevallen waarin zij producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten aan die organisatie heeft vrijgegeven, alsook van de eventuele afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens die daarna zijn vastgesteld.
- c)
Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen beschermt elke natuurlijke of rechtspersoon bij een melding overeenkomstig de punten a), 3), en b), 2), 3) en 4), op passende wijze de vertrouwelijkheid van de melder en van de in de melding genoemde persoon (personen).
- d)
Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen maakt elke natuurlijke of rechtspersoon de in de punten a), 3), en b), 3), bedoelde meldingen in een vorm en op een wijze die door respectievelijk het Agentschap of de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld, en verzendt hij die zo spoedig mogelijk en in elk geval niet meer dan 72 uur nadat de natuurlijke of rechtspersoon heeft vastgesteld dat het voorval tot een mogelijk onveilige toestand kan leiden, tenzij uitzonderlijke omstandigheden dat verhinderen.
- e)
Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, als een volgens punt a), 3), of punt b), 3), gemeld voorval het gevolg is van een tekortkoming in het ontwerp of de productie, stelt de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de ETSO-autorisatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend, of de productieorganisatie, naargelang het geval, een onderzoek in naar de reden van de tekortkoming en maakt aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstig punt 21.1 verantwoordelijke lidstaat en het Agentschap melding van de resultaten van dat onderzoek en de maatregelen die hij of zij voornemens is te treffen of voor te stellen om die tekortkoming te verhelpen.
- f)
Als het Agentschap oordeelt dat een maatregel dient te worden getroffen om de tekortkoming te verhelpen, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de ETSO-autorisatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend, of de productieorganisatie, naargelang het geval, de desbetreffende gegevens bij de bevoegde autoriteit op haar verzoek indienen.
21.A.3B. Luchtwaardigheidsaanwijzingen
- a)
Een luchtwaardigheidsaanwijzing is een door het Agentschap uitgevaardigd of overgenomen document dat werkzaamheden oplegt die aan een luchtvaartuig of een CMU moeten worden uitgevoerd om opnieuw een aanvaardbaar veiligheidsniveau tot stand te brengen, als er aanwijzingen zijn dat het veiligheidsniveau van het luchtvaartuig, het UAS of de CMU anders zou kunnen worden aangetast.
- b)
Het Agentschap vaardigt een luchtwaardigheidsaanwijzing uit als:
- 1.
door het Agentschap een onveilige toestand in een luchtvaartuig, UAS of CMU is vastgesteld, die het gevolg is van een tekortkoming in het luchtvaartuig of in een motor, propeller, onderdeel of uitrustingsstuk van dat luchtvaartuig, of van een tekortkoming in de CMU of de CMU-component, en
- 2.
deze toestand vermoedelijk aanwezig is of zich zal voordoen in andere luchtvaartuigen, UAS of CMU's.
- c)
Als een luchtwaardigheidsaanwijzing door het Agentschap moet worden uitgevaardigd om de in punt b) vermelde onveilige toestand te verhelpen of om een inspectie te laten uitvoeren, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, een ETSO-autorisatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening:
- 1.
de passende corrigerende maatregelen en/of de nodige inspecties voorstellen en de details van deze voorstellen ter goedkeuring voorleggen aan het Agentschap, en
- 2.
nadat de in punt 1 bedoelde voorstellen zijn goedgekeurd door het Agentschap, aan alle bekende gebruikers of eigenaars van de producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten, en, op verzoek, aan eenieder die moet voldoen aan de luchtwaardigheidsaanwijzing, de passende beschrijvende gegevens en uitvoeringsinstructies ter beschikking stellen.
- d)
Een luchtwaardigheidsaanwijzing moet ten minste de volgende informatie bevatten:
- 1.
een identificatie van de onveilige toestand;
- 2.
een identificatie van het betreffende luchtvaartuig of de betreffende CMU;
- 3.
de vereiste maatregel(en);
- 4.
de uitvoeringstermijn voor de vereiste maatregel(en);
- 5.
de datum van inwerkingtreding van de luchtwaardigheidsaanwijzing.
21.A.4. Coördinatie tussen ontwerp en productie
Elke houder van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een wijziging aan een typecertificaat of een goedkeuring van een reparatieontwerp moet zo nodig samenwerken met de productieorganisatie om te komen tot:
- a)
een toereikende coördinatie tussen ontwerp en productie, zoals voorgeschreven in punt 21.A.122, 21A.130, onder b), punten 3) en 4), 21A.133 en 21A.165, onder c), punten 2) en 3), voor zover van toepassing, en
- b)
een passende ondersteuning van de blijvende luchtwaardigheid van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten.
21.A.5. Administratie
Alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een typecertificaat, beperkt typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ETSO-autorisatie, ontwerp- of reparatiegoedkeuring, vliegvergunning, certificaat erkenning als productieorganisatie of akkoordverklaring krachtens deze verordening:
- a)
zetten, als zij producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten ontwerpen, wijzigen of repareren, een systeem voor het bijhouden van gegevens op en onderhouden de relevante ontwerpinformatie/-gegevens; die informatie/gegevens worden ter beschikking van het Agentschap gesteld om de informatie/gegevens te verstrekken die nodig zijn om de blijvende luchtwaardigheid van de producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten, de blijvende geldigheid van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de naleving van de toepasselijke milieubeschermingseisen te waarborgen;
- b)
bewaren, als zij een product, onderdeel, uitrustingsstuk, CMU of CMU-component produceren, de details van het productieproces die belangrijk zijn voor de conformiteit van het product, het onderdeel, het uitrustingsstuk, de CMU of de CMU-component met de toepasselijke ontwerpgegevens en de aan hun partners en leveranciers opgelegde eisen, en stellen die gegevens ter beschikking van de bevoegde autoriteit teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de permanente luchtwaardigheid van het product, het onderdeel, het uitrustingsstuk, de CMU of de CMU-component te waarborgen;
- c)
met betrekking tot vliegvergunningen:
- 1.
bewaren de documenten die zijn opgesteld om de vluchtomstandigheden vast te stellen en te rechtvaardigen, en stellen die ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde autoriteit van de lidstaat teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, het UAS en de CMU te waarborgen;
- 2.
bewaren, als zij een vliegvergunning afgeven op grond van de bevoegdheid van erkende organisaties, de bijbehorende documenten, met inbegrip van inspectierapporten en documenten ter ondersteuning van de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden en de afgifte van de vliegvergunning zelf, en stellen die ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het toezicht op de organisatie, teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, het UAS en de CMU te waarborgen;
- d)
bewaren de gegevens van de in punt 21.A.139, c), 21.A.145, b), 21.A.145, c), 21.A.239, c), 21.A.245, a), of 21. A.245, e), 1), vermelde bekwaamheden en kwalificaties van het personeel dat betrokken is bij de volgende functies:
- 1.
ontwerp of productie;
- 2.
onafhankelijk toezicht op de naleving van de relevante eisen door de organisatie;
- 3.
veiligheidsbeheer;
- e)
- 1.
de bevoegdheden van de erkende organisatie uitoefent overeenkomstig punt 21.A.163 en/of 21.A.263, naargelang het geval;
- 2.
de onafhankelijke taak verricht van toezicht op de naleving door de organisatie van de relevante eisen overeenkomstig punt 21.A.139, e), en/of punt 21.A.239, e), naargelang het geval;
- 3.
de onafhankelijke verificatietaak verricht van het aantonen van de naleving overeenkomstig punt 21. A.239, d), 2).
21.A.6. Handboeken
De houder van een typecertificaat, beperkt typecertificaat of aanvullend typecertificaat moet:
- a)
originele exemplaren samenstellen, bijhouden en actueel houden van alle handboeken of varianten van handboeken die voor het product, het UAS, de CMU of het artikel vereist worden door de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de toepasselijke milieueisen, en moet, op verzoek, kopieën bezorgen aan het Agentschap;
- b)
voor onbemande luchtvaartuigen, bepalen of de installatie van een CMU in een fysieke omgeving noodzakelijk is, en de exploitant alle nodige instructies verstrekken voor de installatie van de CMU en voor de vrijgave van die installatie overeenkomstig bijlage I (Deel-ML.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie.
21.A.7. Instructies voor blijvende luchtwaardigheid
- a)
De houder van een typecertificaat, beperkt typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een ontwerpwijziging of reparatieontwerp ontwikkelt of verwijst naar de instructies die nodig zijn om te garanderen dat gedurende de volledige levensduur van het luchtvaartuig of het UAS wordt voldaan aan de luchtwaardigheidsnorm voor het type luchtvaartuig, UAS en CMU en alle bijbehorende onderdelen of CMU-componenten, wanneer hij de naleving aantoont van de toepasselijke typecertificeringsbasis die door het Agentschap is vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig 21.B.80.
- b)
Minstens één reeks volledige instructies voor blijvende luchtwaardigheid moet worden verstrekt door de houder van:
- 1.
een typecertificaat of beperkt typecertificaat, aan elke bekende eigenaar van een of meer producten, UAS of CMU's bij de levering of bij de afgifte van het eerste bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid voor het betreffende luchtvaartuig, al naargelang welk van beide het laatst wordt afgegeven;
- 2.
een aanvullend typecertificaat of een goedkeuring van een ontwerpwijziging, aan alle bekende exploitanten van het product, het UAS of de CMU waarop de wijziging betrekking heeft, bij de vrijgave voor gebruik van het gewijzigde product of de gewijzigde CMU;
- 3.
een goedkeuring van een reparatieontwerp, aan alle bekende exploitanten van het product of de CMU waarop de reparatie betrekking heeft, bij de vrijgave voor gebruik van het product of de CMU waarin het reparatieontwerp is toegepast; het gerepareerde product, onderdeel, uitrustingsstuk of de gerepareerde CMU of CMU-component mag voor gebruik worden vrijgegeven voordat de desbetreffende instructies voor blijvende luchtwaardigheid zijn voltooid, maar dit slechts voor een beperkte gebruiksperiode en na akkoord van het Agentschap.
Daarna moeten de houders van een ontwerpgoedkeuring die instructies op verzoek ter beschikking stellen van alle andere personen die aan deze instructies moeten voldoen.
- c)
In afwijking van het bepaalde in punt b) mag de houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat de terbeschikkingstelling van een deel van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, dat betrekking heeft op geplande instructies met een lange doorlooptijd, uitstellen tot na de ingebruikname van het product of de CMU of het gewijzigde product of de gewijzigde CMU, maar hij moet die instructies ter beschikking stellen vóór het gebruik van deze gegevens vereist is voor het product of gewijzigd product.
- d)
De houder van een ontwerpgoedkeuring, die instructies voor blijvende luchtwaardigheid moet verstrekken overeenkomstig punt b), moet ook de wijzigingen van deze instructies ter beschikking stellen van alle bekende exploitanten van het product, het UAS of de CMU waarop de wijziging betrekking heeft en, op verzoek, van alle andere personen die aan die wijziging moeten voldoen. Die houder van een ontwerpgoedkeuring moet, op verzoek, aan het Agentschap aantonen dat het proces voor het aanbrengen van wijzigingen in de overeenkomstig dit punt verstrekte instructies voor blijvende luchtwaardigheid, passend is.
21.A.9. Toegang en onderzoek
Alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een typecertificaat, beperkt typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ETSO-autorisatie, ontwerp- of reparatiegoedkeuring, bewijs van luchtwaardigheid, geluidscertificaat, vliegvergunning, erkenning als ontwerporganisatie, certificaat erkenning als productieorganisatie of akkoordverklaring krachtens deze verordening:
- a)
verlenen de bevoegde autoriteit toegang tot alle faciliteiten, producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's, CMU-componenten, documenten, gegevens, processen, procedures of enig ander materiaal met het oog op het beoordelen van verslagen, het uitvoeren van inspecties of het uitvoeren of bijwonen van vlieg- en grondproeven, indien nodig, om na te gaan of de organisatie de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen initieel en blijvend naleeft;
- b)
treffen maatregelen om te waarborgen dat de bevoegde autoriteit de in punt a) bepaalde toegang krijgt, ook ten aanzien van partners, leveranciers en subcontractanten van de natuurlijke of rechtspersoon.
Subdeel B. Typecertificaten en beperkte typecertificaten
21.A.11. Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van typecertificaten voor producten en CMU's en beperkte typecertificaten voor luchtvaartuigen, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze certificaten.
21.A.13. Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.14 aangetoond heeft, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.
21.A.14. Bewijs van bekwaamheid
- a)
Een aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.
- b)
In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan deze bijlage, als het product een van de volgende is:
- 1.
een ELA2-luchtvaartuig;
- 2.
een in een ELA2-luchtvaartuig geïnstalleerde motor of propeller;
- 3.
een zuigermotor, of
- 4.
een propeller met vaste of variabele spoed.
- c)
In afwijking van punt a) mag een aanvrager zijn bekwaamheid bewijzen door van het Agentschap de aanvaarding te verkrijgen van zijn overeenkomstig punt 21.A.15, onder b), opgestelde certificeringsprogramma, voor zover het te certificeren product:
- 1.
een ELA1-luchtvaartuig, of
- 2.
een in een ELA1-luchtvaartuig geïnstalleerde motor of propeller is.
21.A.15. Aanvraag
- a)
Een aanvraag om een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet worden ingediend in een vorm en op een wijze als vastgesteld door het Agentschap.
- b)
Een aanvraag van een typecertificaat of beperkt typecertificaat bevat minstens voorlopige beschrijvende gegevens van het product, het UAS of de CMU en het soort activiteiten waarvoor certificering wordt gevraagd. Bovendien bevat ze of wordt ze na de oorspronkelijke aanvraag aangevuld met een certificeringsprogramma voor het aantonen van de overeenstemming, overeenkomstig 21.A.20, dat al het volgende omvat:
- 1.
een gedetailleerde beschrijving van het typeontwerp, met inbegrip van alle te certificeren configuraties;
- 2.
de voorgestelde gebruikskenmerken en -beperkingen;
- 3.
het beoogde gebruik van het product, het UAS of de CMU en het soort activiteiten waarvoor certificering wordt gevraagd;
- 4.
een voorstel voor de oorspronkelijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, opgesteld overeenkomstig de eisen en opties in de punten 21.B.80, 21.B.82 en 21.B.85;
- 5.
een voorstel voor een uitsplitsing van het certificeringsprogramma in zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, met inbegrip van een voorstel voor de middelen van naleving en de bijbehorende nalevingsdocumenten;
- 6.
een voorstel voor de beoordeling van de zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, voor wat betreft de waarschijnlijkheid van een niet-geïdentificeerd geval van niet-naleving van de typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen en de mogelijke veiligheids- of milieugevolgen daarvan voor het product en het UAS of de mogelijke veiligheidsgevolgen voor de CMU. De voorgestelde beoordeling houdt minstens rekening met de elementen in 21.B.100, punt a), 1 tot en met 4. Op basis van die beoordeling bevat de aanvraag een voorstel voor de betrokkenheid van het Agentschap bij de verificatie van de gegevens en activiteiten waarmee de naleving kan worden aangetoond;
- 7.
een tijdschema voor het project, met inbegrip van belangrijke mijlpalen.
- c)
Na de oorspronkelijke indiening bij het Agentschap wordt het certificeringsprogramma door de aanvrager geactualiseerd wanneer wijzigingen van het certificeringsproject gevolgen hebben voor een van de punten 1 tot en met 7 van het bepaalde onder b).
- d)
Een aanvraag voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig bevat een bijvoegsel voor de goedkeuring van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, of wordt daar na de indiening mee aangevuld.
- e)
Een aanvraag voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig of een groot hefschroefvliegtuig is vijf jaar geldig en een aanvraag voor elk ander typecertificaat of beperkt typecertificaat is drie jaar geldig, tenzij de aanvrager bij het indienen van de aanvraag aantoont dat voor zijn product, UAS of CMU een langere termijn noodzakelijk is voor het aantonen en verklaren van de naleving en het Agentschap instemt met die langere termijn.
- f)
In het geval geen typecertificaat of beperkt typecertificaat is afgegeven, of het duidelijk is dat het niet zal worden afgegeven binnen de onder e) vastgestelde termijn, kan de aanvrager:
- 1.
een nieuwe aanvraag indienen en voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals opgesteld en meegedeeld door het Agentschap overeenkomstig de punten 21.B.80, 21.B.82 en 21.B.85, tegen de datum van de nieuwe aanvraag, of
- 2.
een verlenging van de onder e) vastgestelde termijn vragen en een nieuwe datum voorstellen voor de afgifte van het typecertificaat of beperkt typecertificaat. In dat geval moet de aanvrager voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals opgesteld en meegedeeld door het Agentschap overeenkomstig de punten 21.B.80, 21.B.82 en 21.B.85, tegen een door de aanvrager te bepalen datum. Die datum mag echter niet meer dan vijf jaar, in het geval van een aanvraag van een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig of groot hefschroefvliegtuig, en drie jaar, in het geval van een aanvraag voor een ander typecertificaat of beperkt typecertificaat, voorafgaan aan de door de aanvrager voorgestelde nieuwe datum voor de afgifte van het typecertificaat of beperkt typecertificaat.
21.A.16A
Vervallen.
21.A.16B
Vervallen.
21.A.17A
Vervallen.
21.A.17B
Vervallen.
21.A.18
Vervallen.
21.A.19. Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een wijziging aan een product voorstelt, moet een nieuw typecertificaat aanvragen als het Agentschap oordeelt dat de verandering van het ontwerp, het vermogen, de stuwkracht of de massa zo groot is, dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om na te gaan of voldaan wordt aan de toepasselijke typecertificeringsbasis.
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een wijziging aan een UAS of CMU voorstelt, moet een nieuw typecertificaat aanvragen als het Agentschap oordeelt dat de verandering van het ontwerp zo groot is, dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om na te gaan of voldaan wordt aan de toepasselijke typecertificeringsbasis.
21.A.20. Overeenstemming met de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen
- a)
Na aanvaarding van het certificeringsprogramma door het Agentschap toont de aanvrager aan dat hij voldoet aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals opgesteld en aan de aanvrager meegedeeld door het Agentschap overeenkomstig de punten 21.B.80, 21.B.82 en 21.B.85, en verstrekt hij het Agentschap de middelen waarmee dit is aangetoond.
- b)
De aanvrager brengt aan het Agentschap verslag uit over alle moeilijkheden of voorvallen die zich hebben voorgedaan tijdens het proces van het aantonen van de overeenstemming en die een aanzienlijk effect kunnen hebben op de in punt 21.A.15, onder b), punt 6, bedoelde risicobeoordeling of op het certificeringsprogramma, of die het op een andere wijze noodzakelijk maken het overeenkomstig punt 21.B.100, onder c), aan de aanvrager meegedeelde niveau van betrokkenheid van het Agentschap te wijzigen.
- c)
De aanvrager registreert de motivering van de overeenstemming in overeenstemmingsdocumenten, zoals vermeld in het certificeringsprogramma.
- d)
Nadat de naleving op alle punten is aangetoond overeenkomstig het certificeringsprogramma, met inbegrip van alle inspecties en tests overeenkomstig punt 21.A.33, en nadat alle vliegproeven zijn uitgevoerd overeenkomstig punt 21.A.35, verklaart de aanvrager dat:
- 1.
hij heeft aangetoond dat hij voldoet aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals vastgesteld en meegedeeld door het Agentschap, overeenkomstig het door het Agentschap aanvaarde certificeringsprogramma, en
- 2.
geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product, het UAS of de CMU onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.
- e)
De aanvrager dient de onder d) bedoelde nalevingsverklaring in bij het Agentschap. Als de aanvrager houder is van een passende erkenning als ontwerporganisatie, wordt de nalevingsverklaring opgesteld overeenkomstig subdeel J en bij het Agentschap ingediend.
21.A.21. Eisen voor de afgifte van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat
- a)
Om een typecertificaat voor een product of CMU te krijgen, of een beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig dat niet voldoet aan de essentiële eisen van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139, moet de aanvrager:
- 1.
zijn bekwaamheid overeenkomstig 21.A.14 aantonen;
- 2.
aantonen dat hij voldoet aan 21.A.20;
- 3.
voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig, aantonen dat de motor of propeller, of beide, indien geïnstalleerd in het luchtvaartuig:
- i)
beschikt/beschikken over een typecertificaat dat is afgegeven of vastgesteld in overeenstemming met deze verordening, of
- ii)
in overeenstemming is/zijn met de typecertificeringsbasis voor andere dan onbemande luchtvaartuigen, of met de UAS-typecertificeringsbasis voor onbemande luchtvaartuigen, en met de door het Agentschap aangewezen en aangemelde milieubeschermingseisen die nodig zijn om de veilige vlucht van het luchtvaartuig te waarborgen;
- 4.
voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een onbemand luchtvaartuig:
- i)
aantonen dat wordt voldaan aan de UAS-typecertificeringsbasis overeenkomstig 21.B.80;
- ii)
aantonen dat de CMU beschikt over een typecertificaat dat is afgegeven overeenkomstig deze verordening, indien de CMU afzonderlijk van het onbemande luchtvaartuig is gecertificeerd.
- b)
Bij wijze van uitzondering op punt a), 2, heeft de aanvrager het recht, voor zover hij dit heeft opgenomen in de in 21.A.20, punt d), bedoelde verklaring, om een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig te krijgen vóór hij heeft aangetoond dat hij voldoet aan de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voor zover hij aantoont dat hij aan die basis voldoet vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk zullen worden gebruikt.
21.A.23
Vervallen.
21.A.31. Typeontwerp
- a)
Het typeontwerp moet bestaan uit:
- 1.
de tekeningen en specificaties, en een lijst van deze tekeningen en specificaties, die nodig zijn om de configuratie en de ontwerpkenmerken te bepalen van het product, het UAS of de CMU waarvoor is aangetoond dat de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen worden nageleefd;
- 2.
informatie over de materialen en procedés en over de fabricage- en assemblagemethoden van het product en de CMU die nodig is om de conformiteit van het product en de CMU vast te stellen;
- 3.
een goedgekeurde sectie luchtwaardigheidslimieten van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, zoals gedefinieerd door de toepasselijke certificeringsspecificaties, en
- 4.
alle andere gegevens die het mogelijk maken om, door vergelijking, de luchtwaardigheid en, indien relevant, de milieukenmerken van latere producten en CMU's van hetzelfde type te bepalen.
- b)
Elk typeontwerp dient naar behoren te worden geïdentificeerd.
21.A.33. Onderzoek en tests
- a)
(Gereserveerd)
- b)
Alvorens tests worden uitgevoerd tijdens het aantonen van de naleving, zoals vereist uit hoofde van punt 21.A.20, moet de aanvrager controleren of:
- 1.
voor het testexemplaar:
- i)
de materialen en procedés in toereikende mate beantwoorden aan de specificaties voor het voorgestelde typeontwerp;
- ii)
de onderdelen van de producten en de componenten van de CMU in toereikende mate beantwoorden aan de tekeningen van het voorgestelde typeontwerp, en
- iii)
de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoorden aan die van het voorgestelde typeontwerp, en
- 2.
of de testuitrusting en alle voor de test gebruikte meetapparatuur geschikt zijn voor de test en juist gekalibreerd zijn.
- c)
Op basis van de overeenkomstig punt b) uitgevoerde controles stelt de aanvrager een nalevingsverklaring op waarin elk potentieel geval van niet-overeenstemming is vermeld, samen met een motivering waarom dit de testresultaten niet zal beïnvloeden, en verleent hij het Agentschap toestemming om een inspectie te verrichten als dat nodig wordt geacht om de geldigheid van die verklaring te controleren.
- d)
De aanvrager verleent het Agentschap toestemming om:
- 1.
alle gegevens en informatie met betrekking tot het aantonen van de naleving te controleren, en
- 2.
tests of inspecties uit te voeren of bij te wonen met het oog op het aantonen van de naleving.
- e)
Voor alle tests en inspecties die overeenkomstig punt d), onder 2, door het Agentschap worden uitgevoerd of bijgewoond:
- 1.
moet de aanvrager de onder c) bedoelde nalevingsverklaring indienen bij het Agentschap, en
- 2.
mag tussen het tijdstip waarop de onder c) bedoelde nalevingsverklaring is opgesteld en het tijdstip waarop het testexemplaar aan het Agentschap wordt overhandigd met het oog op het uitvoeren van de test geen enkele wijziging worden aangebracht aan het testexemplaar of aan de test- en meetapparatuur die gevolgen heeft voor de geldigheid van de nalevingsverklaring.
21.A.35. Vliegproeven
- a)
Vliegproeven met het oog op het verkrijgen van een typecertificaat moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de voorwaarden die door het Agentschap zijn vastgelegd voor dergelijke vliegproeven.
- b)
De aanvrager moet alle vliegproeven uitvoeren die het Agentschap nodig acht om het volgende te bepalen:
- 1.
of de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieueisen zijn nageleefd, en
- 2.
of er voldoende waarborgen zijn dat het luchtvaartuig, de onderdelen en uitrustingsstukken ervan, het UAS of de CMU betrouwbaar zijn en goed functioneren voor luchtvaartuigen, UAS en CMU's die overeenkomstig deze bijlage moeten worden gecertificeerd, met uitzondering van:
- i)
zweefvliegtuigen, behalve onbemande zweefvliegtuigen, en gemotoriseerde zweefvliegtuigen, behalve onbemande gemotoriseerde zweefvliegtuigen;
- ii)
ballonnen en luchtschepen die zijn gedefinieerd in ELA1 of ELA2;
- iii)
andere dan onbemande vliegtuigen met een maximale startmassa van 2 722 kg of minder.
- c)
(Voorbehouden)
- d)
(Voorbehouden)
- e)
(Voorbehouden)
- f)
De in punt b), 2) voorgeschreven vliegproeven moeten omvatten:
- 1.
voor andere dan onbemande luchtvaartuigen:
- i)
de vlieguren die het Agentschap nodig acht om ervoor te zorgen dat de veilige exploitatie ervan wordt aangetoond voordat het luchtvaartuig in gebruik wordt genomen, zijnde ten minste 150 uur;
- ii)
met name voor luchtvaartuigen met turbinemotoren van een type dat nog niet eerder gebruikt is in een luchtvaartuig met typecertificaat: tenminste 300 vlieguren met een volledig stel motoren die voldoen aan een typecertificaat;
- 2.
voor UAS en CMU's: de vlieguren die het Agentschap, rekening houdend met de mate van complexiteit van het ontwerp van het luchtvaartuig en de CMU en hun veiligheidsrisico, nodig acht om ervoor te zorgen dat de veilige exploitatie ervan wordt aangetoond voordat het luchtvaartuig en de CMU in gebruik worden genomen.
21.A.41. Typecertificaat
Het typecertificaat en beperkt typecertificaat omvatten het typeontwerp, de exploitatiebeperkingen, de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, het gegevensblad voor luchtwaardigheid en emissies, de toepasselijke typecertificeringsbasis en de milieueisen waarvoor het Agentschap bijhoudt of eraan voldaan is, en alle andere voorwaarden of beperkingen die voor het product, het UAS of de CMU zijn voorgeschreven in de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen. Het typecertificaat en beperkt typecertificaat voor luchtvaartuigen omvatten bovendien ook de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens inzake de operationele geschiktheid, de gegevens inzake de operationele geschiktheid en het gegevensblad voor geluid. Het typecertificaat en beperkt typecertificaat voor het luchtvaartuig omvatten het register van de naleving van CO2-emissies en het gegevensblad voor de motor omvat de gegevens omtrent naleving van de emissievereisten.
21.A.44. Verplichtingen van de houder
Elke houder van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet:
- a)
de verplichtingen nakomen die zijn vastgesteld in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9, 21.A.62 en 21.A.65, en moet hiervoor blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen voor aanvaardbaarheid overeenkomstig 21.A.13;
- b)
de identificatiekenmerken in overeenstemming met subdeel Q specificeren.
Met ingang van 18 mei 2022wordt de verplichting om te voldoen aan de onder a) genoemde verplichtingen, begrepen als een verwijzing naar de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.62 en 21.A.65, waarbij elke houder van een typecertificaat of beperkt typecertificaat hiervoor moet blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen voor aanvaardbaarheid overeenkomstig 21.A.14.
21.A.47. Overdraagbaarheid
Een typecertificaat, een beperkt typecertificaat of een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is de in punt 21.A.44 bepaalde verplichtingen na te komen en daartoe zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.14 heeft aangetoond.
21.A.51. Duur en blijvende geldigheid
- a)
Een typecertificaat en een beperkt typecertificaat worden afgegeven voor een onbeperkte duur. Zij blijven geldig op voorwaarde dat:
- 1.
de houder blijft voldoen aan de bepalingen van deze bijlage, en
- 2.
geen afstand wordt gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken volgens de door het Agentschap vastgestelde van toepassing zijnde administratieve procedures.
- b)
In geval van afstand of intrekking moeten het typecertificaat en beperkt typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.
21.A.55
Vervallen.
21.A.57
Vervallen.
21.A.61
Vervallen.
21.A.62. Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid
Elke houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat moet:
- a)
minstens één set gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het luchtvaartuig, alvorens deze gegevens moeten worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en
- b)
alle wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het luchtvaartuig, en
- c)
de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking stellen van:
- 1.
de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en
- 2.
alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.
21.A.65. Blijvende structurele integriteit van vliegtuigstructuren
De houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig garandeert dat het programma voor blijvende structurele integriteit geldig blijft gedurende de volledige levensduur van het vliegtuig, rekening houdende met de ervaring met de dienstverlening en de huidige activiteiten.
Subdeel C
(NIET VAN TOEPASSING)
Subdeel D. Wijzigingen aan de typecertificaten en de beperkte typecertificaten
21.A.90A. Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van wijzigingen aan typecertificaten en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze goedkeuringen. In dit subdeel worden ook standaardwijzigingen gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure uit hoofde van dit subdeel vereist is. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.
21.A.90B. Standaardwijzigingen
- a)
standaardwijzigingen zijn wijzigingen van een typecertificaat:
- 1.
in verband met:
- i)
vliegtuigen met een maximale startmassa van 5 700 kg of minder;
- ii)
hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 3 175 kg of minder;
- iii)
zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen, ballonnen en luchtschepen, zoals gedefinieerd in ELA1 of ELA2;
- iv)
VTOL-geschikte luchtvaartuigen met een maximale startmassa van 5 700 kg of minder;
- 2.
die ontwerpgegevens volgen die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardwijzigingen bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en
- 3.
die niet in strijd zijn met de gegevens van TC-houders.
- b)
De punten 21A.91 tot en met 21A.109 zijn niet van toepassing op standaardwijzigingen.
21.A.90C. Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid
- a)
Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid zijn wijzigingen die niet rechtstreeks ten gevolge van een wijziging van het typeontwerp of reparatieontwerp zijn opgesteld.
- b)
Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid kunnen alleen worden aangebracht door de houder van de ontwerpgoedkeuring waarvoor die instructies zijn opgesteld.
- c)
De punten 21.A.91 tot en met 21.A.109 zijn niet van toepassing op autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid die:
- 1.
geen gevolgen hebben voor de sectie luchtwaardigheidslimieten van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en
- 2.
niet vereisen dat de houder van de ontwerpgoedkeuring op een andere wijze aantoont dat hij voldoet aan de certificeringsbasis.
- d)
De onder c) bedoelde autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid moeten worden goedgekeurd door de houder van de ontwerpgoedkeuring, volgens procedures die met het Agentschap zijn overeengekomen.
21.A.91. Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat
Wijzigingen van een typecertificaat moeten worden geclassificeerd als ‘geringe’ en ‘ingrijpende’ wijzigingen. Een ‘geringe wijziging’ heeft geen merkbaar effect op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de operationele kenmerken, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid of andere kenmerken die van invloed zijn op de luchtwaardigheid van het product of van het UAS, of de milieukenmerken ervan, of geen merkbaar effect op de betrouwbaarheid, operationele kenmerken of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van de CMU beïnvloeden. Onverminderd punt 21.A.19 moeten alle andere wijzigingen in dit subdeel worden beschouwd als ‘ingrijpende wijzigingen’. Ingrijpende en geringe wijzigingen moeten worden goedgekeurd in overeenstemming met 21.A.95 of 21.A.97, al naargelang van toepassing, en moeten naar behoren worden geïdentificeerd.
21.A.92. Toepassingsgebied
- a)
Alleen de houder van het typecertificaat mag een aanvraag om goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat indienen overeenkomstig dit subdeel; alle andere aanvragers van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moeten hun aanvraag indienen overeenkomstig subdeel E.
- b)
Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag om goedkeuring van een geringe wijziging aan een typecertificaat indienen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.93. Aanvraag
- a)
Een aanvraag om goedkeuring van een wijziging aan een typecertificaat moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.
- b)
De aanvraag bevat of wordt na de oorspronkelijke aanvraag aangevuld met een certificeringsprogramma voor het aantonen van de overeenstemming, overeenkomstig 21.A.20, dat bestaat uit:
- 1.
een beschrijving van de wijziging, waarin het volgende is vermeld:
- i)
de configuratie(s) van het product, het UAS of de CMU in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft;
- ii)
alle aspecten van het product, het UAS of de CMU in het typecertificaat, met inbegrip van de goedgekeurde handboeken, die worden gewijzigd of die gevolgen ondervinden van de wijziging, en
- iii)
als de wijziging gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, alle nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid;
- 2.
eventuele nieuwe onderzoeken die nodig zijn om aan te tonen dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, en
- 3.
voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat:
- i)
een voorstel voor de oorspronkelijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, opgesteld overeenkomstig de eisen en opties in 21.A.101;
- ii)
een voorstel voor een uitsplitsing van het certificeringsprogramma in zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, met inbegrip van een voorstel voor de middelen van naleving en de bijbehorende nalevingsdocumenten;
- iii)
een voorstel voor de beoordeling van de zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, voor wat betreft de waarschijnlijkheid van een niet-geïdentificeerd geval van niet-naleving van de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen en de mogelijke veiligheids- of milieugevolgen daarvan voor het product of het UAS of de mogelijke veiligheidsgevolgen voor de CMU; de voorgestelde beoordeling houdt minstens rekening met de elementen in 21.B.100, punt a), 1 tot en met 4. Op basis van die beoordeling bevat de aanvraag een voorstel voor de betrokkenheid van het Agentschap bij de verificatie van de gegevens en activiteiten waarmee de naleving kan worden aangetoond, en
- iv)
een tijdschema voor het project, met inbegrip van belangrijke mijlpalen.
- c)
Een aanvraag tot wijziging van een typecertificaat van een groot vliegtuig of een groot hefschroefvliegtuig blijft vijf jaar geldig, een aanvraag tot wijziging van een ander typecertificaat blijft drie jaar geldig. Als de wijziging niet is goedgekeurd of als het duidelijk is dat ze niet zal worden goedgekeurd binnen de in dit punt vastgelegde termijn, kan de aanvrager:
- 1.
een nieuwe aanvraag tot wijziging van het typecertificaat indienen en tegen de datum van de nieuwe aanvraag voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals opgesteld door het Agentschap overeenkomstig punt 21.A.101, en meegedeeld overeenkomstig punt 21.B.105, of
- 2.
een verlenging vragen van de in de eerste zin van punt c) vastgestelde termijn voor de oorspronkelijke aanvraag en een nieuwe datum voor de afgifte van de goedkeuring voorstellen. In dat geval moet de aanvrager voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals door het Agentschap opgesteld overeenkomstig punt 21.A.101 en meegedeeld overeenkomstig punt 21.B.105, tegen een door de aanvrager te bepalen datum. Die datum mag echter niet meer dan vijf jaar, in het geval van een aanvraag voor een wijziging van een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig of groot hefschroefvliegtuig, en drie jaar, in het geval van een aanvraag voor een wijziging van een ander typecertificaat of beperkt typecertificaat, voorafgaan aan de door de aanvrager voorgestelde nieuwe datum voor de afgifte van de goedkeuring.
21.A.95. Eisen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen
- a)
Geringe wijzigingen van een typecertificaat worden geclassificeerd en goedgekeurd door:
- 1.
het Agentschap, of
- 2.
een erkende ontwerporganisatie, binnen haar in punt 21.A.263, onder c), punten 1 en 2, vermelde bevoegdheden, zoals vastgelegd in de erkenningsvoorwaarden.
- b)
Een geringe wijziging van een typecertificaat wordt alleen goedgekeurd:
- 1.
wanneer is aangetoond dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis en de milieueisen waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat;
- 2.
in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, wanneer is aangetoond dat de nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat;
- 3.
wanneer verklaard is dat de overeenkomstig punt 1 toepasselijke typecertificeringsbasis is nageleefd en de bewijzen van de naleving zijn geregistreerd in de nalevingsdocumenten, en
- 4.
wanneer geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product of de CMU onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.
- c)
Bij wijze van uitzondering op punt b), onder 1, kunnen certificeringsspecificaties die van toepassing zijn geworden na die waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat, worden gebruikt voor de goedkeuring van een geringe wijziging, voor zover ze geen gevolgen hebben voor het aantonen van de naleving.
- d)
Bij wijze van uitzondering op punt a) en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in 21.A.20, punt d), genoemde verklaring, mag een geringe wijziging van een typecertificaat voor een luchtvaartuig worden goedgekeurd alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.
- e)
De aanvrager dient bij het Agentschap de motivering voor de wijziging in, alsook een verklaring dat de naleving is aangetoond overeenkomstig punt b).
- f)
De goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.
21.A.97. Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen
- a)
Ingrijpende wijzigingen van een typecertificaat worden geclassificeerd en goedgekeurd door:
- 1.
het Agentschap, of
- 2.
een erkende ontwerporganisatie, binnen haar in punt 21.A.263, onder c), punten 1 en 8, vermelde bevoegdheden, zoals vastgelegd in de erkenningsvoorwaarden.
- b)
Een ingrijpende wijziging van een typecertificaat wordt alleen goedgekeurd:
- 1.
wanneer is aangetoond dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis en de milieueisen die door het Agentschap zijn vastgesteld overeenkomstig punt 21.A.101;
- 2.
in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, wanneer is aangetoond dat de nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, zoals vastgesteld door het Agentschap overeenkomstig punt 21.A.101, en
- 3.
wanneer de naleving van de punten 1 en 2 is aangetoond overeenkomstig punt 21.A.20, zoals van toepassing op de wijziging.
- c)
Bij wijze van uitzondering op punt b), 2 en 3, en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in 21.A.20, punt d), genoemde verklaring, mag een ingrijpende wijziging van een typecertificaat voor een luchtvaartuig worden goedgekeurd alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.
- d)
Een goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.
21.A.101. Typecertificeringsbasis, certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieueisen voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat
- a)
Een ingrijpende wijziging van een typecertificaat en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging moeten voldoen aan ofwel de certificeringsspecificaties die van toepassing waren op het gewijzigde product of UAS of de gewijzigde CMU op de datum waarop de wijziging werd aangevraagd, ofwel de certificeringsspecificaties die na die datum van toepassing werden overeenkomstig punt f). De geldigheid van de aanvraag wordt bepaald overeenkomstig 21.A.93, c). Bovendien moet het gewijzigde product of UAS voldoen aan de milieueisen die overeenkomstig punt 21.B.85 door het Agentschap zijn aangeduid.
- b)
Bij wijze van uitzondering op het bepaalde in punt a) en behoudens het bepaalde in punt h) mag een eerdere wijziging van een in punt a) vermelde certificeringsspecificatie en van elke andere certificeringsspecificatie die daar rechtstreeks verband mee houdt, worden gebruikt in elk van de volgende situaties, tenzij de eerdere wijziging van toepassing is geworden vóór de datum waarop de overeenkomstige certificeringsspecificaties waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat van toepassing zijn geworden:
- 1.
een wijziging die het Agentschap niet significant acht. Om te bepalen of een specifieke wijziging al dan niet significant is, beoordeelt het Agentschap de wijziging in het licht van alle eerdere relevante ontwerpwijzigingen en alle daarmee verband houdende herzieningen van de toepasselijke certificeringsspecificaties waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat voor het product of de CMU; wijzigingen die aan een van de volgende criteria beantwoorden, worden automatisch als significant beschouwd:
- i)
de algemene configuratie of de constructiebeginselen zijn niet behouden;
- ii)
de aannames die aan de basis liggen van de certificering van het te wijzigen product of UAS of de te wijzigen CMU zijn niet meer geldig;
- 2.
elk gebied, systeem, onderdeel, uitrustingsstuk dat of elke CMU-component die naar het oordeel van het Agentschap niet wordt beïnvloed door de wijziging;
- 3.
elk gebied, systeem, onderdeel, uitrustingsstuk dat of elke CMU-component die door de wijziging wordt beïnvloed en waarvan het Agentschap oordeelt dat de naleving van de in punt a) vermelde certificeringsspecificaties niet wezenlijk bijdraagt tot het veiligheidsniveau van het gewijzigde product of UAS of de gewijzigde CMU, of onpraktisch is.
- c)
In het geval van een wijziging van een ander luchtvaartuig dan een hefschroefvliegtuig met een maximumgewicht van 2 722 kg of minder, of van een hefschroefvliegtuig zonder turbine met een maximumgewicht van 1 361 kg of minder, moeten de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging bij wijze van uitzondering op punt a) voldoen aan de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat. Als het Agentschap echter van mening is dat de wijziging significant is op een bepaald gebied, kan het eisen dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan een wijziging van een certificeringsspecificatie van de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat en aan alle andere certificeringsspecificaties die daar rechtstreeks verband mee houden, tenzij het Agentschap eveneens van mening is dat de naleving van die wijziging niet wezenlijk bijdraagt tot het veiligheidsniveau van het gewijzigde product of onpraktisch is.
- d)
Als het Agentschap oordeelt dat de certificeringsspecificaties die van kracht zijn op de datum van de aanvraag van een wijziging geen toereikende normen bevatten voor de voorgestelde wijziging, moeten de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging ook voldoen aan alle bijzondere voorwaarden en wijzigingen daarvan die door het Agentschap worden voorgeschreven overeenkomstig punt 21.B.75, om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat is vastgelegd in de certificeringsspecificaties die van kracht waren op de datum van de aanvraag tot wijziging.
- e)
Bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), b) en c) mogen de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan een alternatief voor een door het Agentschap aangeduide certificeringsspecificatie, voor zover de aanvrager dit heeft voorgesteld en het Agentschap van oordeel is dat het alternatief zorgt voor een veiligheidsniveau dat:
- 1.
in het geval van een typecertificaat:
- i)
gelijkwaardig is aan dat van de certificeringsspecificaties die het Agentschap heeft aangeduid onder a), b) en c) hierboven, of
- ii)
voldoet aan de essentiële voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139;
- 2.
in het geval van een beperkt typecertificaat, toereikend is voor het beoogde gebruik.
- f)
Als een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die is vastgesteld in een wijziging die van toepassing wordt nadat de aanvraag van een wijziging van een typecertificaat is ingediend, moeten de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging ook voldoen aan elke andere certificeringsspecificatie die daar rechtstreeks verband mee houdt.
- g)
Als een aanvraag tot wijziging van een typecertificaat voor een luchtvaartuig wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid omvat of daar na de eerste aanvraag mee wordt aangevuld, wordt de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid vastgesteld overeenkomstig de punten a) tot en met f).
- h)
Voor grote vliegtuigen die onder punt 26.300 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie (2)vallen, moet de aanvrager voldoen aan certificeringsspecificaties die zorgen voor een veiligheidsniveau dat minstens gelijkwaardig is aan de punten 26.300 en 26.330 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640, behalve voor aanvragers van aanvullende typecertificaten, die niet moeten voldoen aan punt 26.303.
21.A.103
Vervallen.
21.A.105
Vervallen.
21.A.107
Vervallen.
21.A.108. Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid
In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, stelt de houder van de goedkeuring voor een geringe wijziging:
- a)
minstens één set wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, alvorens de gegevens moeten worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en
- b)
alle andere wijzigingen van de desbetreffende gegevens betreffende de operationele geschiktheid ter beschikking van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, en
- c)
de relevante delen van de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking van:
- 1.
de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van de desbetreffende gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en
- 2.
alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.
21.A.109. Verplichtingen en EPA-identificatie
De houder van een goedkeuring van een geringe wijziging aan een typecertificaat moet:
- a)
de verplichtingen nakomen die zijn vastgesteld in de punten 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9 en 21. A.108;
- b)
de identificatie specificeren, met inbegrip van de EPA-letters (European Part Approval), in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).
Subdeel E. Aanvullende typecertificaten
21.A.111. Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen aan het typecertificaat overeenkomstig de procedures van het aanvullend typecertificaat, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers of houders van deze certificaten. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.
21.A.112A. Toepassingsgebied
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.112B heeft aangetoond of aan het aantonen is, mag een aanvullend typecertificaat aanvragen overeenkomstig de voorwaarden van dit subdeel.
21.A.112B. Bewijs van bekwaamheid
- a)
Een aanvrager van een aanvullend typecertificaat moet zijn bekwaamheid aantonen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.
- b)
In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan dit subdeel.
- c)
In het geval van de in punt 21.A.14, onder c), bedoelde producten mag een aanvrager zijn bekwaamheid aantonen door, in afwijking van punt a), van het Agentschap de aanvaarding te verkrijgen van zijn overeenkomstig punt 21.A.93, onder b), opgestelde certificeringsprogramma.
21.A.113. Aanvraag om een aanvullend typecertificaat
- a)
Een aanvraag om een aanvullend typecertificaat moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.
- b)
Wanneer een aanvrager een aanvullend typecertificaat aanvraagt, dient hij:
- i)
de overeenkomstig punt 21.A.93, onder b), vereiste informatie op te nemen in de aanvraag;
- ii)
te specificeren of de certificeringsgegevens volledig zijn of zullen worden voorbereid door de aanvrager of op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens.
- c)
Punt 21.A.93, onder c), is van toepassing op de geldigheidstermijnen van de aanvraag en op de eisen met betrekking tot de behoefte aan actualisering van de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, als de wijziging niet is goedgekeurd of als het duidelijk is dat ze niet zal worden goedgekeurd binnen de vastgelegde termijn.
21.A.114
Vervallen.
21.A.115. Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen in de vorm van een aanvullend typecertificaat
- a)
Aanvullende typecertificaten worden afgegeven door:
- 1.
het Agentschap, of
- 2.
een erkende ontwerporganisatie, binnen haar in punt 21.A.263, onder c), punten 1 en 9, vermelde bevoegdheden, zoals vastgelegd in de erkenningsvoorwaarden.
- b)
Een aanvullend typecertificaat wordt alleen afgegeven als:
- 1.
de aanvrager zijn bekwaamheid heeft aangetoond in overeenstemming met punt 21.A.112B;
- 2.
is aangetoond dat de wijziging van een typecertificaat en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis en de milieueisen die door het Agentschap zijn vastgesteld overeenkomstig punt 21.A.101;
- 3.
in het geval van een aanvullend typecertificaat dat gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, is aangetoond dat de nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, zoals vastgesteld door het Agentschap overeenkomstig punt 21.A.101;
- 4.
de naleving van de punten 2 en 3 is aangetoond overeenkomstig punt 21.A.20, zoals van toepassing op de wijziging, en
- 5.
in het geval de aanvrager heeft aangegeven dat hij certificeringsgegevens heeft verstrekt op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens, overeenkomstig punt 21.A.113, onder b):
- i)
de houder van het typecertificaat heeft aangegeven dat hij geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig punt 21.A.93 voorgelegde informatie, en
- ii)
de houder van het typecertificaat ermee heeft ingestemd om met de houder van het aanvullend typecertificaat samen te werken om ervoor te zorgen dat alle verplichtingen met betrekking tot de blijvende luchtwaardigheid van het gewijzigde product of UAS of de gewijzigde CMU worden nagekomen in overeenstemming met 21.A.44 en 21.A.118A.
- c)
Bij wijze van uitzondering op punt b), 3 en 4, heeft de aanvrager het recht, voor zover hij dit heeft opgenomen in de in 21.A.20, punt d), bedoelde verklaring, om een aanvullend typecertificaat voor een luchtvaartuig te krijgen vóór hij heeft aangetoond dat hij voldoet aan de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voor zover de aanvrager aantoont dat hij aan die basis voldoet vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk zullen worden gebruikt.
- d)
Een aanvullend typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de desbetreffende ingrijpende wijziging betrekking heeft.
21.A.116. Overdraagbaarheid
Een aanvullend typecertificaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is om de verplichtingen van punt 21.A.118A na te komen en te dien einde zijn bekwaamheid overeenkomstig de criteria van punt 21.A.112B heeft bewezen, behalve voor ELA1-luchtvaartuigen waarvoor de natuurlijke persoon of rechtspersoon de toestemming van het Agentschap heeft gevraagd voor het gebruik van procedures waarin zijn activiteiten voor het nakomen van deze verplichtingen zijn uiteengezet.
21.A.117. Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft
- a)
Geringe wijzigingen aan het deel van een product, UAS of CMU waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moeten worden geclassificeerd en goedgekeurd in overeenstemming met subdeel D.
- b)
Elke ingrijpende wijziging aan het deel van een product, UAS of CMU waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moet worden goedgekeurd als een afzonderlijk aanvullend typecertificaat, in overeenstemming met dit subdeel.
- c)
In afwijking van punt b) kan een ingrijpende wijziging aan het deel van een product, UAS of CMU waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, dat door de houder van het aanvullend typecertificaat is ingediend, worden goedgekeurd als een wijziging aan het bestaande aanvullende typecertificaat.
21.A.118A. Verplichtingen en EPA-identficatiekenmerk
Elke houder van een aanvullend typecertificaat moet:
- a)
de verplichtingen nakomen die:
- 1.
die zijn vastgesteld in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9 en 21.A.120B;
- 2.
inherent zijn aan de samenwerking met de houder van het typecertificaat overeenkomstig 21.A.115, punt b), 5), ii);
inherent zijn aan de samenwerking met de houder van het typecertificaat overeenkomstig punt 21.A.115, onder d), punt 2); en hiertoe blijven voldoen aan de criteria van punt 21.A.112B;
- b)
het identificatiekenmerk specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).
21.A.118B. Duur en blijvende geldigheid
- a)
Een aanvullend typecertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig op voorwaarde dat:
- 1.
de houder blijft voldoen aan deze bijlage, en
- 2.
geen afstand wordt gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken volgens de door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures.
- b)
In geval van afstand of intrekking moet het aanvullende typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.
21.A.119
Vervallen.
21.A.120A
Vervallen.
21.A.120B. Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid
In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, stelt de houder van het aanvullende typecertificaat het volgende ter beschikking:
- a)
minstens één set wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, alvorens de gegevens worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en
- b)
alle andere wijzigingen van de desbetreffende gegevens ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, en
- c)
de relevante delen van de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking stellen van:
- 1.
de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en
- 2.
alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.
Subdeel F. Productie zonder erkenning als productieorganisatie
21.A.121. Toepassingsgebied
- a)
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd volgens welke moet worden aangetoond dat aan de toepasselijke ontwerpgegevens wordt voldaan door producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's en CMU-componenten die zullen worden vervaardigd zonder erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G.
- b)
In dit subdeel worden de verplichtingen vastgelegd van de fabrikant van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's en CMU-componenten die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel.
21.A.122. Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag indienen om de conformiteit van individuele producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's en CMU-componenten aan te tonen overeenkomstig dit subdeel, als:
- a)
hij houder is van of een aanvraag heeft ingediend voor een goedkeuring van het ontwerp van dat product, onderdeel of uitrustingsstuk of die CMU of CMU-component, of
- b)
hij heeft gezorgd voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp, via een overeenkomst met de aanvrager of houder van een goedkeuring van zo'n ontwerp.
21.A.124. Aanvraag
- a)
Elke aanvraag om een akkoordverklaring voor het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's en CMU-componenten overeenkomstig dit subdeel moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit.
- b)
Deze aanvraag moet het volgende bevatten:
- 1.
bewijsmateriaal dat aantoont, al naargelang van toepassing, dat:
- i)
de afgifte van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G ongepast zou zijn, of
- ii)
de certificering of goedkeuring van een product, onderdeel, uitrustingsstuk, UAS, CMU of CMU-component vereist is in afwachting van de afgifte van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G;
- 2.
een overzicht van de bij 21.A.125A, punt b), voorgeschreven informatie.
21.A.124A. Wijzen van naleving
- a)
Een organisatie mag alternatieve wijzen van naleving gebruiken om overeenstemming met deze verordening te bereiken.
- b)
Als een organisatie een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet zij de bevoegde autoriteit voorafgaand aan het gebruik daarvan een volledige beschrijving verstrekken. De beschrijving omvat alle mogelijk relevante herzieningen van handboeken of procedures, alsmede een toelichting op de wijze waarop naleving van deze verordening wordt bereikt.
De organisatie mag die alternatieve wijzen van naleving gebruiken na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit.
21.A.125A. Afgifte van een akkoordverklaring
De aanvrager heeft recht op een door de bevoegde autoriteit afgegeven akkoordverklaring waarin deze zich akkoord verklaart met het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten overeenkomstig dit subdeel, nadat:
- a)
hij een productie-inspectiesysteem heeft ontwikkeld dat garandeert dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk of elke CMU of CMU-component voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig gebruikt kan worden.
- b)
hij een handboek heeft verstrekt met daarin:
- 1.
een beschrijving van het in punt a) voorgeschreven productiecontrolesysteem;
- 2.
een beschrijving van de besluitvormingsmethodiek van het productie-inspectiesysteem van het productie-inspectiesysteem;
- 3.
een beschrijving van de proeven voorzien in de punten 21.A.127 en 21.A.128, en de namen van de personen die bevoegd zijn voor de uitvoering van punt 21.A.130, onder a).
- c)
hij heeft aangetoond dat hij in staat is om bijstand te verlenen in overeenstemming met de punten 21.A.3 en 21.A.129, onder d).
21.A.125B. Bevindingen en opmerkingen
- a)
Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.125 moet de houder van een akkoordverklaring:
- 1.
de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsmede de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;
- 2.
een corrigerend actieplan opstellen;
- 3.
aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd.
- b)
De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.125 met die bevoegde autoriteit is overeengekomen.
- c)
De houder van de akkoordverklaring houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.125, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.
- d)
In het geval van niveau 1- of niveau 2-bevindingen kan de akkoordverklaring gedeeltelijk of volledig worden gelimiteerd, opgeschort of ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.145. De houder van de akkoordverklaring moet binnen een redelijke termijn bevestigen dat hij de kennisgeving van limitatie, opschorting of intrekking van de akkoordverklaring heeft ontvangen.
21.A.125C. Duur en blijvende geldigheid
- a)
De akkoordverklaring wordt afgegeven voor een beperkte periode, die in geen geval langer mag zijn dan één jaar. Ze blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:
- 1.
de productieorganisatie blijft voldoen aan de toepasselijke eisen van deze bijlage;
- 2.
de productieorganisatie en haar partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;
- 3.
de productieorganisatie kan de bevoegde autoriteit bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat zij op bevredigende wijze de controle behoudt over de fabricage van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten overeenkomstig de akkoordverklaring;
- 4.
de akkoordverklaring is door de bevoegde autoriteit niet ingetrokken op grond van punt 21.B.65, is niet door de productieorganisatie ingeleverd en de duur ervan is nog niet verstreken.
- b)
In geval van inlevering, intrekking of verloop moet de akkoordverklaring worden teruggezonden aan de bevoegde autoriteit.
21.A.126. Productie-inspectiesysteem
- a)
Het in punt 21.A.125A, onder a), voorgeschreven productie-inspectiesysteem moet het mogelijk maken om vast te stellen dat:
- 1.
de binnenkomende materialen en gekochte of in onderaanneming vervaardigde onderdelen overeenkomen met de specificaties van de toepasselijke ontwerpgegevens;
- 2.
de binnenkomende materialen en gekochte of in onderaanneming vervaardigde onderdelen naar behoren geïdentificeerd zijn;
- 3.
de procedés, fabricagetechnieken en assemblagemethoden die de kwaliteit en veiligheid van de eindproducten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten beïnvloeden, uitgevoerd worden in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteit geaccepteerde specificaties;
- 4.
ontwerpwijzigingen, met inbegrip van de materiaalvervangingen, zijn goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage en worden gecontroleerd alvorens te worden verwerkt in het eindproduct, uitrustingsstuk of UAS of in de CMU of CMU-component.
- b)
Het in punt 21.A.125A, onder a), voorgeschreven productie-inspectiesysteem moet ook garanderen dat:
- 1.
tijdens het verwerken van de onderdelen wordt gecontroleerd of deze beantwoorden aan de ontwerpgegevens op punten in het productieproces waar zulks nauwkeurig kan worden vastgesteld;
- 2.
de materialen die vatbaar zijn voor beschadiging of bederf op een geschikte manier opgeslagen en naar behoren beschermd zijn;
- 3.
geldende ontwerptekeningen gemakkelijk te raadplegen zijn door het fabricage- en inspectiepersoneel, en gebruikt worden wanneer nodig;
- 4.
afgekeurde materialen en onderdelen gescheiden worden en dusdanig geïdentificeerd worden dat verwerking ervan in het eindproduct, onderdeel of uitrustingsstuk of in de CMU of CMU-component uitgesloten is;
- 5.
materialen en onderdelen die worden afgewezen omdat ze afwijken van typeontwerp of productiespecificaties, en die in aanmerking moeten worden genomen voor installatie in het eindproduct, onderdeel of uitrustingsstuk of in de CMU of CMU-component worden onderworpen aan een goedgekeurde ontwerp- en fabricagebeoordelingsprocedure; die materialen en onderdelen die door deze procedure bruikbaar worden bevonden, moeten naar behoren worden geïdentificeerd en opnieuw gecontroleerd als een nabewerking of reparatie noodzakelijk is; materialen en onderdelen die als gevolg van deze procedure worden afgekeurd, moeten dusdanig worden gemarkeerd en verwijderd dat ze niet kunnen worden verwerkt in het eindproduct;
21.A.127. Proeven: luchtvaartuigen
- a)
Elke fabrikant van een luchtvaartuig dat wordt vervaardigd overeenkomstig dit subdeel moet een goedgekeurde testprocedure met grond- en vliegproeven opstellen, evenals aankruisformulieren, en in overeenstemming met deze formulieren elk geproduceerd luchtvaartuig beproeven, teneinde vast te stellen of op een relevante manier wordt voldaan aan punt 21.A.125A, onder a).
- b)
Elke testprocedure moet ten minste het volgende omvatten:
- 1.
een controle van de bestuurbaarheid;
- 2.
een controle van de vliegprestaties (met normale vliegtuiginstrumentatie);
- 3.
een controle van de goede werking van alle vliegtuigapparatuur en -systemen;
- 4.
een vaststelling dat alle instrumenten duidelijk gemarkeerd zijn en dat alle opschriften en vereiste vlieghandboeken aangebracht worden na de vliegproef;
- 5.
een controle van de operationele kenmerken van het vliegtuig op de grond;
- 6.
een controle van alle andere specifieke elementen van het te beproeven luchtvaartuig.
21.A.128. Proeven: motoren, propellers en bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
Elke fabrikant van motoren, propellers of CMU's die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel moet elke motor, propeller met variabele spoed of CMU onderwerpen aan een aanvaardbare functionele test zoals gespecificeerd in de documentatie van de houder van het typecertificaat teneinde na te gaan of hij goed werkt tijdens de gebruikstoepassingen waarvoor een typecertificaat is afgegeven, teneinde vast te stellen of op een relevante manier wordt voldaan aan 21.A.125A, punt a).
21.A.129. Verplichtingen van de productieorganisatie
Elke fabrikant van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel, moet:
- a)
elk product, onderdeel of uitrustingsstuk en elke CMU of CMU-component beschikbaar houden voor controle door de bevoegde autoriteit;
- b)
op de plaats van de fabricage de technische gegevens en tekeningen bewaren die nodig zijn om vast te stellen of het product, onderdeel of uitrustingsstuk of de CMU of CMU-component voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens;
- c)
het productie-inspectiesysteem handhaven dat garandeert dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk of elke CMU of CMU-component voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig gebruikt kan worden;
- d)
bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat, beperkt typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring bij alle maatregelen inzake blijvende luchtwaardigheid die betrekking hebben op de geproduceerde producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten;
- e)
voldoen aan subdeel A van deze sectie.
21.A.130. Conformiteitsverklaring
- a)
Elke fabrikant van een producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten die vervaardigd zijn overeenkomstig dit subdeel moet een conformiteitsverklaring indienen, d.w.z. een EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) voor complete luchtvaartuigen of een EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I) voor andere producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten. Deze verklaring moet worden ondertekend door een bevoegd persoon die een verantwoordelijke functie bekleedt in de productieorganisatie.
- b)
Een conformiteitsverklaring omvat al het volgende:
- 1.
voor elk product, onderdeel of uitrustingsstuk of elke CMU of CMU-component: een verklaring dat het product, onderdeel of uitrustingsstuk of de CMU of CMU-component voldoet aan de goedgekeurde ontwerpgegevens en zich in goede werkingstoestand bevindt;
- 2.
voor elk luchtvaartuig: een verklaring dat het luchtvaartuig op de grond en in de lucht beproefd is overeenkomstig 21.A.127, punt a);
- 3.
voor elke motor, propeller met verstelbare spoed of CMU: een verklaring dat de motor, propeller met verstelbare spoed of CMU door de fabrikant is onderworpen aan een functionele eindtest overeenkomstig 21.A.128;
- 4.
en, in het geval van milieubeschermingseisen:
- i)
een verklaring dat de voltooide motor voldoet aan de motoremissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop de motor is gebouwd, en
- ii)
een verklaring dat het voltooide vliegtuig voldoet aan de CO2-emissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop het eerste luchtwaardigheidscertificaat voor het vliegtuig is afgegeven.
- c)
Elke fabrikant van een product, onderdeel, uitrustingsstuk, CMU of CMU-component als bedoeld in punt a) verstrekt in elk van de volgende situaties een actuele conformiteitsverklaring voor validering door de bevoegde autoriteit:
- 1.
bij de initiële overdracht door hem van de eigendom van een product, onderdeel, uitrustingsstuk, CMU of CMU-component;
- 2.
bij de aanvraag om de oorspronkelijke afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid voor luchtvaartuigen;
- 3.
bij de aanvraag om de eerste afgifte van een vrijgavedocument betreffende luchtwaardigheid voor een motor, propeller, onderdeel, uitrustingsstuk, CMU en CMU-component.
- d)
De bevoegde autoriteit moet met haar handtekening de conformiteitsverklaring bekrachtigen als ze na inspectie van oordeel is dat het product, onderdeel of uitrustingsstuk of de CMU of CMU-component voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt.
Subdeel G. Erkenning als productieorganisatie
21.A.131. Toepassingsgebied
In dit subdeel worden vastgelegd:
- a)
de procedure voor de afgifte van een erkenning als productieorganisatie aan een productieorganisatie die aantoont dat de producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's or CMU-componenten voldoen aan de toepasselijke ontwerpgegevens;
- b)
de rechten en verplichtingen van de aanvrager en houder van dergelijke erkenningen.
21.A.133. Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon (‘organisatie’) komt in aanmerking voor een erkenning overeenkomstig dit subdeel. De aanvrager moet:
- a)
verantwoorden dat, voor een welbepaald werkgebied, een erkenning overeenkomstig dit subdeel gepast is om aan te tonen dat zijn product voldoet aan een specifiek ontwerp, en
- b)
houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een goedkeuring van dat specifieke ontwerp, of
- c)
verklaard hebben of voornemens zijn te verklaren dat een specifiek ontwerp in overeenstemming is met subdeel C van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light), of
- d)
gezorgd hebben voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp, via een passende overeenkomst met:
- 1)
de aanvrager of houder van een overeenkomstig deze verordening afgegeven goedkeuring van dat specifieke ontwerp, of
- 2)
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verklaard heeft dat dat specifieke ontwerp in overeenstemming is met bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light).
21.A.134. Aanvraag
Elke aanvraag om een erkenning als productieorganisatie moet worden ingediend bij de bevoegde autoriteit in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door die autoriteit, en moet een overzicht bevatten van de in punt 21.A.143 voorgeschreven informatie en van de voorwaarden van de aangevraagde erkenning overeenkomstig punt 21.A.151.
21.A.134A. Wijzen van naleving
- a)
Een organisatie mag alternatieve wijzen van naleving gebruiken om overeenstemming met deze verordening te bereiken.
- b)
Als een organisatie een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet zij de bevoegde autoriteit voorafgaand aan het gebruik daarvan een volledige beschrijving verstrekken. De beschrijving omvat alle mogelijk relevante herzieningen van handboeken of procedures, alsmede een toelichting op de wijze waarop naleving van deze verordening wordt bereikt.
De organisatie mag die alternatieve wijzen van naleving gebruiken na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit.
21.A.135. Afgifte van een erkenning als productieorganisatie
Een organisatie heeft recht op een door de bevoegde autoriteit afgegeven erkenning als productieorganisatie, indien het heeft aangetoond dat het voldoet aan de toepasselijke eisen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.139. Productiebeheersysteem
- a)
De productieorganisatie dient een productiebeheersysteem op te zetten, toe te passen en te onderhouden dat een onderdeel van het veiligheidsbeheer en van het kwaliteitsbeheer bevat, met duidelijk omschreven verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheden in de hele organisatie.
- b)
Het productiebeheersysteem:
- 1.
is aangepast aan de grootte van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, rekening houdend met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten;
- 2.
wordt opgezet, toegepast en onderhouden onder de directe verantwoordingsplicht van één overeenkomstig punt 21.A.145, c), 1), benoemde beheerder.
- c)
Als onderdeel van het aspect veiligheidsbeheer van het productiebeheersysteem moet de productieorganisatie:
- 1.
een veiligheidsbeleid en de bijbehorende veiligheidsdoelstellingen vaststellen, uitvoeren en in stand houden;
- 2.
essentieel veiligheidspersoneel aanstellen overeenkomstig punt 21.A.145, c), 2);
- 3.
een proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s vaststellen, uitvoeren en in stand houden om de gevaren voor de veiligheid die haar luchtvaartactiviteiten met zich meebrengen, in kaart te brengen en te evalueren en de daaraan verbonden risico’s te beheren, met inbegrip van het treffen van maatregelen om de risico’s te beperken en de doeltreffendheid van die maatregelen te controleren;
- 4.
een veiligheidsborgingsproces vaststellen, toepassen en in stand houden dat het volgende omvat:
- i)
het meten en monitoren van de veiligheidsprestaties van de organisatie;
- ii)
het beheer van wijzigingen overeenkomstig punt 21.A.147;
- iii)
de beginselen voor de voortdurende verbetering van het aspect veiligheidsbeheer;
- 5.
veiligheid in de organisatie bevorderen door:
- i)
opleiding en vorming;
- ii)
communicatie;
- 6.
overeenkomstig punt 21.A.3A een voorvallenmeldingssysteem opzetten om tot de voortdurende verbetering van de veiligheid bij te dragen.
- d)
Als onderdeel van het aspect kwaliteitsbeheer van het productiebeheersysteem moet de productieorganisatie:
- 1.
garanderen dat alle producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten die worden geproduceerd door de organisatie of door haar partners, of worden geleverd door of uitbesteed aan derden, voldoen aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kunnen worden gebruikt, zodat de organisatie de in 21.A.163 beschreven voorrechten kan uitoefenen;
- 2.
in voorkomend geval binnen het toepassingsgebied van de erkenning controleprocedures vaststellen, toepassen en in stand houden voor:
- i)
de uitgifte, goedkeuring of wijziging van documenten;
- ii)
de evaluatieaudit en beheersing van leveranciers en onderaannemers;
- iii)
de verificatie dat binnenkomende producten, onderdelen, materialen, uitrusting, CMU's of CMU-componenten, met inbegrip van door de kopers van de producten geleverde nieuwe of gebruikte delen, beantwoorden aan de toepasselijke ontwerpgegevens;
- iv)
identificatie en traceerbaarheid;
- v)
fabricageprocessen;
- vi)
inspectie en proeven, met inbegrip van testvluchten;
- vii)
kalibratie van gereedschappen, mallen en testapparatuur;
- viii)
beheersing van niet-conforme artikelen;
- ix)
coördinatie inzake luchtwaardigheid met:
- A)
de aanvrager of houder van een ontwerpgoedkeuring;
- B)
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verklaard heeft dat een ontwerp in overeenstemming is met bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light);
- x)
het bijhouden en bewaren van gegevens;
- xi)
de bekwaamheid en kwalificaties van personeel;
- xii)
de afgifte van vrijgavedocumenten betreffende luchtwaardigheid;
- xiii)
behandeling, opslag en verpakking;
- xiv)
interne kwaliteitsaudits en daaruit voortvloeiende corrigerende maatregelen;
- xv)
werk dat binnen de erkenningsvoorwaarden wordt uitgevoerd op een andere plaats dan de goedgekeurde faciliteiten;
- xvi)
werk dat wordt uitgevoerd na de productie maar vóór de levering, om het luchtvaartuig in een gebruiksveilige toestand te houden;
- xvii)
afgifte van een vliegvergunning en goedkeuring van de daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden;
- 3.
specifieke bepalingen opnemen in de controleprocedures voor kritieke onderdelen.
- e)
De productieorganisatie moet als onderdeel van het productiebeheersysteem een onafhankelijke controlefunctie instellen om na te gaan of de organisatie voldoet aan de relevante eisen van deze bijlage en of het productiebeheersysteem wordt nageleefd en adequaat is. Die controle moet feedback omvatten aan de in punt 21. A.145, c), 2), vermelde persoon of groep personen en aan de in punt 21.A.145, c), 1), bedoelde manager, zodat indien nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd.
- f)
Als de productieorganisatie houder is van een of meer aanvullende organisatiecertificaten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, mag het productiebeheersysteem worden geïntegreerd met het systeem dat vereist is uit hoofde van die aanvullende certificaten.
21.A.139A. Beheersysteem voor informatiebeveiliging
Naast het bij punt 21.A.139 vereiste productiebeheersysteem moet de productieorganisatie een beheersysteem voor informatiebeveiliging opzetten, toepassen en onderhouden overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645 van de Commissie (3)om te zorgen voor een goed beheer van risico’s voor de informatiebeveiliging die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van de luchtvaart.
21.A.143. Productieorganisatiehandboek
- a)
De productieorganisatie moet een handboek van de productieorganisatie (POE) opstellen en bijhouden waarin rechtstreeks of door kruisverwijzing de volgende informatie over het in punt 21.A.139 beschreven productiebeheersysteem wordt verstrekt:
- 1.
een door de verantwoordelijke manager ondertekende verklaring waarin bevestigd wordt dat te allen tijde zal worden voldaan aan het organisatiehandboek waarin is vastgelegd hoe de erkende productieorganisatie voldoet aan dit subdeel;
- 2.
de titel(s) en namen van de managers die door de bevoegde autoriteit worden aanvaard in overeenstemming met punt 21.A.145, onder c), 2;
- 3.
de in punt 21.A.145, onder c), 2, verplichte taken en verantwoordelijkheden van de manager(s), met inbegrip van zaken die zij in naam van de organisatie rechtstreeks met de bevoegde autoriteit mogen afhandelen;
- 4.
een organigram met de in punt 21.A.145, onder c), 1 en 2, voorgeschreven verantwoordelijkheidsketens van de managers;
- 5.
een lijst van certificeringspersoneel, zoals bedoeld in punt 21.A.145, onder d);
- 6.
een algemene beschrijving van de beschikbare mankracht;
- 7.
een algemene beschrijving van de faciliteiten op elk vestigingsadres dat in het erkenningscertificaat van de productieorganisatie wordt gespecificeerd;
- 8.
een algemene beschrijving van de werkzaamheden van de productieorganisatie met betrekking tot de erkenningsvoorwaarden;
- 9.
de procedure voor het bekendmaken van organisatorische wijzigingen aan de bevoegde autoriteit;
- 10.
de procedure voor het aanpassen van het handboek;
- 11.
een beschrijving van het productiebeheersysteem, het beleid, de processen en de procedures zoals bepaald in punt 21.A.139, c);
- 12.
een lijst van de in punt 21.A.139, d), 1), vermelde derde partijen;
- 13.
indien vliegproeven worden uitgevoerd, een operationeel handboek voor vliegproeven waarin het beleid en de procedures van de organisatie met betrekking tot vliegproeven worden vastgesteld. Het operationeel handboek voor vliegproeven moet het volgende bevatten:
- i)
een beschrijving van de procedures voor vliegproeven van de organisatie, met inbegrip van de betrokkenheid van de vliegproeforganisatie bij de procedure voor het afgeven van een vliegvergunning;
- ii)
het bemanningsbeleid, met inbegrip van de samenstelling, de bekwaamheid, de geldigheid en de vliegtijdbeperkingen, overeenkomstig aanhangsel XII van deze bijlage I (deel 21), indien van toepassing;
- iii)
procedures voor het vervoer van andere personen dan bemanningsleden en voor opleidingen voor vliegproeven, indien van toepassing;
- iv)
een risico- en veiligheidsbeheersbeleid en de daaraan verbonden methoden;
- v)
procedures voor de identificatie van instrumenten en de mee te voeren uitrusting;
- vi)
een lijst van documenten die moeten worden voorgelegd voor vliegproeven.
- b)
De eerste versie van het POE moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.
- c)
Het POE dient zo nodig te worden gewijzigd om een actuele beschrijving van de organisatie te blijven bieden. Kopieën van wijzigingen worden aan de bevoegde autoriteit verstrekt.
21.A.145. Middelen
De productieorganisatie moet aantonen dat:
- a)
de faciliteiten, de arbeidsomstandigheden, de uitrusting en het gereedschap, de processen en de bijbehorende materialen, de personeelssterkte en -bekwaamheid en de algemene organisatie toereikend zijn voor het nakomen van haar verplichtingen overeenkomstig punt 21.A.165;
- b)
met betrekking tot alle noodzakelijke luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens:
- 1.
dat de productieorganisatie dergelijke gegevens heeft ontvangen van het Agentschap en van de houder of aanvrager van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring die overeenkomstig deze verordening is afgegeven of van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een verklaring van overeenstemming van het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light), met inbegrip van alle vrijstellingen van de milieubeschermingseisen, teneinde te bepalen of voldaan is aan de toepasselijke ontwerpgegevens;
- 2.
dat de productieorganisatie een procedure heeft opgesteld om ervoor te zorgen dat de luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens correct worden opgenomen in de productiegegevens;
- 3.
dat deze gegevens up-to-date worden gehouden en ter beschikking worden gesteld van alle personeel dat toegang tot die gegevens moet hebben om zijn taken te kunnen vervullen.
- c)
met betrekking tot management en personeel:
- 1.
zij een verantwoordelijke manager heeft aangesteld met het gezag om te waarborgen dat binnen de organisatie alle productie volgens de vereiste normen wordt uitgevoerd en dat de productieorganisatie voortdurend voldoet aan de eisen van het in punt 21.A.139 bedoelde productiebeheersysteem en aan de in punt 21.A.143 bedoelde gegevens en procedures in het POE;
- 2.
de verantwoordelijke manager een persoon of een groep personen heeft aangesteld en geïdentificeerd die moet waarborgen dat de organisatie voldoet aan de eisen van deze bijlage, en dat zijn bevoegdheden zijn omschreven; die persoon of groep van personen is verantwoording verschuldigd aan de verantwoordelijke manager en heeft rechtstreeks toegang tot haar/hem. De persoon of groep personen moet de juiste kennis, achtergrond en ervaring hebben om zijn functies te kunnen vervullen;
- 3.
het personeel op alle niveaus de passende bevoegdheid heeft om de hen toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen uitoefenen, en dat er binnen de productieorganisatie sprake is van volledige en effectieve coördinatie met betrekking tot kwesties inzake luchtwaardigheid en milieubeschermingsgegevens;
- d)
met betrekking tot certificeringspersoneel dat door de productieorganisatie is gemachtigd om de overeenkomstig punt 21.A.163 afgegeven documenten te ondertekenen, binnen het toepassingsgebied van de erkenningsvoorwaarden:
- 1.
zij beschikken over de juiste kennis, achtergrond (met inbegrip van andere functies in de organisatie) en ervaring om zich van de toegewezen verantwoordelijkheden te kwijten;
- 2.
zij een bewijs van hun bevoegdheden hebben gekregen.
21.A.147. Wijzigingen in het productiebeheersysteem
Na de afgifte van een certificaat erkenning als productieorganisatie moet elke wijziging in het productiebeheersysteem die van belang is voor het aantonen van de conformiteit of de luchtwaardigheids- en milieubeschermingskenmerken van het product, onderdeel, uitrustingsstuk of UAS of de CMU of CMU-component, door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd alvorens te worden toegepast. De productieorganisatie dient bij de bevoegde autoriteit een erkenningsaanvraag in waaruit blijkt dat zij aan deze bijlage zal blijven voldoen.
21.A.148. Wijzigingen van vestigingsplaats
Een wijziging van de vestigingsplaats van de fabricage-faciliteiten van de erkende productieorganisatie dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet bijgevolg voldoen aan punt 21.A.147.
21.A.149. Overdraagbaarheid
Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet voldoen aan punt 21.A.147, kan een erkenning als productieorganisatie niet worden overgedragen.
21.A.151. Erkenningsvoorwaarden
De erkenningsvoorwaarden bepalen het toepassingsgebied van de werkzaamheden, de producten of de categorieën van onderdelen en uitrustingsstukken, of beide, de CMU's of de CMU-componenten, of beide, waarvoor de houder het recht heeft om de in 21.A.163 vastgelegde bevoegdheden uit te oefenen.
Deze voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als productieorganisatie.
21.A.153. Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden
Elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. Een aanvraag om een wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit. De aanvrager moet voldoen aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.
21.A.158. Bevindingen en opmerkingen
- a)
Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.225 moet de houder van een certificaat erkenning als productieorganisatie:
- 1.
de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsook de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;
- 2.
een corrigerend actieplan opstellen;
- 3.
aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd.
- b)
De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.225 met die bevoegde autoriteit is overeengekomen.
- c)
De houder van het certificaat erkenning als productieorganisatie houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.225, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.
- d)
In het geval van een niveau 1- of niveau 2-bevinding kan de erkenning als productieorganisatie gedeeltelijk of volledig worden gelimiteerd, opgeschort of ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.245. De houder van de erkenning als productieorganisatie moet binnen een redelijke termijn bevestigen dat hij de kennisgeving van de limitatie, opschorting of intrekking van de erkenning als productieorganisatie heeft ontvangen.
21.A.159. Duur en blijvende geldigheid
- a)
Een certificaat erkenning als productieorganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de productieorganisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:
- 1.
de productieorganisatie blijft voldoen aan de toepasselijke voorschriften van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen;
- 2.
de bevoegde autoriteit mag van de productieorganisatie of een van haar partners, leveranciers of onderaannemers onderzoeken uitvoeren in overeenstemming met punt 21.A.9;
- 3.
de productieorganisatie kan de bevoegde autoriteit bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat zij op bevredigende wijze de controle behoudt over de fabricage van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten overeenkomstig de erkenning;
- 4.
het certificaat erkenning als productieorganisatie is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de productieorganisatie ingeleverd.
- b)
In geval van inlevering of intrekking moet het certificaat worden teruggezonden aan de bevoegde autoriteit.
21.A.163 Bevoegdheden
Overeenkomstig de in 21.A.135 vermelde erkenningsvoorwaarden kan de houder van een erkenning als productieorganisatie:
- a)
productieactiviteiten uitvoeren overeenkomstig deze bijlage of bijlage Ib (deel 21 Light);
- b)
in het geval van een compleet typegecertificeerd luchtvaartuig en na overlegging, voor luchtvaartuigen en UAS, van een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52) overeenkomstig 21.A.174 en 21.A.204 van deze bijlage of overeenkomstig 21L.A.143, punt c), en 21L.A163 van bijlage Ib (deel 21 Light), een bewijs van luchtwaardigheid en een geluidscertificaat verkrijgen zonder verdere bewijsvoering;
- c)
in het geval van andere producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten, certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeven overeenkomstig subdeel G van deze bijlage of subdeel G van bijlage Ib (deel 21 Light) zonder verdere bewijsvoering;
- d)
in het geval van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgegeven overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) en op vertoon van een overeenkomstig 21L.A.143, punt d), en 21L.A.163 van bijlage Ib (deel 21 Light) afgegeven conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B), een beperkt bewijs van luchtwaardigheid en een beperkt geluidscertificaat verkrijgen zonder verdere bewijsvoering;
- e)
in het geval van producten of onderdelen die moet worden geïnstalleerd in een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light), certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeven overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) zonder verdere bewijsvoering;
- f)
een nieuw, door hem geproduceerd luchtvaartuig onderhouden en een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 53) met betrekking tot dat onderhoud afgeven;
- g)
met inachtneming van de procedures zoals overeengekomen met zijn bevoegde autoriteit voor productie, wanneer het gaat om een luchtvaartuig dat de houder zelf heeft gebouwd en in het geval de productieorganisatie krachtens haar erkenning als productieorganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden, een vliegvergunning afgeven overeenkomstig 21.A.711, punt c), tevens houdende goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig 21.A.710, punt b).
21.A.165. Verplichtingen van de houder
Overeenkomstig de in 21.A.135 vermelde erkenningsvoorwaarden moet de houder van een erkenning als productieorganisatie:
- a)
ervoor zorgen dat het in overeenstemming met 21.A.143 ter beschikking gestelde handboek en de documenten waarnaar het verwijst, in de organisatie gebruikt worden als basiswerkdocumenten;
- b)
de productieorganisatie instandhouden conform de voor de erkenning als productieorganisatie goedgekeurde gegevens en procedures;
- c)
- 1.
vaststellen dat elk geproduceerd luchtvaartuig beantwoordt aan het typeontwerp en veilig kan worden gebruikt, alvorens conformiteitsverklaringen voor te leggen aan de bevoegde autoriteit, of
- 2.
vaststellen dat andere producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten compleet zijn, beantwoorden aan de goedgekeurde ontwerpgegevens en veilig kunnen worden gebruikt, alvorens EASA-formulier 1 af te geven om te bewijzen dat ze beantwoorden aan de goedgekeurde of verklaarde ontwerpgegevens en veilig kunnen worden gebruikt;
- 3.
en, in het geval van milieueisen, vaststellen dat:
- i)
de geproduceerde motor voldoet aan de motoremissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop de motor is gebouwd, en
- ii)
het afgewerkte vliegtuig voldoet aan de CO2-emissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop het eerste bewijs van luchtwaardigheid voor het vliegtuig is afgegeven;
- 4.
vaststellen dat andere producten, onderdelen, uitrustingsstukken, CMU's of CMU-componenten beantwoorden aan de toepasselijke gegevens, alvorens EASA-formulier 1 af te geven als bewijs van conformiteit;
- d)
bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat of andere ontwerpgoedkeuring of aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light), met betrekking tot alle acties op het gebied van blijvende luchtwaardigheid die verband houden met de geproduceerde producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten;
- e)
indien de houder, overeenkomstig zijn erkenningsvoorwaarden, voornemens is een certificaat van vrijgave af te geven, vaststellen dat elk afgewerkt luchtvaartuig onderworpen is aan het noodzakelijke onderhoud en veilig kan worden gebruikt, alvorens het certificaat af te geven;
- f)
voor zover van toepassing, de voorwaarden vaststellen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven op grond van de bevoegdheid in 21.A.163, punt e);
- g)
voor zover van toepassing, overeenstemming bereiken met 21.A.711, punten c) en e), alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te geven, op grond van de bevoegdheid in 21.A.163, punt e);
- h)
voldoen aan subdeel A van deze sectie.
Subdeel H. Bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid
21.A.171. Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid aan luchtvaartuigen die in overeenstemming zijn met een overeenkomstig deze bijlage afgegeven typecertificaat.
21.A.172. Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat (‘lidstaat van registratie’), of zijn vertegenwoordiger, kan in aanmerking komen om een bewijs van luchtwaardigheid voor dat luchtvaartuig aan te vragen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.173. Classificatie
Bewijzen van luchtwaardigheid worden als volgt geclassificeerd:
- a)
bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven voor luchtvaartuigen waarvoor een typecertificaat is afgegeven in overeenstemming met deze bijlage;
- b)
beperkte bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven voor luchtvaartuigen:
- 1.
waarvoor een beperkt typecertificaat is afgegeven in overeenstemming met deze bijlage, of
- 2.
waarvan is aangetoond aan het Agentschap dat zij voldoen aan de specifieke luchtwaardigheidsspecificaties die een toereikende veiligheid garanderen.
21.A.174. Aanvraag
- a)
Overeenkomstig punt 21.A.172 moet een aanvraag om een bewijs van luchtwaardigheid worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.
- b)
Elke aanvraag voor een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid moet het volgende omvatten:
- 1.
de klasse van het bewijs van luchtwaardigheid waarvoor een aanvraag wordt ingediend;
- 2.
voor nieuwe luchtvaartuigen:
- i)
een conformiteitsverklaring:
- —
afgegeven overeenkomstig 21.A.163, punt b), of
- —
afgegeven overeenkomstig 21.A.130 en gevalideerd door de bevoegde autoriteit, of
- —
voor een geïmporteerd luchtvaartuig, een overeenkomstig 21.A.163, punt b), afgegeven conformiteitsverklaring of, in geval van een overeenkomstig artikel 9, lid 2, van deze verordening geïmporteerd luchtvaartuig, een door de exporterende autoriteit ondertekende verklaring dat het luchtvaartuig voldoet aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp;
- ii)
een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema indien vereist uit hoofde van de toepasselijke certificeringsspecificaties voor het desbetreffende luchtvaartuig, en
- iii)
het vlieghandboek, indien vereist door de toepasselijke certificeringsspecificaties voor het betreffende luchtvaartuig;
- 3.
voor gebruikte luchtvaartuigen afkomstig uit:
- i)
een lidstaat, een overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (4) of overeenkomstig bijlage I (deel-ML.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie afgegeven certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid;
- ii)
een niet-lidstaat:
- —
een verklaring door de bevoegde autoriteit van het land waar het luchtvaartuig geregistreerd is, of was, waarin de luchtwaardigheidstoestand van het betreffende luchtvaartuig op het moment van de overdracht wordt beschreven;
- —
een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema indien vereist uit hoofde van de toepasselijke certificeringsspecificaties voor het desbetreffende luchtvaartuig;
- —
het vlieghandboek, indien dit wordt vereist in de luchtwaardigheidsvoorschriften voor dat luchtvaartuig;
- —
historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsnormen van het luchtvaartuig vast te stellen, met inbegrip van alle beperkingen die verbonden zijn aan een beperkt bewijs van luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig 21.B.327;
- —
een aanbeveling voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid en voor een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid op grond van een beoordeling van de luchtwaardigheid overeenkomstig bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 (5) of een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid overeenkomstig bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 of overeenkomstig bijlage I (deel-ML.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie;
- —
de datum waarop het eerste bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven en, indien de normen van bijlage 16, volume III, bij het Verdrag van Chicago van toepassing zijn, de gegevens inzake CO2-emissies in metrische waarden.
- c)
Tenzij anders overeengekomen, moeten de verklaringen vermeld in de punten b), 2), i) en b), 3), ii) worden afgegeven ten laatste 60 dagen voordat het luchtvaartuig wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.
21.A.175. Taal
De handboeken, opschriften, lijsten en instrumentmarkeringen, en alle andere noodzakelijke informatie die vereist wordt door de toepasselijke certificeringsspecificaties moeten worden opgesteld in één of meerdere van de voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie aanvaardbare officiële talen van de Unie.
21.A.177. Amendement of wijziging
Een bewijs van luchtwaardigheid kan alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden geamendeerd of gewijzigd.
21.A.179. Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten
- a)
Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:
- 1.
en als het blijft ingeschreven in hetzelfde register, wordt het bewijs van luchtwaardigheid, of het beperkt bewijs van luchtwaardigheid beantwoordend aan een beperkt typecertificaat, samen met het luchtvaartuig overgedragen;
- 2.
en als het luchtvaartuig wordt geregistreerd in een andere lidstaat, wordt het bewijs van luchtwaardigheid, of het beperkt bewijs van luchtwaardigheid beantwoordend aan een beperkt typecertificaat, opnieuw afgegeven:
- i)
na overlegging van het oude bewijs van luchtwaardigheid en van een overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 of overeenkomstig bijlage I (deel-ML.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 afgegeven geldig certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid, al naargelang van toepassing;
- ii)
als voldaan wordt aan punt 21.A.175.
- b)
Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, en het luchtvaartuig een beperkt bewijs van luchtwaardigheid heeft dat niet beantwoordt aan een beperkt typecertificaat, worden de bewijzen van luchtwaardigheid tezamen met het luchtvaartuig overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven of de bewijzen van luchtwaardigheid alleen worden afgegeven met de formele instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie waaraan het luchtvaartuig wordt overgedragen.
21.A.181. Duur en blijvende geldigheid
- a)
Een bewijs van luchtwaardigheid wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:
- 1.
het luchtvaartuig blijft voldoen aan de toepasselijke eisen inzake typeontwerp en blijvende luchtwaardigheid, en
- 2.
het luchtvaartuig in hetzelfde register ingeschreven blijft, en
- 3.
het typecertificaat of beperkte typecertificaat krachtens hetwelk het bewijs is afgegeven niet ongeldig wordt verklaard overeenkomstig punt 21.A.51, en
- 4.
het certificaat is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder van het certificaat ingeleverd.
- b)
In geval van afstand of intrekking moet het bewijs worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.
21.A.182. Identificatie van het luchtvaartuig
Elke aanvrager van een bewijs van luchtwaardigheid overeenkomstig dit subdeel moet aantonen dat zijn luchtvaartuig geïdentificeerd is overeenkomstig subdeel Q.
Subdeel I. Geluidscertificaten
21.A.201. Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van geluidscertificaten aan luchtvaartuigen die in overeenstemming zijn met een overeenkomstig deze bijlage afgegeven typecertificaat.
21.A.203. Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat (lidstaat van registratie), of zijn vertegenwoordiger, kan in aanmerking komen om een geluidscertificaat voor dat luchtvaartuig aan te vragen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.204. Aanvraag
- a)
Overeenkomstig punt 21.A.203 moet een aanvraag om een geluidscertificaat worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.
- b)
Elke aanvraag moet bevatten:
- 1.
voor nieuwe luchtvaartuigen:
- i)
een conformiteitsverklaring:
- —
afgegeven overeenkomstig 21.A.163, punt b), of
- —
afgegeven overeenkomstig 21.A.130 en gevalideerd door de bevoegde autoriteit, of
- —
voor een geïmporteerd luchtvaartuig, een overeenkomstig 21.A.163, punt b), afgegeven conformiteitsverklaring of, in geval van een overeenkomstig artikel 9, lid 4, van deze verordening geïmporteerd luchtvaartuig, een door de exporterende autoriteit ondertekende verklaring dat het luchtvaartuig voldoet aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, en
- ii)
de in overeenstemming met de toepasselijke geluidseisen vastgestelde informatie;
- 2.
voor gebruikte luchtvaartuigen:
- i)
de in overeenstemming met de toepasselijke geluidseisen vastgestelde informatie, en
- ii)
historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te leggen/stellen.
- c)
Tenzij anders overeengekomen, moeten de in punt b), 1) vermelde verklaringen worden afgegeven ten laatste 60 dagen voordat het luchtvaartuig wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.
21.A.207. Amendement of wijziging
Een geluidscertificaat kan alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden geamendeerd of gewijzigd.
21.A.209. Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten
Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:
- a)
en het luchtvaartuig blijft ingeschreven in hetzelfde register, moet het geluidscertificaat samen met het luchtvaartuig worden overgedragen.
- b)
en het luchtvaartuig wordt ingeschreven in het register van een andere lidstaat, moet een nieuw geluidscertificaat worden afgegeven na overlegging van het oude geluidscertificaat.
21.A.211. Duur en blijvende geldigheid
- a)
Een geluidscertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:
- 1.
het luchtvaartuig blijft voldoen aan de toepasselijke eisen inzake typeontwerp en blijvende luchtwaardigheid, en
- 2.
het luchtvaartuig in hetzelfde register ingeschreven blijft, en
- 3.
het typecertificaat of beperkt typecertificaat krachtens hetwelk het is afgegeven niet ongeldig is verklaard overeenkomstig punt 21.A.51, en
- 4.
het certificaat is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder van het certificaat ingeleverd.
- b)
In geval van afstand of intrekking moet het certificaat worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.
Subdeel J. Erkenning als ontwerporganisatie
21.A.231. Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de erkenning van ontwerporganisaties, en worden ook de regels betreffende de rechten en plichten van de aanvragers en houders van dergelijke erkenningen vastgelegd. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.
21.A.233. Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon (‘organisatie’) komt in aanmerking voor een erkenning overeenkomstig dit subdeel:
- a)
om de overeenstemming met 21.A.14, 21.A.112B, 21.A.432B of 21.A.602B aan te tonen, of
- b)
om de overeenstemming met 21L.A.23, 21L.A.83 of 21L.A.204 van bijlage Ib (deel 21 Light) aan te tonen, of
- c)
om bevoegdheden krachtens 21.A.263 te verkrijgen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen of ontwerpen van geringe reparaties, of voor de afgifte van verklaringen van overeenstemming met betrekking tot geringe wijzigingen of ontwerpen van geringe reparaties van luchtvaartuigen waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light).
21.A.234. Aanvraag
Elke aanvraag om een erkenning als ontwerporganisatie moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap en moet een overzicht bevatten van de in punt 21.A.243 voorgeschreven informatie en van de overeenkomstig punt 21.A.251 vast te leggen erkenningsvoorwaarden.
21.A.235. Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie
Een organisatie heeft recht op een door het Agentschap afgegeven erkenning als ontwerporganisatie, indien het heeft aangetoond dat het voldoet aan de toepasselijke eisen overeenkomstig dit subdeel.
21.A.239. Ontwerpborgingssysteem
- a)
De ontwerporganisatie dient een ontwerpbeheersysteem op te zetten, toe te passen en te onderhouden dat een onderdeel van het veiligheidsbeheer en van het ontwerpborgingssysteem bevat, met duidelijk omschreven verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheden in de hele organisatie.
- b)
Het ontwerpbeheersysteem:
- 1.
is aangepast aan de grootte van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, rekening houdend met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten;
- 2.
wordt opgezet, toegepast en onderhouden onder de directe verantwoordingsplicht van één overeenkomstig punt 21.A.245, a), benoemde beheerder.
- c)
Als onderdeel van het aspect veiligheidsbeheer van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie:
- 1.
een veiligheidsbeleid en de bijbehorende veiligheidsdoelstellingen vaststellen, uitvoeren en in stand houden;
- 2.
essentieel veiligheidspersoneel aanstellen overeenkomstig punt 21.A.245, b);
- 3.
een proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s vaststellen, uitvoeren en in stand houden om de gevaren voor de veiligheid die haar luchtvaartactiviteiten met zich meebrengen, in kaart te brengen en te evalueren en de daaraan verbonden risico’s te beheren, met inbegrip van het treffen van maatregelen om de risico’s te beperken en de doeltreffendheid van die maatregelen te controleren;
- 4.
een veiligheidsborgingsproces vaststellen, toepassen en in stand houden dat het volgende omvat:
- i)
het meten en monitoren van de veiligheidsprestaties van de organisatie;
- ii)
het beheer van wijzigingen overeenkomstig punt 21.A.243, c), en punt 21.A.247;
- iii)
de beginselen voor de voortdurende verbetering van het aspect veiligheidsbeheer;
- 5.
veiligheid in de organisatie bevorderen door:
- i)
opleiding en vorming;
- ii)
communicatie;
- 6.
overeenkomstig punt 21.A.3A een voorvallenmeldingssysteem opzetten om tot de voortdurende verbetering van de veiligheid bij te dragen.
- d)
Als onderdeel van het aspect ontwerpborging van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie:
- 1.
een systeem vaststellen, toepassen en in stand houden voor de controle van en het toezicht op het ontwerp en de wijzigingen en reparaties van het ontwerp van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten die onder de erkenningsvoorwaarden vallen; dit systeem moet:
- i)
een luchtwaardigheidsfunctie omvatten, die er moet op toezien dat het ontwerp van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten of de wijzigingen en reparaties van het ontwerp in overeenstemming zijn met de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de toepasselijke milieubeschermingseisen;
- ii)
ervoor zorgen dat het zich op passende wijze kwijt van zijn verantwoordelijkheden overeenkomstig deze bijlage en de overeenkomstig 21.A.251 uitgegeven erkenningsvoorwaarden;
- 2.
een onafhankelijke verificatiefunctie voor het aantonen van de naleving vaststellen, toepassen en in stand houden op basis waarvan de ontwerporganisatie verklaart dat zij in overeenstemming is met de toepasselijke eisen inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming, en
- 3.
specificeren op welke manier het ontwerpborgingssysteem garandeert dat de ontworpen onderdelen, uitrustingsstukken of CMU-componenten aanvaardbaar zijn of dat de partners of onderaannemers hun taken uitvoeren overeenkomstig methoden die zijn vastgelegd in schriftelijke procedures.
- e)
De ontwerporganisatie moet als onderdeel van het ontwerpbeheersysteem een onafhankelijke controlefunctie instellen om na te gaan of de organisatie voldoet aan de relevante eisen van deze bijlage en of het ontwerpbeheersysteem wordt nageleefd en adequaat is. Die controle moet feedback omvatten aan de in punt 21.A.245, b), vermelde persoon of groep personen en aan de in punt 21.A.245, a), bedoelde manager, zodat indien nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd.
- f)
Als de ontwerporganisatie houder is van een of meer aanvullende organisatiecertificaten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/1139, mag het ontwerpbeheersysteem worden geïntegreerd met het systeem dat vereist is uit hoofde van die aanvullende certificaten.
21.A.239A. Beheersysteem voor informatiebeveiliging
Naast het bij punt 21.A.239 vereiste ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie een beheersysteem voor informatiebeveiliging opzetten, toepassen en onderhouden overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645 om te zorgen voor een goed beheer van risico’s voor de informatiebeveiliging die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van de luchtvaart.
21.A.243. Handboek
- a)
Als onderdeel van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie een handboek opstellen en aan het Agentschap verstrekken met een beschrijving, rechtstreeks of door kruisverwijzingen, van de organisatie, haar relevante beleidslijnen, processen en procedures, het soort ontwerpwerkzaamheden en de categorieën producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten waarvoor de ontwerporganisatie een erkenning als ontwerporganisatie heeft, zoals aangegeven in de overeenkomstig 21.A.251 afgegeven erkenningsvoorwaarden en, in voorkomend geval, de raakvlakken met en de controle van haar partners of subcontractanten.
Als vliegproeven worden uitgevoerd, moet een operationeel handboek voor vliegproeven worden opgesteld en aan het Agentschap bezorgd waarin het beleid en de procedures van de organisatie met betrekking tot vliegproeven worden gedefinieerd. Het operationeel handboek voor vliegproeven moet het volgende bevatten:
- 1.
een beschrijving van de processen van de organisatie voor vliegproeven, met inbegrip van haar betrokkenheid bij het proces voor de afgifte van een vliegvergunning;
- 2.
het bemanningsbeleid, met inbegrip van de samenstelling, de bekwaamheid, de geldigheid en de vliegtijdbeperkingen, overeenkomstig aanhangsel XII, indien van toepassing;
- 3.
procedures voor het vervoer van andere personen dan bemanningsleden en voor opleidingen voor vliegproeven, indien van toepassing;
- 4.
een risico- en veiligheidsbeheerbeleid en de daaraan verbonden methoden;
- 5.
procedures voor de identificatie van instrumenten en de mee te voeren uitrusting;
- 6.
een lijst van documenten die moeten worden voorgelegd voor vliegproeven.
- b)
Als onderdelen, uitrustingsstukken of CMU-componenten of wijzigingen aan de producten, UAS of CMU's worden ontworpen door partnerorganisaties of subcontractanten, moet het handboek een verklaring bevatten over de wijze waarop de ontwerporganisatie in staat is om, voor alle onderdelen, uitrustingsstukken of CMU-componenten, de in 21.A.239, punt d), 2), voorgeschreven conformiteit te waarborgen en moet het, rechtstreeks of door kruisverwijzingen, beschrijvingen en informatie over de ontwerpactiviteiten en de organisatie van die partnerorganisaties of subcontractanten bevatten, naargelang nodig is om die verklaring op te stellen.
- c)
Het handboek moet naargelang nodig worden aangepast om de beschrijving van de organisatie actueel te houden, en kopieën van de aanpassingen moeten aan het Agentschap worden bezorgd.
- d)
De ontwerporganisatie moet een verklaring opstellen en bijhouden van de kwalificaties en de ervaring van het leidinggevend personeel en van andere personen in de organisatie die verantwoordelijk zijn voor het nemen van beslissingen die van invloed zijn op de luchtwaardigheid, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming. Zij dient die verklaring in bij de bevoegde autoriteit.
21.A.245. Middelen
De ontwerporganisatie moet, op basis van de in overeenstemming met punt 21.A.243 voorgelegde informatie, aantonen dat niet alleen is voldaan aan punt 21.A.239, maar dat bovendien:
- a)
De organisatie stelt een hoofd van de ontwerporganisatie aan met het gezag om te waarborgen dat binnen de organisatie alle ontwerpactiviteiten volgens de vereiste normen worden uitgevoerd en dat de ontwerporganisatie voortdurend voldoet aan de eisen van het in punt 21.A.239 bedoelde ontwerpbeheersysteem en aan de procedures van het in punt 21.A.243 bedoelde handboek.
- b)
Het hoofd van de ontwerporganisatie benoemt en specificeert de bevoegdheden van:
- 1.
een chef van de luchtwaardigheidsfunctie;
- 2.
een chef van de onafhankelijke controlefunctie;
- 3.
afhankelijk van de omvang van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, een andere persoon of groep personen die moet waarborgen dat de organisatie aan de eisen van deze bijlage voldoet.
- c)
In afwijking van punt 21.A.245, b), 1), mag de in punt 21.A.239, d), 1), i), vermelde luchtwaardigheidsfunctie worden uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht van het hoofd van de ontwerporganisatie in elk van de volgende gevallen:
- 1.
als de reikwijdte van de activiteiten of werkzaamheden van de ontwerporganisatie, zoals aangegeven in de krachtens punt 21.A.251 afgegeven erkenningsvoorwaarden, beperkt is tot kleine wijzigingen en/of kleine reparaties;
- 2.
gedurende een beperkte periode, als de ontwerporganisatie geen chef van de luchtwaardigheidsfunctie heeft aangewezen en de uitoefening van die functie onder rechtstreeks toezicht van het hoofd van de ontwerporganisatie in verhouding staat tot de reikwijdte en het niveau van de activiteiten van de organisatie.
- d)
De overeenkomstig punt b) aangewezen persoon of groep van personen:
- 1.
is verantwoording verschuldigd aan het hoofd van de ontwerporganisatie en heeft rechtstreeks toegang tot haar/hem;
- 2.
heeft de juiste kennis, achtergrond en ervaring om zijn functies te kunnen vervullen.
- e)
De ontwerporganisatie moet waarborgen dat:
- 1.
de personeelsleden in alle technische afdelingen voldoende talrijk en ervaren zijn en de juiste bevoegdheden hebben gekregen om de hun toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen vervullen, en dat de voorzieningen, uitrusting en accommodatie geschikt zijn om het personeel in staat te stellen te voldoen aan de voor het product, het UAS of de CMU vastgelegde eisen inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming;
- 2.
er tussen en binnen de afdelingen een volledige en efficiënte coördinatie is met betrekking tot alle kwesties inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming.
21.A.247. Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem
Nadat een erkenning als ontwerporganisatie is afgegeven, moet elke wijziging van het ontwerpbeheersysteem die van belang is voor het aantonen van de conformiteit of voor de luchtwaardigheid, de gegevens inzake operationele geschiktheid en de milieubeschermingskenmerken van het product, onderdeel, uitrustingsstuk of UAS of de CMU of CMU-component, worden goedgekeurd door het Agentschap alvorens ze wordt toegepast. De ontwerporganisatie dient bij het Agentschap een erkenningsaanvraag in waarin op basis van de voorgestelde wijzigingen in het handboek wordt aangetoond dat zij aan deze bijlage zal blijven voldoen.
21.A.249. Overdraagbaarheid
Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet voldoen aan punt 21.A.247, kan een erkenning als ontwerporganisatie niet worden overgedragen.
21.A.251. Erkenningsvoorwaarden
De erkenningsvoorwaarden bepalen de ontwerpwerkzaamheden en de categorieën van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's of CMU-componenten waarvoor de ontwerporganisatie een erkenning als ontwerporganisatie heeft gekregen, evenals de functies en verplichtingen die de organisatie mag vervullen met betrekking tot de luchtwaardigheid, de gegevens inzake operationele geschiktheid en de milieukenmerken van de producten, UAS of CMU's. Voor erkenningen als ontwerporganisatie die betrekking hebben op typecertificeringen of ETSO-autorisaties voor hulpaggregaten (APU's), bevatten de erkenningsvoorwaarden bovendien de lijst van producten, CMU's of APU's. Deze voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als ontwerporganisatie.
21.A.253. Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden
Elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden goedgekeurd door het Agentschap. Een aanvraag om een wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap. De aanvrager moet voldoen aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.
21.A.258. Bevindingen
- a)
Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.433 moet de houder van een certificaat erkenning als ontwerporganisatie:
- 1.
de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsook de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;
- 2.
een plan voor corrigerende maatregelen opstellen;
- 3.
aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van het Agentschap zijn uitgevoerd.
- b)
De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.433 met het Agentschap is overeengekomen.
- c)
De houder van het certificaat erkenning als ontwerporganisatie houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.433, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.
21.A.259. Duur en blijvende geldigheid
- a)
Een certificaat erkenning als ontwerporganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de ontwerporganisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:
- 1.
de ontwerporganisatie blijft voldoen aan Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, rekening houdend met de bepalingen van punt 21.B.433 van deze bijlage met betrekking tot de behandeling van bevindingen;
- 2.
de houder van de erkenning als ontwerporganisatie of zijn eventuele partners of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;
- 3.
de ontwerporganisatie kan het Agentschap bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat het ontwerpbeheersysteem van de organisatie in het kader van de erkenning voldoende controle en toezicht houdt op het ontwerp van producten en CMU's en reparaties en wijzigingen daarvan;
- 4.
het certificaat is niet door het Agentschap ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de ontwerporganisatie ingeleverd.
- b)
In geval van inlevering of intrekking moet het certificaat worden teruggezonden aan het Agentschap.
21.A.263. Bevoegdheden
- a)
(Gereserveerd)
- b)
(Gereserveerd)
- c)
De houder van een erkenning als ontwerporganisatie heeft het recht om, binnen de reikwijdte van de erkenningsvoorwaarden krachtens 21.A.251 en overeenkomstig de relevante procedures van het ontwerpbeheersysteem:
- 1.
wijzigingen van een typecertificaat of een aanvullend typecertificaat en reparatieontwerpen te classificeren als ‘ingrijpend’ of ‘gering’;
- 2.
geringe wijzigingen van een typecertificaat of een aanvullend typecertificaat en ontwerpen van geringe reparaties overeenkomstig deze bijlage (deel 21) of bijlage Ib (deel 21 Light) goed te keuren;
- 3.
de conformiteit te verklaren van een geringe wijziging of een ontwerp van een geringe reparatie van een luchtvaartuig waarvoor de declarant een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light);
- 4.
overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) te verklaren dat een gewijzigd luchtvaartuigontwerp in overeenstemming is met het ontwerp, in het geval de natuurlijke persoon of rechtspersoon die oorspronkelijk overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd voor dat luchtvaartuig, niet meer actief is of niet antwoordt op verzoeken om een verklaring van overeenstemming van ontwerpwijzigingen af te leggen;
- 5.
bepaalde ontwerpen van ingrijpende reparaties van producten, CMU's of hulpaggregaten (APU's) goed te keuren onder subdeel M van deze bijlage;
- 6.
voor bepaalde luchtvaartuigen de voorwaarden goed te keuren waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven overeenkomstig 21.A.710, punt a), 2, behoudens vliegvergunningen afgegeven krachtens 21.A.701, punt a), 15;
- 7.
een vliegvergunning af te geven in overeenstemming met 21.A.711, punt b), voor een luchtvaartuig dat hij heeft ontworpen of gewijzigd, of waarvoor hij onder 21.A.263, punt c), 6, de voorwaarden waaronder de vliegvergunning kan worden afgegeven, heeft goedgekeurd, en wanneer de houder van een erkenning als ontwerporganisatie zelf:
- i)
de configuratie van het luchtvaartuig, het UAS of de CMU controleert, en
- ii)
de conformiteit met de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden bevestigt;
- 8.
bepaalde ingrijpende wijzigingen van een typecertificaat onder subdeel D van deze bijlage of onder subdeel D van bijlage Ib, sectie A (deel 21 Light), goed te keuren, en
- 9.
bepaalde aanvullende typecertificaten af te geven onder subdeel E van deze bijlage of onder subdeel E van bijlage Ib, sectie A (deel 21 Light) en bepaalde ingrijpende wijzigingen van die certificaten goed te keuren.
21.A.265. Verplichtingen van de houder
De houder van een erkenning als ontwerporganisatie moet, binnen de reikwijdte van de erkenningsvoorwaarden, zoals vastgesteld door het Agentschap:
- a)
het uit hoofde van punt 21.A.243 vereiste handboek bijhouden in overeenstemming met het ontwerpborgingssysteem;
- b)
ervoor zorgen dat dit handboek of de via kruisverwijzing daarin opgenomen relevante procedures gebruikt worden als basiswerkdocument in de organisatie;
- c)
vaststellen dat het ontwerp van het product, het UAS of de CMU of van de wijzigingen of reparaties ervan voldoet aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de technische specificaties inzake het afleggen van verklaringen, de certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieubeschermingseisen, en geen onveilige kenmerken vertoont;
- d)
aan het Agentschap verklaringen en bijbehorende documentatie bezorgen die bevestigen dat wordt voldaan aan punt c), behalve voor erkenningsprocessen overeenkomstig punt 21.A.263, onder c);
- e)
aan het Agentschap gegevens en informatie verstrekken met betrekking tot de in punt 21.A.3B voorgeschreven maatregelen;
- f)
de voorwaarden waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven, vaststellen overeenkomstig punt 21.A.263, onder c), punt 6;
- g)
vaststellen dat punt 21.A.711, onder b) en e), wordt nageleefd, alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te geven, overeenkomstig punt 21.A.263, onder c), punt 7;
- h)
gegevens en informatie aanwijzen die worden afgegeven onder het gezag van de erkende ontwerporganisatie binnen de reikwijdte van de door het Agentschap vastgestelde erkenningsvoorwaarden, met de volgende verklaring: “De technische inhoud van dit document is goedgekeurd krachtens erkenning als ontwerporganisatie ref. EASA. 21J.[XXXX].
- i)
voldoen aan subdeel A van deze sectie.
Subdeel K. Onderdelen, uitrustingsstukken en componenten van bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
21.A.301. Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van onderdelen, uitrustingsstukken en CMU-componenten.
21.A.303. Overeenstemming met de toepasselijke vereisten
De overeenstemming van de onderdelen, uitrustingsstukken en CMU-componenten die worden geïnstalleerd in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven, of in een CMU, dient te worden aangetoond:
- a)
in combinatie met de typecertificeringsprocedures van subdeel B, D of E voor het product, het UAS of de CMU waarin ze worden geïnstalleerd, of
- b)
indien van toepassing, overeenkomstig de ETSO-autorisatieprocedures van subdeel O, of
- c)
in het geval van standaardonderdelen, in overeenstemming met officieel erkende normen.
21.A.305. Goedkeuring van onderdelen, uitrustingsstukken en componenten van bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
In alle gevallen waarin de goedkeuring van een onderdeel, uitrustingsstuk of CMU-component expliciet vereist wordt door wetgeving van de Unie (6) of rekening houdend met de in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 748/2012 bedoelde maatregelen van het Agentschap, moet het onderdeel, het uitrustingsstuk of de CMU-component voldoen aan de toepasselijke ETSO-bepalingen of aan de specificaties die door het Agentschap als gelijkwaardig worden beschouwd voor het concrete geval.
21.A.307. Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd
- a)
Een onderdeel of uitrustingsstuk komt in aanmerking voor installatie in een product met typecertificering als het in zodanige staat verkeert dat het veilig kan worden gebruikt, gemarkeerd is overeenkomstig subdeel Q en vergezeld gaat van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1), dat bevestigt dat het product is vervaardigd in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens.
- b)
In afwijking van punt a), en voor zover voldaan is aan de voorwaarden van punt c), is voor de volgende onderdelen of uitrustingsstukken geen EASA-formulier 1 vereist om in aanmerking te komen voor installatie in een product met typecertificering:
- 1.
een standaardonderdeel;
- 2.
in het geval van ELA1 of ELA2, een onderdeel of uitrustingsstuk dat:
- i)
geen beperkte levensduur heeft en geen deel uitmaakt van de primaire structuur of van de besturingsorganen;
- ii)
geïdentificeerd is voor installatie in het specifieke luchtvaartuig;
- iii)
wordt geïnstalleerd in een luchtvaartuig waarvan de eigenaar is nagegaan of het in overeenstemming is met voorwaarden i) en ii), en de verantwoordelijkheid voor deze overeenstemming heeft aanvaard;
- 3.
een onderdeel of uitrustingsstuk waarvoor niet-overeenstemming met de goedgekeurde ontwerpgegevens een verwaarloosbaar effect heeft op de veiligheid van het product en dat als dusdanig door de houder van de ontwerpgoedkeuring is geïdentificeerd in de instructies voor blijvende luchtwaardigheid. Om de gevolgen van een niet-conform onderdeel of uitrustingsstuk voor de veiligheid te bepalen, kan de houder van de ontwerpgoedkeuring in de instructies voor blijvende luchtwaardigheid bepalen dat de installateur van het onderdeel of uitrustingsstuk specifieke controleactiviteiten moet verrichten;
- 4.
in het geval van de toepassing van een standaardwijziging overeenkomstig 21.A.90B of een standaardreparatie overeenkomstig 21.A.431B, een onderdeel of uitrustingsstuk waarvan niet-overeenstemming met de ontwerpgegevens een verwaarloosbaar effect heeft op de veiligheid van het product, en voor zover het als dusdanig is geïdentificeerd in de certificeringsspecificaties voor standaardwijzigingen en standaardreparaties die zijn afgegeven overeenkomstig 21.A.90B, onder a), punt 2, en 21.A.431B, onder a), punt 2. Om de gevolgen van een niet-conform onderdeel of uitrustingsstuk voor de veiligheid te bepalen, kan in de bovengenoemde certificeringsspecificaties worden bepaald dat de persoon die het onderdeel of uitrustingsstuk in het product installeert, specifieke controleactiviteiten moet verrichten;
- 5.
een onderdeel of uitrustingsstuk dat is vrijgesteld van een luchtwaardigheidsgoedkeuring overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (7), en
- 6.
een onderdeel of uitrustingsstuk dat deel uitmaakt van een grotere assemblage, zoals bedoeld onder b), punten 1 tot en met 5;
- 7.
een onderdeel of uitrustingsstuk dat vervaardigd is door een in artikel 9, lid 4, van deze verordening bedoelde persoon of organisatie.
- c)
Onder b) vermelde onderdelen en uitrustingsstukken komen in aanmerking voor installatie in een product met typecertificering zonder dat zij vergezeld gaan van een EASA-formulier 1, voor zover de installateur houder is van een document dat is afgegeven door de persoon of organisatie die het onderdeel of uitrustingsstuk heeft vervaardigd, waarin de naam van het onderdeel of uitrustingsstuk, het onderdeelnummer en de datum van afgifte worden vermeld en wordt verklaard dat het onderdeel of uitrustingsstuk conform is.
21.A.308. Geschiktheid van een component voor installatie in een bedienings- en monitoringeenheid (CMU)
- a)
Een CMU-component die kritiek is voor de beoogde UAS-vluchtuitvoering, zoals bepaald door de houder van de ontwerpgoedkeuring en overeengekomen met het Agentschap, komt in aanmerking voor installatie in een CMU op voorwaarde dat hij veilig kan worden gebruikt, gemarkeerd is overeenkomstig subdeel Q en vergezeld gaat van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1).
- b)
Een CMU-component die niet kritiek wordt geacht voor de beoogde UAS-vluchtuitvoering, zoals bepaald door de houder van de ontwerpgoedkeuring en overeengekomen met het Agentschap, komt in aanmerking voor installatie in een CMU op voorwaarde dat:
- 1)
de CMU-component in een toestand verkeert waarin hij veilig kan worden gebruikt, en
- 2)
de installateur beschikt over een document dat is afgegeven door de persoon of organisatie die de CMU-component heeft vervaardigd, waarin de naam en identificatie van de component, de conformiteit van de component met de ontwerpgegevens en de datum van afgifte worden vermeld.
Subdeel L
(NIET VAN TOEPASSING)
Subdeel M. Reparaties
21.A.431A. Toepassingsgebied
- a)
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van reparatieontwerpen van een product, onderdeel, uitrustingsstuk, CMU of CMU-component, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvrager en houder van die goedkeuring.
- b)
In dit subdeel worden standaardreparaties gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure overeenkomstig dit subdeel hoeft plaats te vinden.
- c)
Een ‘reparatie’ betekent het verwijderen van schade en/of het opnieuw in luchtwaardige toestand brengen van een product, onderdeel, uitrustingsstuk, CMU of CMU-component na de oorspronkelijke vrijgave voor gebruik door de fabrikant.
- d)
Als schade wordt hersteld door onderdelen, uitrustingsstukken of CMU-componenten te vervangen zonder dat enige ontwerpactiviteit nodig is, wordt dit beschouwd als een onderhoudstaak en is hiervoor bijgevolg geen goedkeuring overeenkomstig deze bijlage vereist.
- e)
Een reparatie van een ander ETSO-artikel dan een hulpaggregaat moet worden goedgekeurd als een wijziging aan het ETSO-ontwerp en moet worden behandeld in overeenstemming met punt 21.A.611.
- f)
In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.
21.A.431B. Standaardreparaties
- a)
Standaardreparaties zijn reparaties:
- 1)
in verband met:
- i)
vliegtuigen met een maximale startmassa van 5 700 kg of minder;
- ii)
hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 3 175 kg of minder;
- iii)
zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen, ballonnen en luchtschepen, zoals gedefinieerd in ELA1 of ELA2;
- iv)
VTOL-geschikte luchtvaartuigen met een maximale startmassa van 5 700 kg of minder;
- 2)
volgens ontwerpgegevens die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardreparaties bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en
- 3)
die niet in strijd zijn met de gegevens van TC-houders.
- b)
De punten 21A.432A tot en met 21A.451 zijn niet van toepassing op standaardreparaties.
21.A.432A. Aanvaardbaarheid
- a)
Een aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.
- b)
In het geval van de in punt 21.A.14, onder c), bedoelde producten mag een aanvrager zijn bekwaamheid aantonen door, in afwijking van punt a), van het Agentschap de aanvaarding te verkrijgen van zijn overeenkomstig punt 21.A.432C, onder b), opgestelde certificeringsprogramma.
21.A.432B. Bewijs van bekwaamheid
- a)
Een aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.
- b)
In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan dit subdeel.
- c)
Bij wijze van afwijking van de punten a) en b) mag een aanvrager de toestemming van het Agentschap vragen voor de goedkeuring van een certificeringsprogramma waarin de specifieke ontwerppraktijken, de hulpmiddelen en de volgorde van de activiteiten die nodig zijn opdat een in punt 21A.14, onder c), gedefinieerd product aan dit deel zou voldoen, zijn vermeld.
21.A.432C. Aanvraag van een goedkeuring van een reparatieontwerp
- a)
Een aanvraag van een goedkeuring van een reparatieontwerp moet worden ingediend in de vorm en op de wijze die door het Agentschap zijn vastgesteld.
- b)
Een aanvraag van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie bevat of wordt na de oorspronkelijke aanvraag aangevuld met een certificeringsprogramma dat bestaat uit:
- 1.
een beschrijving van de schade en het reparatieontwerp, met vermelding van de configuratie van het typeontwerp waaraan de herstelling wordt aangebracht;
- 2.
een identificatie van alle aspecten van het product in het typeontwerp, met inbegrip van de goedgekeurde handleidingen die worden gewijzigd of die gevolgen ondervinden van de wijziging;
- 3.
een identificatie van alle nieuwe onderzoeken die nodig zijn om aan te tonen dat het reparatieontwerp en alle aspecten die gevolgen ondervinden van het reparatieontwerp voldoen aan de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing;
- 4.
alle voorgestelde wijzigingen van de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing;
- 5.
een voorstel voor een uitsplitsing van het certificeringsprogramma in zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, met inbegrip van de middelen en de procedure die worden voorgesteld om aan te tonen dat voldaan is aan punt 21.A.433, onder a), punt 1, en verwijzingen naar de bijbehorende nalevingsdocumenten;
- 6.
een voorstel voor de beoordeling van de zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, voor wat betreft de waarschijnlijkheid van een niet-geïdentificeerd geval van niet-naleving van de typecertificeringsbasis en de mogelijke gevolgen daarvan voor de veiligheid van het product, het UAS of de CMU. De voorgestelde beoordeling houdt minstens rekening met de elementen in 21.B.100, punt a), 1 tot en met 4. Op basis van die beoordeling bevat de aanvraag een voorstel voor de betrokkenheid van het Agentschap bij de verificatie van de gegevens en activiteiten waarmee de naleving kan worden aangetoond, en
- 7.
de vermelding of de certificeringsgegevens volledig zijn opgesteld door de aanvrager of op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens.
21.A.433. Eisen voor de goedkeuring van een reparatieontwerp
- a)
Een reparatieontwerp wordt alleen goedgekeurd:
- 1.
wanneer overeenkomstig het in punt 21.A.432C, onder b), vermelde certificeringsprogramma is aangetoond dat het reparatieontwerp voldoet aan de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing, en aan alle wijzigingen die overeenkomstig punt 21.B.450 door het Agentschap zijn vastgesteld en aangemeld;
- 2.
wanneer verklaard is dat de overeenkomstig punt 1 toepasselijke typecertificeringsbasis is nageleefd en de bewijzen van de naleving zijn geregistreerd in de nalevingsdocumenten;
- 3.
wanneer geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product, het UAS of de CMU onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd;
- 4.
wanneer de aanvrager heeft aangegeven dat hij certificeringsgegevens heeft verstrekt op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens, overeenkomstig 21.A.432C, punt b), 7:
- i)
als de houder heeft aangegeven dat hij geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig het bepaalde in punt a), 2, voorgelegde informatie, en
- ii)
als de houder ermee heeft ingestemd om met de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp samen te werken om ervoor te zorgen dat alle verplichtingen met betrekking tot de blijvende luchtwaardigheid van het gewijzigde product, het gewijzigde UAS of de gewijzigde CMU nagekomen worden door overeenstemming met punt 21.A.451.
- 5.
wanneer, voor een reparatie aan een vliegtuig die onder punt 26.302 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640 valt, is aangetoond dat de structurele integriteit van de reparatie en de betrokken structuur ten minste gelijkwaardig is aan het niveau van structurele integriteit dat in punt 26.302 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640 is vastgesteld voor de basisstructuur.
- b)
De aanvrager moet de in punt a), onder 2, vermelde verklaring indienen bij het Agentschap, alsmede alle nodige gegevens ter staving daarvan, indien het Agentschap daarom vraagt.
21.A.435. Classificatie en goedkeuring van reparatieontwerpen
- a)
Een reparatieontwerp wordt geclassificeerd als ‘ingrijpend’ of ‘gering’, overeenkomstig de criteria van punt 21.A.91 voor een wijziging van het typecertificaat.
- b)
Een reparatieontwerp wordt geclassificeerd en goedgekeurd door:
- 1.
het Agentschap, of
- 2.
een erkende ontwerporganisatie, binnen haar in punt 21.A.263, onder c), punten 1, 2 en 5, vermelde bevoegdheden, zoals vastgelegd in de erkenningsvoorwaarden.
21.A.437
Vervallen.
21.A.439. Productie van reparatieonderdelen
Voor de reparatie te gebruiken onderdelen, uitrustingsstukken en CMU-componenten moeten worden gefabriceerd in overeenstemming met productiegegevens die gebaseerd zijn op alle nodige ontwerpgegevens, verstrekt door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp:
- a)
overeenkomstig subdeel F, of
- b)
door een organisatie die erkend is overeenkomstig subdeel G, of
- c)
door een naar behoren erkende onderhoudsorganisatie.
21.A.441. Uitvoering van een reparatie
- a)
De uitvoering van een reparatie moet gebeuren overeenkomstig subdeel C van bijlage I (Deel-M) of subdeel C van bijlage V ter (Deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014, of subdeel C van bijlage I (Deel-ML.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie of door een productieorganisatie die is erkend in overeenstemming met subdeel G van deze bijlage, overeenkomstig de in 21.A.163, punt d), bedoelde bevoegdheid.
- b)
De ontwerporganisatie moet de organisatie die de reparatie uitvoert alle nodige installatie-instructies verstrekken.
21.A.443. Beperkingen
Een reparatieontwerp kan worden goedgekeurd onder voorbehoud van beperkingen; in dat geval bevat de goedkeuring van het reparatieontwerp alle nodige instructies en beperkingen. Deze instructies en beperkingen moeten door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp worden bezorgd aan de gebruiker volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.
21.A.445. Niet-gerepareerde schade
- a)
Als een beschadigd product, onderdeel of uitrustingsstuk of een beschadigde CMU of CMU-component niet gerepareerd wordt en niet valt onder eerder goedgekeurde gegevens, mogen de gevolgen van de schade voor de luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk of de CMU of CMU-component alleen worden beoordeeld:
- 1.
door het Agentschap, of
- 2.
door een erkende ontwerporganisatie volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.
Alle nodige beperkingen moeten worden verwerkt in overeenstemming met de procedures van punt 21.A.443.
- b)
Als de organisatie die de schade beoordeelt overeenkomstig punt a) noch het Agentschap noch de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat is, moet deze organisatie aantonen dat de informatie waarop de beoordeling is gebaseerd toereikend is, hetzij aan de hand van eigen bronnen, hetzij via een overeenkomst met de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat of de fabrikant, al naargelang van toepassing.
21.A.447
Vervallen.
21.A.449
Vervallen.
21.A.451. Verplichtingen en EPA-identificatiekenmerk
- a)
Elke houder van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet:
- 1.
de verplichtingen nakomen:
- i)
die worden beschreven in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9, 21.A.439, 21. A.441 en 21.A.443;
- ii)
die inherent zijn aan de samenwerking van de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat overeenkomstig punt 21.A.433, onder b), al naargelang van toepassing;
- 2.
de identificatiekenmerken specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).
- b)
Behalve houders van een typecertificaat of een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat waarvoor punt 21.A.44 geldt, moet de houder van een goedkeuring van een ontwerp voor een kleine reparatie:
- 1.
de in punten 21.A.4, 21.A.5 en 21.A.7 beschreven verplichtingen nakomen;
- 2.
de identificatiekenmerken specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).
Subdeel N
(NIET VAN TOEPASSING)
Subdeel O. ETSO-Autorisaties
21.A.601. Toepassingsgebied
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van ETSO-autorisaties, en worden ook de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers of houders van dergelijke autorisaties vastgelegd.
21.A.602A. Aanvaardbaarheid
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een ETSO-artikel produceert of de productie ervan voorbereidt en zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.602B bewezen heeft, of aan het bewijzen is, komt in aanmerking als aanvrager van een ETSO-autorisatie.
21.A.602B. Bewijs van bekwaamheid
Elke aanvrager van een ETSO-autorisatie moet zijn bekwaamheid als volgt bewijzen:
- a)
in het geval van productie, door houder te zijn van een in overeenstemming met subdeel G afgegeven erkenning als productieorganisatie, of door te voldoen aan de procedures van subdeel F, en
- b)
in het geval van ontwerp:
- 1.
voor een hulpaggregaat: door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie;
- 2.
voor alle andere artikelen: door procedures te gebruiken die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -methoden en -werkzaamheden zal worden voldaan aan de bepalingen van deze bijlage.
21.A.603. Aanvraag
- a)
Een aanvraag om een ETSO-autorisatie moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap en moet een overzicht van de in punt 21.A.605 voorgeschreven informatie bevatten.
- b)
Als een reeks geringe wijzigingen in overeenstemming met punt 21.A.611 wordt voorzien, moet de aanvrager in zijn aanvraag het nummer van het basismodel van het artikel en de bijbehorende stuknummers laten volgen door open haakjes, om aan te geven dat wijzigingsnummers of -letters (of combinaties van beide) van tijd tot tijd als achtervoegsel zullen worden toegevoegd.
21.A.604. ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU)
Met betrekking tot een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat:
- a)
toepassing: 21.A.15, 21.A.20, 21.A.21, 21.A.31, 21.A.33, 21.A.44, 21.A.47, 21.B.75 en 21.B.80, met dien verstande dat een ETSO-autorisatie wordt afgegeven in plaats van een typecertificaat in overeenstemming met punt 21.A.606;
- b)
in afwijking van punt 21.A.611 zijn de eisen van subdeel D van toepassing op de goedkeuring van ontwerpwijzigingen door de houder van de ETSO-autorisatie voor hulpaggregaten en als geringe wijziging geclassificeerde ontwerpwijzigingen van andere aanvragers en zijn de eisen van subdeel E van toepassing op de goedkeuring van als geringe wijzigingen geclassificeerde ontwerpwijzigingen van andere aanvragers. Als de eisen van subdeel E van toepassing zijn, wordt een afzonderlijke ETSO-autorisatie afgegeven in plaats van een aanvullend typecertificaat, en
- c)
de eisen van Subdeel M zijn van toepassing op de goedkeuring van reparatieontwerpen.
21.A.605. Vereisten inzake gegevens
- a)
De aanvrager moet de volgende documenten indienen bij het Agentschap:
- 1.
een certificeringsprogramma voor de ETSO-autorisatie, waarin wordt uiteengezet met welke middelen de naleving van punt 21.A.606, onder b), zal worden aangetoond;
- 2.
een conformiteitsverklaring waarin wordt gecertificeerd dat de aanvrager heeft voldaan aan de vereisten van dit subdeel;
- 3.
een ontwerp- en prestatieverklaring, waarin wordt vermeld dat de aanvrager heeft aangetoond dat het artikel voldoet aan de toepasselijke ETSO overeenkomstig het certificeringsprogramma;
- 4.
een afschrift van de technische gegevens die vereist worden door de toepasselijke ETSO;
- 5.
het handboek, of een verwijzing naar het handboek, zoals vermeld in 21.A.143 met het oog op het verkrijgen van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G of het handboek, of een verwijzing naar het handboek, zoals vermeld in punt 21.A.125A, onder b), met het oog op fabricage overeenkomstig subdeel F zonder erkenning als productieorganisatie;
- 6.
voor een hulpaggregaat: het handboek, of een verwijzing naar het handboek, dat vermeld wordt in punt 21.A.243 met het oog op het verkrijgen van een erkenning als ontwerporganisatie overeenkomstig subdeel J;
- 7.
voor alle andere artikelen, de in punt 21.A.602B, onder b), punt 2, vermelde procedures of een verwijzing naar die procedures;
- b)
De aanvrager brengt aan het Agentschap verslag uit over alle moeilijkheden of voorvallen die zich hebben voorgedaan tijdens het erkenningsproces en die een aanzienlijk effect kunnen hebben op de ETSO-autorisatie.
21.A.606. Eisen voor de afgifte van een ETSO-autorisatie
Om een ETSO-autorisatie te krijgen, moet de aanvrager:
- a)
zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.602B aantonen;
- b)
aantonen dat het artikel voldoet aan de technische voorwaarden van de toepasselijke ETSO of aan eventuele afwijkingen daarvan die overeenkomstig punt 21.A.610 zijn goedgekeurd;
- c)
voldoen aan de eisen van dit subdeel, en
- d)
verklaren dat geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het artikel onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.
21.A.607. Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie
De houder van een ETSO-autorisatie heeft het recht om het artikel te produceren en te voorzien van de passende ETSO-identificatiekenmerk.
21.A.608. Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP)
- a)
De ontwerp- en prestatieverklaring moet ten minste de volgende informatie bevatten:
- 1.
informatie overeenkomstig punt 21.A.31, onder a) en b), waarin het artikel en zijn ontwerp- en testnorm worden gepreciseerd;
- 2.
de verwachte prestaties van het artikel, indien van toepassing, hetzij direct hetzij door te verwijzen naar andere aanvullende documenten;
- 3.
een conformiteitsverklaring waarin bevestigd wordt dat het artikel voldoet aan de betreffende ETSO;
- 4.
een verwijzing naar relevante testrapporten;
- 5.
een verwijzing naar de betreffende onderhouds-, revisie- en reparatiehandboeken;
- 6.
de mate waarin wordt voldaan aan de desbetreffende eisen, indien verschillende niveaus worden toegestaan door de ETSO;
- 7.
een lijst van in overeenstemming met punt 21.A.610 aanvaarde afwijkingen.
- b)
De ontwerp- en prestatieverklaring moet met datum en handtekening worden bekrachtigd door de houder van de ETSO-autorisatie, of door zijn erkende vertegenwoordiger.
21.A.609. Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties
De houder van een ETSO-autorisatie overeenkomstig dit subdeel moet:
- a)
elk artikel vervaardigen in overeenstemming met subdeel G of subdeel F, dat waarborgt dat elk afgewerkt artikel voldoet aan zijn ontwerpgegevens en veilig geïnstalleerd kan worden;
- b)
voor elk model van elk artikel waarvoor een ETSO-autorisatie is afgegeven, een actuele reeks complete technische gegevens en verslagen opstellen en bijhouden in overeenstemming met punt 21.A.5;
- c)
originele exemplaren opstellen, bijhouden en bijwerken van alle handboeken die voor het artikel vereist worden door de toepasselijke certificeringsspecificaties;
- d)
de onderhouds-, revisie- en reparatiehandboeken die nodig zijn om het artikel te gebruiken en te onderhouden, evenals wijzigingen aan deze handboeken, op verzoek ter beschikking stellen van de gebruikers van het artikel en van het Agentschap;
- e)
elk artikel identificeren in overeenstemming met punt 21.A.807;
- f)
voldoen aan de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4 en 21.A.9;
- g)
blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen van punt 21.A.602B.
21.A.610. Goedkeuring voor een afwijking
- a)
Elke fabrikant die een goedkeuring vraagt om te mogen afwijken van een ETSO-prestatienorm moet aantonen dat de normen waarvan een afwijking wordt gevraagd worden gecompenseerd door factoren of ontwerpkenmerken die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen.
- b)
Het verzoek om een goedkeuring voor een afwijking moet, samen met alle relevante gegevens, worden ingediend bij het Agentschap.
21.A.611. Ontwerpwijzigingen
- a)
De houder van de ETSO-autorisatie mag geringe wijzigingen (alle wijzigingen die geen ingrijpende wijziging zijn) aan het ontwerp aanbrengen zonder toestemming van het Agentschap. In dat geval behoudt het gewijzigde artikel het nummer van het originele model (geringe wijzigingen worden aangeduid door gewijzigde stuknummers of door amendementen) en moet de houder aan het Agentschap alle herziene gegevens bezorgen die nodig zijn om te voldoen aan punt 21.A.603, onder b).
- b)
Als de houder van de ETSO-autorisatie een wijziging aan een ontwerp aanbrengt die dermate significant is dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om vast te stellen of nog voldaan wordt aan een ETSO, gaat het om een ingrijpende wijziging. Voordat hij zulke wijziging aanbrengt, moet de houder een nieuwe type- of modelnaam aan het artikel toekennen en een nieuwe autorisatie overeenkomstig punt 21.A.603 aanvragen.
- c)
Geen enkele wijziging die aan een ontwerp wordt aangebracht door een natuurlijke of rechtspersoon die niet de houder van de ETSO-autorisatie is, en die de conformiteitsverklaring voor het artikel heeft ingediend, komt in aanmerking voor een goedkeuring overeenkomstig dit subdeel O, tenzij de persoon die de goedkeuring wenst, een aanvraag om een afzonderlijke ETSO-autorisatie indient overeenkomstig punt 21.A.603.
21.A.613
Vervallen.
21.A.619. Duur en blijvende geldigheid
- a)
Een ETSO-autorisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig voor zover aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1.
de aanvrager blijft de voorwaarden in acht nemen die zijn vastgesteld op het moment dat de ETSO-autorisatie werd verleend;
- 2.
de houder van de ETSO-autorisatie blijft voldoen aan de verplichtingen van punt 21.A.609;
- 3.
de houder van de ETSO-autorisatie of zijn partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;
- 4.
er is aangetoond dat het ETSO-artikel tijdens het gebruik geen onaanvaardbare gevaren veroorzaakt;
- 5.
de ETSO-autorisatie is niet door het Agentschap ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder ingeleverd.
- b)
In geval van inlevering of intrekking wordt de ETSO-autorisatie teruggezonden aan het Agentschap.
21.A.621. Overdraagbaarheid
Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en dus moet voldoen aan de punten 21.A.147 en 21.A.247, al naargelang van toepassing, kan een overeenkomstig deze bijlage afgegeven ETSO-autorisatie niet worden overgedragen.
Subdeel P. Vliegvergunning
21.A.701. Toepassingsgebied
- a)
Vliegvergunningen worden overeenkomstig dit subdeel afgegeven voor luchtvaartuigen die niet voldoen aan of waarvan niet is aangetoond dat zij voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten, doch welke op veilige wijze kunnen vliegen onder nader omschreven voorwaarden en voor de volgende doeleinden:
- 1.
ontwikkeling;
- 2.
aantonen van de naleving van regelgeving of certificeringsspecificaties;
- 3.
scholing van personeel van ontwerp- of productieorganisaties;
- 4.
productiegerelateerde testvluchten van nieuw geproduceerde luchtvaartuigen;
- 5.
het vliegen met in productie zijnde luchtvaartuigen tussen productiefaciliteiten;
- 6.
het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de klant;
- 7.
levering of export van het luchtvaartuig;
- 8.
het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de bevoegde autoriteit;
- 9.
marktonderzoek, in combinatie met de scholing van het personeel van de klant;
- 10.
beurzen en luchtshows;
- 11.
het vliegen met het luchtvaartuig naar een locatie waar onderhoud of controle op de luchtwaardigheid plaatsvindt, of naar een stallingslocatie;
- 12.
het vliegen met een luchtvaartuig met een hoger gewicht dan het maximaal gecertificeerde startgewicht voor langere vluchten dan de normale afstand over water, of over grondgebieden waar geen adequate landingsfaciliteiten zijn of geen geschikte brandstof aanwezig is;
- 13.
pogingen tot vestiging van nieuwe records, luchtsnelheidswedstrijden of soortgelijke wedijver;
- 14.
het vliegen met luchtvaartuigen die voldoen aan de toepasselijke luchtwaardigheidsvereisten voordat sprake is van conformiteit met de milieuvereisten;
- 15.
voor niet-commerciële vliegactiviteiten met individuele, niet-complexe luchtvaartuigen of types waarvoor een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid niet van toepassing is.
- 16.
Het vliegen met een luchtvaartuig om problemen op te sporen of om de werking van een of meer systemen, onderdelen of uitrustingsstukken na onderhoud te controleren.
- b)
In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van vliegvergunningen en de goedkeuring van daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden, en worden de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze vergunningen en goedkeuringen van vluchtvoorwaarden.
21.A.703. Aanvaardbaarheid
- a)
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht een vliegvergunning aan te vragen, behalve indien het een vliegvergunning betreft die wordt aangevraagd voor doeleinden als omschreven in punt 21.A.701, onder a), 15, waarbij de aanvrager tevens de eigenaar is.
- b)
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht om de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te vragen.
21.A.707. Aanvraag van een vliegvergunning
- a)
Ingevolge punt 21.A.703, en indien de aanvrager niet over de bevoegdheid beschikt om een vliegvergunning af te geven, dient een vliegvergunning bij de bevoegde autoriteit te worden aangevraagd in de vorm en op de wijze als vastgesteld door deze instantie.
- b)
Elke aanvraag van een vliegvergunning moet het volgende bevatten:
- 1.
het doel van de vlucht(en), overeenkomstig punt 21.A.701;
- 2.
in hoeverre het luchtvaartuig niet voldoet aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten;
- 3.
de overeenkomstig punt 21.A.710 goedgekeurde vluchtvoorwaarden.
- c)
Indien de vluchtvoorwaarden niet zijn goedgekeurd op het moment waarop de vliegvergunning wordt aangevraagd, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd overeenkomstig punt 21.A.709.
21.A.708. Vluchtvoorwaarden
De vluchtvoorwaarden hebben betrekking op:
- a)
de configuratie(s) waarvoor de vliegvergunning wordt aangevraagd, met inbegrip van, voor onbemande luchtvaartuigen, de configuratie van de CMU die wordt gebruikt om het luchtvaartuig te bedienen;
- b)
alle voorwaarden of beperkingen die noodzakelijk zijn voor het veilig gebruik van het luchtvaartuig, zoals:
- 1.
de voor de vlucht(en) noodzakelijke voorwaarden of beperkingen met betrekking tot de vliegroutes en/of het luchtruim;
- 2.
de voorwaarden en beperkingen met betrekking tot de cockpitbemanning van het luchtvaartuig, in aanvulling op die welke zijn vastgesteld in aanhangsel XII van deze bijlage I (deel 21).
- 3.
de beperkingen met betrekking tot het vervoer van personen de niet tot het vliegend personeel behoren;
- 4.
de exploitatiebeperkingen, specifieke procedures of technische voorwaarden welke dienen te worden nageleefd;
- 5.
het specifieke vluchttestprogramma (voor zover van toepassing);
- 6.
de specifieke regels ter waarborging van de blijvende luchtwaardigheid, waaronder onderhoudsinstructies en de regels volgens welke deze dienen te worden uitgevoerd;
- 7.
voor onbemande luchtvaartuigen, specifieke regelingen en instructies voor de vluchtuitvoering en de permanente luchtwaardigheid van het UAS of de CMU;
- c)
de staving dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de in punt b) genoemde voorwaarden of beperkingen;
- d)
de methode die wordt gebruikt voor controle op de configuratie van het luchtvaartuig, met inbegrip van, voor onbemande luchtvaartuigen, de configuratie van de CMU die wordt gebruikt om het luchtvaartuig te bedienen, teneinde te kunnen blijven voldoen aan de vastgestelde voorwaarden.
21.A.709. Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden
- a)
Ingevolge punt 21.A.707, onder c), en indien de aanvrager niet bevoegd is voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd:
- 1.
indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij het Agentschap in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door het Agentschap, of
- 2.
indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij de bevoegde autoriteit in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door deze instantie.
- b)
Bij iedere aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden dient het volgende te worden vermeld:
- 1.
de voorgestelde vluchtvoorwaarden;
- 2.
de documenten ter onderbouwing van deze voorwaarden, en
- 3.
de verzekering dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de voorwaarden of beperkingen van punt 21.A.708, onder b).
21.A.710. Goedkeuring van vluchtvoorwaarden
- a)
Wanneer de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden de voorwaarden goedgekeurd door:
- 1.
het Agentschap, of
- 2.
een naar behoren erkende ontwerporganisatie; krachtens de in punt 21.A.263, onder c), 6, bedoelde bevoegdheid.
- b)
Indien goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden deze goedgekeurd door de bevoegde autoriteit of de daartoe erkende organisatie die ook de vliegvergunning afgeeft.
- c)
Voordat de vluchtvoorwaarden worden goedgekeurd, dient het Agentschap of de bevoegde autoriteit of de erkende organisatie overtuigd te zijn dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de gespecificeerde voorwaarden en beperkingen. Het Agentschap of de bevoegde autoriteit kan de aanvrager ertoe verplichten de daarvoor noodzakelijke inspecties of proefnemingen uit te voeren.
21.A.711. Afgifte van een vliegvergunning
- a)
Een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel III) mag worden afgegeven door de bevoegde autoriteit onder de voorwaarden gespecificeerd in punt 21.B.525.
- b)
Een ter zake erkende ontwerporganisatie kan een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt 21.A.263, onder c), 7, indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710.
- c)
Een ter zake erkende productieorganisatie mag een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt 21.A.263, onder e), indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710.
- d)
Een erkende organisatie kan een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens CAMO.A.125 van bijlage V quater (deel-CAMO) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 of CAO.A.095 van bijlage V quinquies (deel-CAO) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014, of CAO.UAS.095 van bijlage II (deel-CAO.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie indien de vluchtvoorwaarden als bedoeld in 21.A.708 van deze bijlage zijn goedgekeurd overeenkomstig 21.A.710 van deze bijlage;
- e)
De vliegvergunning moet de doelen, voorwaarden en beperkingen vermelden die zijn goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.710.
- f)
Voor vergunningen afgegeven onder de punten b), c) of d) dient een kopie van de vliegvergunning en bijbehorende vluchtvoorwaarden te worden ingediend bij de bevoegde autoriteit bij de eerste gelegenheid maar niet later dan 3 dagen.
- g)
Als er aanwijzingen zijn dat de in punt 21.A.723, onder a), gespecificeerde voorwaarden niet worden vervuld voor een vliegvergunning die door een organisatie werd afgegeven overeenkomstig de punten b), c) of d), zal de organisatie deze vliegvergunning onmiddellijk intrekken en de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte brengen.
21.A.713. Wijzigingen
- a)
Iedere wijziging als gevolg waarvan de vluchtvoorwaarden of de daarmee verband houdende gronden voor afgifte van de vliegvergunning teniet worden gedaan, dient te worden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710. Voor zover relevant, dient een aanvraag te worden gedaan overeenkomstig punt 21.A.709.
- b)
Wanneer een wijziging gevolgen heeft voor de inhoud van de vliegvergunning, dient een nieuwe vliegvergunning te worden afgegeven overeenkomstig punt 21.A.711.
21.A.715. Taal
De handboeken, (plak)biljetten, lijsten en overzichten, instrumentaanduidingen en andere noodzakelijke informatie zoals vereist ingevolge de geldende certificeringsspecificaties zijn gesteld in een of meer, voor de bevoegde autoriteit aanvaardbare talen van de Unie.
21.A.719. Overdraagbaarheid
- a)
Een vliegvergunning is niet overdraagbaar.
- b)
Onverminderd het bepaalde onder punt a) geldt voor een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15, wanneer een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, dat deze vliegvergunning tezamen met het luchtvaartuig wordt overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven, of dat de vliegvergunning alleen wordt afgegeven met instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie waaraan overdracht plaatsvindt.
21.A.723. Duur en blijvende geldigheid
- a)
Een vliegvergunning wordt afgegeven voor een periode van maximaal twaalf maanden en blijft geldig als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1.
de organisatie blijft voldoen aan de voorwaarden en beperkingen die verbonden zijn aan de vliegvergunning als vermeld in punt 21.A.711, e);
- 2.
de houder of zijn partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;
- 3.
de vliegvergunning is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder ingeleverd;
- 4.
het luchtvaartuig blijft in hetzelfde register ingeschreven.
- b)
Onverminderd het bepaalde onder a), kan een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15, worden afgegeven voor onbeperkte duur.
- c)
In het geval van afstand of intrekking dient de vliegvergunning terug te worden gegeven aan de bevoegde autoriteit.
21.A.725. Verlenging van de vliegvergunning
Een verlenging van de vliegvergunning wordt beschouwd als een wijziging overeenkomstig punt 21.A.713.
21.A.727. Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning
De houder van een vliegvergunning dient erop toe te zien dat alle aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen worden nageleefd.
Subdeel Q. Identificatie van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, bedienings- en monitoringeenheden (CMU's) en componenten van bedienings- en monitoringeenheden
21.A.801. Identificatie van producten en bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
- a)
De identificatie van producten en CMU's die uit hoofde van subdeel F of subdeel G worden geproduceerd, moet de volgende informatie bevatten:
- 1.
de naam van de fabrikant;
- 2.
de benaming van het product en de CMU;
- 3.
het serienummer van de fabrikant;
- 4.
het merkteken ‘EXEMPT’ voor motoren, wanneer de bevoegde autoriteit een vrijstelling van de toepasselijke milieubeschermingseisen heeft verleend;
- 5.
elke andere informatie die het Agentschap nodig acht.
- b)
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een luchtvaartuig of een motor vervaardigt overeenkomstig subdeel G of subdeel F, moet dat luchtvaartuig of die motor identificeren door middel van een vuurvaste plaat waarop de in punt a) vermelde informatie is geëtst, geperst, gegraveerd of aangebracht volgens een andere goedgekeurde methode van vuurvaste merking. De identificatieplaat moet dusdanig zijn aangebracht, dat deze toegankelijk en leesbaar is en de kans klein is dat deze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.
- c)
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een propeller, een propellerblad of een propellernaaf vervaardigt overeenkomstig subdeel G of subdeel F moet zijn product identificeren door middel van een plaat, of door een vuurvaste identificatie te persen, te graveren, te etsen of volgens een andere goedgekeurde methode aan te brengen op een niet-kritiek oppervlak; deze identificatie moet de in punt a) vermelde informatie bevatten en dusdanig zijn aangebracht dat de kans klein is dat deze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.
- d)
Voor bemande ballonnen moet de in punt b) voorgeschreven identificatieplaat worden bevestigd aan het ballonomhulsel en, indien mogelijk, zodanig worden geplaatst dat de gebruiker ze kan lezen wanneer de ballon is opgeblazen. Verder moeten op de mand, het laadgedeelte en de brander permanent en leesbaar aangebracht zijn: de naam van de fabrikant, het stuknummer, of gelijkwaardig, en het serienummer, of gelijkwaardig.
- e)
Elke natuurlijke of rechtspersoon die een CMU produceert overeenkomstig subdeel G of subdeel F moet die CMU identificeren door middel van een plaat, stempel, gravure, ets of andere goedgekeurde methode voor brandbestendige identificatie waarop de in punt a) gespecificeerde informatie dusdanig is aangebracht dat ze toegankelijk en leesbaar is en dat de kans klein is dat ze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd of tijdens een ongeval verloren raakt of wordt vernietigd.
21.A.803. Behandeling van de identificatiegegevens
- a)
Niemand mag de identificatie-informatie zoals bedoeld in 21.A.801, punt a), voor luchtvaartuigen, motoren, propellers, propellerbladen, propellernaven of CMU's, of de identificatie-informatie zoals bedoeld in 21.A.807, punt a), voor hulpaggregaten, verwijderen, wijzigen of aanbrengen zonder goedkeuring van het Agentschap.
- b)
Niemand mag een identificatieplaat zoals bedoeld in punt 21.A.801, of in punt 21.A.807 voor hulpaggregaten, verwijderen of aanbrengen zonder goedkeuring van het Agentschap.
- c)
In afwijking van de punten a) en b) mogen natuurlijke en rechtspersonen die onderhoudswerkzaamheden uitvoeren overeenkomstig de van toepassing zijnde aanverwante voorschriften, in overeenstemming met de door het Agentschap vastgelegde methoden, technieken en praktijken:
- 1.
de identificatie-informatie zoals bedoeld in 21.A.801, punt a), voor luchtvaartuigen, motoren, propellers, propellerbladen, propellernaven of CMU's, of de identificatie-informatie zoals bedoeld in 21.A.807, punt a), voor hulpaggregaten, verwijderen, wijzigen of aanbrengen, of
- 2.
een identificatieplaat zoals bedoeld in 21.A.801, of 21.A.807 voor hulpaggregaten, indien nodig verwijderen tijdens onderhoudswerkzaamheden.
- d)
Niemand mag een in overeenstemming met punt c), 2) verwijderde identificatieplaat aanbrengen op een ander luchtvaartuig, andere motor, andere propeller, ander propellerblad, andere propellernaaf of andere CMU dan die waarvan deze verwijderd is.
21.A.804 Identificatie van onderdelen, uitrustingsstukken en componenten van bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
- a)
Elk onderdeel of uitrustingsstuk dat in aanmerking komt voor installatie in een product met typecertificering en elke CMU-component die in aanmerking komt voor installatie in een overeenkomstig deze bijlage I gecertificeerde CMU, wordt voorzien van een permanent en leesbaar merkteken met:
- 1.
de naam, het handelsmerk of het logo van de fabrikant op een manier zoals gedefinieerd in de toepasselijke ontwerpgegevens,
- 2.
het onderdeelnummer, zoals gedefinieerd in de toepasselijke ontwerpgegevens, en
- 3.
de letters ‘EPA’:
- i)
voor onderdelen of uitrustingsstukken die geproduceerd zijn in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens die niet behoren tot de houder van het typecertificaat voor het betreffende product, behalve voor ETSO-artikelen en voor onderdelen en uitrustingsstukken die onder 21.A.307, punt b), vallen;
- ii)
voor CMU-componenten die zijn geproduceerd in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens die niet behoren tot de houder van het typecertificaat van de desbetreffende CMU, of tot de houder van het UA-typecertificaat wanneer de CMU is gecertificeerd als onderdeel van het UA, met uitzondering van ETSO-CMU-componenten en CMU-componenten die onder 21.A.308, punt b), vallen.
- b)
In afwijking van punt a), als het Agentschap ermee akkoord gaat dat een onderdeel, uitrustingsstuk of CMU-component te klein is of dat het anderszins niet praktisch zou zijn om de punt a) voorgeschreven informatie aan te brengen op een onderdeel, uitrustingsstuk of CMU-component, moet op het certificaat van vrijgave dat bij het onderdeel, het uitrustingsstuk of de CMU-component of de verpakking ervan is gevoegd, de informatie worden vermeld die niet kon worden aangebracht op het onderdeel, het uitrustingsstuk of de CMU-component.
21.A.805. Identificatie van kritieke onderdelen
Naast de vereisten van punt 21.A.804, moet elke fabrikant van een in een product met typecertificaat te installeren onderdeel dat is geïdentificeerd als een kritiek onderdeel, permanent en leesbaar een stuknummer en een serienummer aanbrengen op dat onderdeel.
21.A.807. Identificatie van ETSO-artikelen
- a)
Elke houder van een ETSO-autorisatie overeenkomstig subdeel O moet elk artikel permanent en leesbaar voorzien van de volgende informatie:
- 1.
de naam en het adres van de fabrikant;
- 2.
de naam, het type, het stuknummer of de modelnaam van het artikel;
- 3.
het serienummer en/of de fabricagedatum van het artikel, en
- 4.
het toepasselijke ETSO-nummer.
- b)
In afwijking van punt a), als het Agentschap ermee akkoord gaat dat het onderdeel of uitrustingsstuk te klein is of dat het niet praktisch zou zijn om het onderdeel of uitrustingsstuk te voorzien van de in punt a) voorgeschreven informatie, moet op het certificaat van vrijgave dat bij het onderdeel of het uitrustingsstuk of zijn verpakking is gevoegd, de informatie worden vermeld die niet kon worden aangebracht op het onderdeel of uitrustingsstuk.
- c)
Eenieder die een hulpaggregaat overeenkomstig subdeel G of subdeel F vervaardigt, moet dat hulpaggregaat identificeren door middel van een vuurvaste plaat waarop de in punt a) gespecificeerde informatie is geëtst, geperst, gegraveerd of aangebracht volgens een andere goedgekeurde methode van vuurvaste merking. De identificatieplaat moet zo worden bevestigd, dat de kans klein is dat ze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.
Sectie B. Procedures voor bevoegde autoriteiten
Subdeel A. Algemene voorzieningen
21.B.5. Toepassingsgebied
Vervallen.
21.B.10. Toezichtsdocumentatie
De bevoegde autoriteit verstrekt alle wetteksten, normen, voorschriften, technische publicaties en daarmee samenhangende documenten aan de betrokken personeelsleden, zodat zij hun taken kunnen uitvoeren en zich van hun verantwoordelijkheden kunnen kwijten.
21.B.15. Informatie aan het Agentschap
- a)
Binnen dertig dagen nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat weet heeft gekregen van eventuele significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan, stelt zij het Agentschap daarvan in kennis.
- b)
Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat alle veiligheidsrelevante informatie die voortvloeit uit de krachtens artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) nr. 376/2014 in de nationale gegevensbank opgeslagen voorvalmeldingen, zo snel mogelijk aan het Agentschap.
- c)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat verstrekt het Agentschap zo spoedig mogelijk veiligheidsrelevante informatie die afkomstig is van de informatiebeveiligingsrapporten die zij heeft ontvangen overeenkomstig punt IS.D.OR.230 van de bijlage (Deel-IS.D.OR) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645.
21.B.20. Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem
- a)
Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan past de bevoegde autoriteit een systeem toe voor passende verzameling, analyse en verspreiding van veiligheidsinformatie.
- b)
Het Agentschap past een systeem toe om alle ontvangen veiligheidsrelevante informatie op adequate wijze te analyseren en de relevante autoriteiten van de lidstaten en de Commissie zonder nodeloze vertraging alle informatie, met inbegrip van aanbevelingen of te nemen corrigerende maatregelen, te verstrekken die zij nodig hebben om tijdig te reageren op een veiligheidsprobleem met producten, onderdelen, uitrustingsstukken, bedienings- en monitoringseenheden (CMU), CMU-componenten en personen of organisaties die vallen onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.
- c)
Bij ontvangst van de in punten a) en b) bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om het veiligheidsprobleem op te lossen.
- d)
De bevoegde autoriteit deelt de overeenkomstig punt c) genomen maatregelen onmiddellijk mee aan alle personen of organisaties die deze uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan in acht moeten nemen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt ook het Agentschap in kennis van deze maatregelen, alsmede de andere betrokken lidstaten in zoverre gecombineerd optreden vereist is.
21.B.20A. Onmiddellijke reactie op een informatiebeveiligingsincident of kwetsbaarheid met gevolgen voor de veiligheid van de luchtvaart
- a)
De bevoegde autoriteit past een systeem toe voor het op passende wijze verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie over incidenten en kwetsbaarheden op het gebied van informatiebeveiliging met mogelijke gevolgen voor de veiligheid van de luchtvaart die door organisaties worden gemeld. Dit gebeurt in coördinatie met alle andere relevante autoriteiten die binnen de lidstaat verantwoordelijk zijn voor informatiebeveiliging of cyberbeveiliging om de coördinatie en compatibiliteit van meldingsregelingen te verbeteren.
- b)
Het Agentschap voert een systeem in om alle veiligheidsrelevante informatie die is ontvangen overeenkomstig 21.B.15, punt c), op passende wijze te analyseren en verstrekt de lidstaten en de Commissie zonder onnodige vertraging alle informatie, met inbegrip van aanbevelingen of te nemen corrigerende maatregelen, die zij nodig hebben om tijdig te kunnen reageren op een informatiebeveiligingsincident of kwetsbaarheid met mogelijke gevolgen voor de luchtvaartveiligheid met betrekking tot producten, onderdelen, bedienings- en monitoringeenheden (CMU), CMU-componenten, niet-geïnstalleerde apparatuur en personen of organisaties die onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan vallen.
- c)
Na ontvangst van de in de punten a) en b) bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om de mogelijke gevolgen van het informatiebeveiligingsincident of de kwetsbaarheid voor de veiligheid van de luchtvaart aan te pakken.
- d)
Overeenkomstig punt c) genomen maatregelen moeten onmiddellijk ter kennis worden gebracht van alle personen of organisaties die daaraan moeten voldoen krachtens Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt ook het Agentschap in kennis van deze maatregelen, alsmede de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten in zoverre gecombineerd optreden vereist is.
21.B.25. Beheersysteem
- a)
De bevoegde autoriteit zorgt voor de opstelling en instandhouding van een beheersysteem met minstens:
- 1.
gedocumenteerde beleidslijnen en procedures om haar organisatie, middelen en methoden voor het vaststellen van de naleving van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan te beschrijven. De procedures worden bijgehouden en dienen binnen die bevoegde autoriteit als basiswerkdocumenten voor alle daarmee samenhangende taken;
- 2.
voldoende personeel om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten. Er dient een systeem te worden opgezet om de beschikbaarheid van het personeel te plannen teneinde alle taken naar behoren te volbrengen;
- 3.
personeel dat over de nodige kwalificaties beschikt om de toegewezen taken te vervullen, de nodige kennis en ervaring heeft, en een basisopleiding en regelmatige bijscholingen heeft gevolgd om de vaardigheden op peil te houden;
- 4.
passende faciliteiten en kantoorruimte waarin het personeel zijn taken kan uitvoeren;
- 5.
een functie om te controleren of het beheersysteem voldoet aan de toepasselijke eisen en om te beoordelen of de procedures goed functioneren, waaronder de invoering van een proces voor interne controle en voor het beheer van veiligheidsrisico’s. De nalevingscontrole omvat een systeem van terugkoppeling van controlebevindingen naar de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit, om te waarborgen dat waar nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd;
- 6.
een persoon of groep personen die tegenover de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor de functie van nalevingscontrole.
- b)
De bevoegde autoriteit wijst voor elk werkterrein, met inbegrip van het beheersysteem, een of meer personen aan die de algehele verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de desbetreffende taak of taken.
- c)
De bevoegde autoriteit stelt procedures vast voor de deelname aan de wederzijdse uitwisseling van alle nodige informatie en bijstand met alle andere betrokken bevoegde autoriteiten uit dezelfde of andere lidstaten, onder meer over:
- 1.
alle vastgestelde bevindingen en genomen follow-upmaatregelen die het gevolg zijn van het toezicht op personen en organisaties die activiteiten uitvoeren op het grondgebied van een lidstaat, maar gecertificeerd zijn door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of door het Agentschap;
- 2.
informatie die voortvloeit uit verplichte en vrijwillige melding van voorvallen, zoals vereist krachtens punt 21.A.3A.
- d)
Een kopie van de procedures met betrekking tot het beheersysteem van de bevoegde autoriteit van de lidstaat en de wijzigingen daarvan wordt met het oog op normalisatie ter beschikking gesteld van het Agentschap.
- e)
Naast de eisen van punt a) moet het door de bevoegde autoriteit opgezette en onderhouden beheersysteem voldoen aan bijlage I (Deel-IS.AR) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 om te zorgen voor een goed beheer van risico’s voor de informatiebeveiliging die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van de luchtvaart.
21.B.30. Toewijzing van taken
- a)
De bevoegde autoriteit kan taken die verband houden met de initiële certificering of het permanente toezicht op producten en onderdelen, evenals taken van natuurlijke of rechtspersonen die onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan vallen, toewijzen aan gekwalificeerde entiteiten. Bij het toewijzen van deze taken zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat zij:
- 1.
een systeem opzet om in het begin en op permanente basis te beoordelen of de gekwalificeerde entiteit voldoet aan bijlage VI bij Verordening (EU) 2018/1139. Dat systeem en de beoordelingsresultaten moeten worden gedocumenteerd;
- 2.
een schriftelijke overeenkomst heeft opgesteld met de gekwalificeerde entiteit. Deze overeenkomst moet door beide partijen zijn goedgekeurd op het passende beheersniveau en moet het volgende stipuleren:
- i)
de uit te voeren taken;
- ii)
de te verstrekken verklaringen, rapporten en registers;
- iii)
de technische voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering van deze taken;
- iv)
de daarmee samenhangende aansprakelijkheidsdekking;
- v)
de bescherming van bij de uitvoering van deze taken verkregen informatie.
- b)
De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat het interne auditproces en het overeenkomstig punt 21. B.25, a), 5), vastgestelde proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s betrekking hebben op alle taken in verband met certificering en permanent toezicht die de gekwalificeerde entiteit in haar naam uitvoert.
- c)
Voor de certificering van en het toezicht op de naleving van 21.A.139A en 21.A.239A door de organisatie kan de bevoegde autoriteit taken toewijzen aan gekwalificeerde entiteiten overeenkomstig punt a) of aan elke relevante autoriteit die verantwoordelijk is voor informatiebeveiliging of cyberbeveiliging in de lidstaat. Bij het toewijzen van deze taken zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat:
- 1)
alle aspecten in verband met luchtvaartveiligheid worden gecoördineerd en in aanmerking genomen door de gekwalificeerdeentiteit of de relevante autoriteit;
- 2)
de resultaten van de certificerings- en toezichtsactiviteiten die door de gekwalificeerde entiteit of de relevante autoriteit worden uitgevoerd, zijn opgenomen in de algemene certificerings- en toezichtsdossiers van de organisatie;
- 3)
haar eigen beheersysteem voor informatiebeveiliging, dat is opgezet overeenkomstig 21.B.25, punt e), alle taken op het gebied van certificering en permanent toezicht die namens haar worden uitgevoerd, bestrijkt.
21.B.35. Wijzigingen in organisatie en procedures
- a)
De bevoegde autoriteit dient over een systeem te beschikken dat de wijzigingen in kaart brengt die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. Dat systeem stelt de bevoegde autoriteit in staat de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat haar beheersysteem toereikend en doeltreffend blijft.
- b)
De bevoegde autoriteit dient tijdig haar beheersysteem te actualiseren om alle wijzigingen in Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan weer te geven, teneinde een effectieve tenuitvoerlegging te waarborgen.
- c)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt het Agentschap in kennis van alle wijzigingen die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals bepaald in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.
21.B.40. Oplossing van geschillen
Vervallen.
21.B.45. Rapportage/coördinatie
Vervallen.
21.B.55. Registratie van gegevens
- a)
De bevoegde autoriteit zet een systeem op voor de registratie van gegevens dat voorziet in de mogelijkheid van passende opslag, toegankelijkheid en betrouwbare traceerbaarheid van:
- 1.
de gedocumenteerde beleidslijnen en procedures van het beheersysteem;
- 2.
de opleiding, kwalificaties en autorisatie van zijn personeel;
- 3.
de taakverdeling, waaronder de bij punt 21.B.30 vereiste elementen, alsook de bijzonderheden over de toegewezen taken;
- 4.
certificeringsprocessen en voortdurend toezicht op gecertificeerde organisaties, met inbegrip van:
- i)
de aanvraag van een certificaat, erkenning, autorisatie en akkoordverklaring;
- ii)
het programma voor permanent toezicht van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle gegevens over de beoordelingen, audits en inspecties;
- iii)
de afgegeven certificaten, erkenningen, autorisaties en akkoordverklaringen, met inbegrip van eventuele wijzigingen daarvan;
- iv)
een kopie van het toezichtsprogramma, met een opsomming van de data waarop audits moeten worden uitgevoerd respectievelijk zijn uitgevoerd;
- v)
kopieën van alle formele correspondentie;
- vi)
aanbevelingen voor de afgifte of voortzetting van een certificaat, erkenning, autorisatie of akkoordverklaring, nadere informatie over de bevindingen en de maatregelen die door de organisaties zijn genomen om die bevindingen te sluiten, met inbegrip van de datum van sluiting, handhavingsmaatregelen en opmerkingen;
- vii)
alle beoordelings-, audit- en inspectieverslagen die door een andere bevoegde autoriteit zijn uitgegeven overeenkomstig punt 21.B.120, d), punt 21.B.221, c), of punt 21.B.431, c);
- viii)
kopieën van alle uiteenzettingen, handboeken of handleidingen van de organisatie en van eventuele wijzigingen daarvan;
- ix)
kopieën van alle andere documenten die door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd;
- 5.
conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52, zie aanhangsel VIII) en certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1, zie aanhangsel I) die zij valideert voor organisaties die producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceren zonder een certificaat van erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel F van sectie A van deze bijlage.
- b)
De bevoegde autoriteit registreert het volgende:
- 1.
documenten ter staving van het gebruik van alternatieve wijzen van naleving;
- 2.
veiligheidsinformatie overeenkomstig punt 21.B.15 en follow-upmaatregelen;
- 3.
het gebruik van vrijwarings- en flexibiliteitsbepalingen overeenkomstig artikel 70, artikel 71, lid 1, en artikel 76, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1139.
- c)
De bevoegde autoriteit houdt een lijst bij van alle certificaten, erkenningen, autorisaties en akkoordverklaringen die zij heeft afgegeven.
- d)
De in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden minstens vijf jaar bijgehouden, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming.
- e)
Alle in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden op verzoek ter beschikking gesteld van bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat of van het Agentschap.
21.B.60. Luchtwaardigheidsaanwijzingen
Vervallen.
21.B.65. Opschorting, beperking en intrekking
De bevoegde autoriteit:
- a)
zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring schorsen wanneer zij van oordeel is dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat dit noodzakelijk is om een geloofwaardige bedreiging voor de veiligheid van een luchtvaartuig te voorkomen;
- b)
zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring opschorten, intrekken of beperken indien dergelijke maatregelen vereist zijn overeenkomstig punt 21.B.125, 21.B.225 of 21. B.433;
- c)
zal een certificaat van luchtwaardigheid of een geluidscertificaat opschorten of intrekken wanneer wordt aangetoond dat niet is voldaan aan de voorwaarden van punt 21.A.181, a), of 21.A.211, a);
- d)
zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring opschorten of geheel of gedeeltelijk beperken indien onvoorzienbare omstandigheden buiten de macht van de bevoegde autoriteit haar inspecteurs beletten toezicht te houden op de planningscyclus.
Subdeel B. Typecertificaten en beperkte typecertificaten
21.B.70. Certificeringsspecificaties
In overeenstemming met artikel 76, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1139 geeft het Agentschap certificeringsspecificaties en andere gedetailleerde specificaties af, met inbegrip van certificeringsspecificaties voor luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming, die door bevoegde autoriteiten, organisaties en personeel kunnen worden gebruikt om aan te tonen dat producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's en CMU-componenten voldoen aan de relevante essentiële voorschriften die zijn uiteengezet in de bijlagen II, IV, V en IX bij die verordening, en met de in artikel 9, lid 2, en bijlage III van die verordening uiteengezette essentiële voorschriften betreffende milieubescherming. Deze specificaties moeten voldoende gedetailleerd en specifiek zijn, zodat de aanvragers weten onder welke voorwaarden certificaten worden afgegeven, gewijzigd of aangevuld.
21.B.75. Bijzondere voorwaarden
- a)
Het Agentschap zal speciale gedetailleerde technische specificaties, bijzondere voorwaarden genoemd, voorschrijven voor een product, UAS of CMU als de betreffende certificeringsspecificaties geen passende of geschikte veiligheidsnormen voor dat product of UAS of die CMU bevatten, omdat:
- 1.
het product of UAS of de CMU nieuwe of ongewone ontwerpkenmerken heeft ten opzichte van de ontwerppraktijken waarop de toepasselijke certificeringsspecificaties zijn gebaseerd;
- 2.
het beoogde gebruik van het product onconventioneel is, of
- 3.
uit gebruikservaringen met andere, vergelijkbare producten, UAS of CMU's of met producten of CMU's die vergelijkbare ontwerpkenmerken of nieuw vastgestelde risico's hebben, is gebleken dat onveilige toestanden kunnen ontstaan.
- b)
De bijzondere voorwaarden bevatten de veiligheidsnormen die het Agentschap noodzakelijk acht om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau van de toepasselijke certificeringsspecificaties.
21.B.80. Typecertificeringsbasis voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat
Het Agentschap stelt de typecertificeringsbasis vast en deelt deze mee aan de aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat. De typecertificeringsbasis bestaat uit:
- a)
de certificeringsspecificaties voor luchtwaardigheid die het Agentschap heeft aangewezen voor het product, het UAS of de CMU, al naargelang van toepassing op de datum van de aanvraag van dat certificaat en eventuele door het Agentschap overeenkomstig 21.B.75, punt a), voorgeschreven bijzondere voorwaarden, tenzij:
- 1.
de aanvrager kiest voor of, overeenkomstig punt 21.A.15, onder f), verplicht is te kiezen voor certificeringsspecificaties die na de datum van de aanvraag van toepassing zijn geworden. Als een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die na de datum van de aanvraag van toepassing is geworden, neemt het Agentschap alle andere direct daarmee verband houdende certificeringsspecificaties op in de typecertificeringsbasis, of
- 2.
het Agentschap akkoord gaat met een alternatief voor een aangewezen certificeringsspecificatie die niet kan worden nageleefd, voor zover compenserende factoren zijn gevonden die zorgen voor een gelijkwaardig veiligheidsniveau, of
- 3.
het Agentschap andere middelen aanvaardt of voorschrijft, die:
- i)
in het geval van een typecertificaat, aantonen dat de essentiële eisen van bijlage II en, in voorkomend geval, van bijlage IX bij Verordening (EU) 2018/1139 zijn nageleefd; of
- ii)
in het geval van een beperkt typecertificaat, zorgen voor een veiligheidsniveau dat passend is voor het beoogde gebruik, en
- b)
Gereserveerd.
21.B.82. Certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat van een luchtvaartuig
Het Agentschap stelt de typecertificeringsbasis voor gegevens betreffende operationele geschiktheid vast en deelt deze mee aan de aanvrager van een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig. De typecertificeringsbasis voor gegevens betreffende operationele geschiktheid bestaat uit:
- a)
de certificeringsspecificaties voor gegevens betreffende operationele geschiktheid die door het Agentschap zijn aangewezen uit die welke op het luchtvaartuig van toepassing zijn op de datum van de aanvraag of op de datum van het bijvoegsel bij de aanvraag dat betrekking heeft op gegevens betreffende de operationele geschiktheid, als deze datum later is, tenzij:
- 1.
de aanvrager kiest voor of, overeenkomstig punt 21.A.15, onder f), verplicht is te kiezen voor certificeringsspecificaties die na de datum van de aanvraag van toepassing zijn geworden. Als een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die na de datum van de aanvraag van toepassing is geworden, neemt het Agentschap alle andere direct daarmee verband houdende certificeringsspecificaties op in de typecertificeringsbasis, of
- 2.
het Agentschap andere middelen aanvaardt of voorschrijft om aan te tonen dat de relevante essentiële eisen van bijlagen II, IV, V en IX bij Verordening (EU) 2018/1139 zijn nageleefd.
- b)
alle bijzondere voorwaarden die door het Agentschap worden voorgeschreven in overeenstemming met punt 21.B.75, onder a).
21.B.85. Aanduiding van de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat
- a)
Het Agentschap stelt de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig of voor een typecertificaat voor een motor vast en deelt deze mee aan de aanvrager. De vaststelling en kennisgeving bevatten:
- 1.
de toepasselijke geluidseisen die zijn vastgesteld in:
- i)
bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, hoofdstuk 1, en:
- A)
voor subsonische straalvliegtuigen, in hoofdstukken 2, 3, 4 en 14;
- B)
voor propellervliegtuigen, in hoofdstukken 3, 4, 5, 6, 10 en 14;
- C)
voor helikopters, in hoofdstukken 8 en 11;
- D)
voor supersonische vliegtuigen, in hoofdstuk 12, en
- E)
voor luchtvaartuigen met kantelende rotor, in hoofdstuk 13.
- ii)
bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I:
- A)
aanhangsel 1 voor vliegtuigen waarop de hoofdstukken 2 en 12 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing zijn;
- B)
aanhangsel 2 voor vliegtuigen waarop de hoofdstukken 3, 4, 5, 8, 13 en 14 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing zijn;
- C)
aanhangsel 3 voor vliegtuigen waarop hoofdstuk 6 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing is;
- D)
aanhangsel 4 voor vliegtuigen waarop hoofdstuk 11 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing is, en
- E)
aanhangsel 6 voor vliegtuigen waarop hoofdstuk 10 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing is;
- 2.
de toepasselijke emissievoorschriften voor de preventie van opzettelijke brandstofventilatie door luchtvaartuigen die zijn vastgesteld in bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume II, deel II, hoofdstukken 1 en 2;
- 3.
de toepasselijke geluidseisen die zijn vastgesteld in:
- i)
bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume II, deel III, hoofdstuk 1, en:
- A)
voor rook- en gasemissies van turbojet- en turbofanmotoren die alleen bestemd zijn voor aandrijving met subsonische snelheid, in hoofdstuk 2;
- B)
voor rook- en gasemissies van turbojet- en turbofanmotoren die bestemd zijn voor aandrijving met supersonische snelheid, in hoofdstuk 3, en
- C)
voor deeltjesemissies van turbojet- en turbofanmotoren die alleen bestemd zijn voor aandrijving met subsonische snelheid, in hoofdstuk 4;
- ii)
bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume II:
- A)
aanhangsel 1 voor de meting van de referentiedrukverhouding;
- B)
aanhangsel 2 voor de evaluatie van rookemissies;
- C)
aanhangsel 3 voor instrumenten en meettechnieken voor gasvormige emissies:
- D)
aanhangsel 4 voor specificaties voor brandstof die moet worden gebruikt bij het tests van de emissies van turbinemotoren van luchtvaartuigen;
- E)
aanhangsel 5 voor instrumenten en meettechnieken voor gasvormige emissies van gasturbinemotoren met naverbranding;
- F)
aanhangsel 6 voor de conformiteitsprocedure voor gas-, rook- en deeltjesemissies, en
- G)
aanhangsel 7 voor instrumenten en meettechnieken voor niet-vluchtige deeltjes;
- 4.
de toepasselijke CO2-emissievereisten voor vliegtuigen die zijn vastgesteld in:
- i)
bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume III, deel II, hoofdstuk 1, en:
- A)
voor subsonische straalvliegtuigen, in hoofdstuk 2, en
- B)
voor subsonische propellervliegtuigen, in hoofdstuk 2;
- ii)
bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume III, aanhangsels 1 en 2, voor vliegtuigen waarop hoofdstuk 2 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume III, deel II, van toepassing is;
- 5.
voor motoren, de toepasselijke eisen van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume II, deel IV, en aanhangsel 8 betreffende de beoordeling van niet-vluchtige deeltjes met het oog op inventarisatie en modellering.
- b)
Het Agentschap bepaalt de toepasselijke emissievoorschriften voor de preventie van opzettelijke brandstofventilatie door luchtvaartuigen die zijn vastgesteld in bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, Volume II, Deel II, hoofdstukken 1 en 2, en deelt deze mee aan de onder a) bedoelde aanvrager.
- c)
Het Agentschap zorgt voor de vaststelling en mededeling aan de onder a) bedoelde aanvrager van de toepasselijke voorschriften voor de rook-, gas- en deeltjesemissies van motoren, die zijn vastgesteld in bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, Volume II, Deel III, hoofdstuk 1, en
- 1.
voor rook- en gasemissies van turbojet- en turbofanmotoren die alleen bestemd zijn voor aandrijving met subsonische snelheid, in hoofdstuk 2;
- 2.
voor rook- en gasemissies van turbojet- en turbofanmotoren die bestemd zijn voor aandrijving met supersonische snelheid, in hoofdstuk 3, en
- 3.
voor deeltjesemissies van turbojet- en turbofanmotoren die alleen bestemd zijn voor aandrijving met subsonische snelheid, in hoofdstuk 4.
- d)
Het Agentschap zorgt voor de vaststelling en mededeling aan de onder a) bedoelde aanvrager van de toepasselijke voorschriften voor CO2-emissies van vliegtuigen, die zijn vastgesteld in bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, Volume III, Deel II, hoofdstuk 1, en
- 1.
voor subsonische straalvliegtuigen, in hoofdstuk 2, en
- 2.
voor subsonische propellervliegtuigen, in hoofdstuk 2.
21.B.100. Niveau van betrokkenheid
- a)
Het Agentschap bepaalt zijn betrokkenheid bij de controle van de activiteiten en gegevens voor het aantonen van de naleving met betrekking tot de aanvraag van een typecertificaat, beperkt typecertificaat, goedkeuring van een ingrijpende wijziging, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of ETSO-autorisatie voor APU. Het doet dit op basis van een beoordeling van de zinvolle groepen van activiteiten en gegevens van het certificeringsprogramma waarmee de naleving kan worden aangetoond. Die beoordeling heeft betrekking op:
- —
Deze afbeelding is in bewerking. de waarschijnlijkheid dat zich een geval van niet-naleving van de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid of de milieubeschermingseisen voordoet, en
- —
Deze afbeelding is in bewerking. het potentiële effect van deze niet-naleving op de veiligheid of milieubescherming van het product, het UAS of de CMU,
en houdt daarbij rekening met minstens de volgende elementen:
- 1.
nieuwe of ongewone kenmerken van het certificeringsproject, met inbegrip van operationele en organisatorische aspecten en aspecten met betrekking tot kennisbeheer;
- 2.
de complexiteit van het ontwerp en/of de punten waarmee de naleving wordt aangetoond;
- 3.
het kritieke karakter van het ontwerp of de technologie en de daarmee verband houdende risico's voor de veiligheid en het milieu, met inbegrip van de risico's die zijn vastgesteld met betrekking tot soortgelijke ontwerpen, en
- 4.
de prestaties en ervaring van de ontwerporganisatie van de aanvrager op het desbetreffende domein.
- b)
Voor de goedkeuring van een geringe ontwerpwijziging, een geringe wijziging of een andere ETSO-autorisatie dan voor een APU bepaalt het Agentschap zijn betrokkenheid op het niveau van het volledige certificeringsproject, rekening houdende met alle nieuwe of ongewone kenmerken, de complexiteit van het ontwerp en/of de punten waarmee de naleving wordt aangetoond, het kritieke karakter van het ontwerp of de technologie en de prestaties en ervaring van de ontwerporganisatie van de aanvrager.
- c)
Het Agentschap stelt de aanvrager in kennis van zijn mate van betrokkenheid; wanneer dit gerechtvaardigd is door de ontvangst van informatie met een merkbaar effect op het voorheen overeenkomstig punt a) of b) beoordeelde risico, stelt het Agentschap zijn mate van betrokkenheid bij en stelt het de aanvrager daarvan in kennis.
21.B.103. Afgifte van een typecertificaat of beperkt typecertificaat
- a)
Het Agentschap geeft een typecertificaat voor een luchtvaartuig, motor, propeller of CMU of een beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig af, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- 1.
de aanvrager voldoet aan 21.A.21;
- 2.
het Agentschap heeft tijdens zijn controle van de naleving overeenkomstig zijn krachtens 21.B.100 vastgestelde betrokkenheid geen gevallen van niet-naleving van de toepasselijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende operationele geschiktheid, voor zover van toepassing, overeenkomstig 21.B.82, en de toepasselijke milieubeschermingseisen vastgesteld;
- 3.
er zijn geen kenmerken of eigenschappen vastgesteld die het product, het UAS of de CMU onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.
- b)
Bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a) en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, mag het Agentschap een typecertificaat afgeven voor een luchtvaartuig alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.
Subdeel C
(NIET VAN TOEPASSING)
Subdeel D. Wijzigingen in typecertificaten en beperkte typecertificaten
21.B.105. Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat
Het Agentschap stelt de toepasselijke typecertificeringsbasis, de milieueisen en, in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, de overeenkomstig punt 21.A.101 vastgestelde certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid vast en deelt deze mee aan de aanvrager van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat.
21.B.107. Afgifte van een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat
- a)
Het Agentschap geeft een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat af, op voorwaarde dat:
- 1.
de aanvrager van een goedkeuring heeft voldaan aan:
- i)
punt 21.A.95 voor een geringe wijziging, of
- ii)
punt 21.A.97 voor een ingrijpende wijziging;
- 2.
het Agentschap tijdens de controle op het aantonen van de naleving overeenkomstig zijn niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld op basis van 21.B.100, punt a) of b), geen gevallen van niet-naleving van de toepasselijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voor zover van toepassing, overeenkomstig 21.B.82, en de toepasselijke milieueisen heeft vastgesteld, en
- 3.
geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product, het UAS of de CMU onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.;
- b)
In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, mag het Agentschap, bij wijze van afwijking van het bepaalde in punt a), 1 en 2, en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in 21.A.20, punt d), genoemde verklaring, een wijziging van een typecertificaat van een luchtvaartuig goedkeuren alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.
- c)
De goedkeuring van de wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt opgenomen in de goedkeuring van de wijziging van het typecertificaat.
- d)
De goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.
Subdeel E. Aanvullende typecertificaten
In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.
21.B.109. Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een aanvullend typecertificaat
Het Agentschap stelt de toepasselijke typecertificeringsbasis, de milieueisen en, in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, de overeenkomstig punt 21.A.101 vastgestelde certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid vast en deelt deze mee aan de aanvrager van een aanvullend typecertificaat.
21.B.111. Afgifte van een aanvullend typecertificaat
- a)
Het Agentschap geeft een aanvullend typecertificaat af, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- 1.
de aanvrager voldoet aan 21.A.115, punt b);
- 2.
het Agentschap heeft tijdens de controle op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld op basis van 21.B.100, punt a), geen gevallen van niet-naleving van de toepasselijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voor zover van toepassing, overeenkomstig 21.B.82, en de toepasselijke milieueisen vastgesteld;
- 3.
er zijn geen kenmerken of eigenschappen vastgesteld die het product, het UAS of de CMU onveilig maken voor het gebruik waarvoor certificering is aangevraagd.
- b)
In het geval van een aanvullend typecertificaat dat gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, mag het Agentschap, bij wijze van afwijking van het bepaalde in punt a), 1 en 2, en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in 21.A.20, punt d), genoemde verklaring, een aanvullend typecertificaat afgeven alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.
- c)
De goedkeuring van de wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt opgenomen in het aanvullend typecertificaat.
- d)
Het aanvullend typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de desbetreffende ingrijpende wijziging betrekking heeft.
Subdeel F. Productie zonder erkenning als productieorganisatie
21.B.115. Wijzen van naleving
- a)
Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (acceptable means of compliance, AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.
- b)
Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.
- c)
De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die door de onder hun toezicht staande organisaties of door henzelf worden gebruikt om deze verordening na te leven.
21.B.120. Initiële certificeringsprocedure
- a)
Bij ontvangst van een verzoek om afgifte van een akkoordverklaring om de conformiteit van de afzonderlijke producten, onderdelen, uitrustingsstukken, bedienings- en monitoringeenheden (CMU) en CMU-componenten aan te tonen, gaat de bevoegde autoriteit na of de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen.
- b)
De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van de akkoordverklaring.
- c)
De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens de akkoordverklaring kan worden afgegeven.
- d)
Wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen, geeft zij de akkoordverklaring af (EASA-formulier 65, zie aanhangsel XI).
- e)
In de akkoordverklaring zijn het toepassingsgebied van de overeenkomst, een einddatum en, indien van toepassing, de toepasselijke beperkingen vermeld.
- f)
De akkoordverklaring is niet langer dan één jaar geldig.
21.B.125. Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen
- a)
De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.
- b)
De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van de akkoordverklaring, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.
De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:
- 1.
ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;
- 2.
de akkoordverklaring verkrijgen of de geldigheid ervan instandhouden door vervalsing van de overgelegde bewijsstukken, en
- 3.
bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van de akkoordverklaring.
- c)
De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van de akkoordverklaring, voor zover dit niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.
- d)
Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Wanneer een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, of op een bedienings- en monitoringeenheid (CMU), deelt de bevoegde autoriteit dit schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig, of het door die CMU bediende onbemande luchtvaartuig (UA), is geregistreerd.
- 1.
In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om de akkoordverklaring in te trekken, te beperken of geheel of gedeeltelijk te schorsen, al naargelang de ernst van de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.
- 2.
In het geval van niveau 2-bevindingen zal de bevoegde autoriteit:
- i)
de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van die periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;
- ii)
het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet- naleving te verhelpen, deze aanvaarden;
- iii)
indien de organisatie geen aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voorlegt, of geen corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt f), 1), i), bepaalde maatregel genomen.
- e)
De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of 2 nodig zijn:
- 1.
voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld;
- 2.
wanneer is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of punt c);
- 3.
wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.
De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.
21.B.130. Afgifte van een akkoordverklaring
Vervallen.
21.B.135. Behoud van de akkoordverklaring
De bevoegde autoriteit zal de akkoordverklaring behouden zolang:
- a)
de fabrikant EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) naar behoren gebruikt als conformiteitsverklaring voor complete luchtvaartuigen, en EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I) voor andere producten dan complete luchtvaartuigen, onderdelen, uitrustingsstukken, bedienings- en monitoringeenheden (CMU) en CMU-componente, en
- b)
bij de inspecties die door de bevoegde autoriteit worden uitgevoerd voor de validering van EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) of EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I), overeenkomstig punt 21.A.130, onder c), geen aanwijzingen worden gevonden dat niet wordt voldaan aan de vereisten of de procedures vermeld in het door de fabrikant voorziene handboek, of dat de respectievelijke producten, onderdelen of uitrustingsstukken niet conform zijn. Deze inspecties zullen ten minste controleren of:
- 1.
de akkoordverklaring betrekking heeft op het te valideren product, onderdeel, uitrustingsstuk, of de te valideren bedienings- en monitoringeenheid (CMU) of CMU-component, en geldig blijft;
- 2.
het in punt 21.A.125A, onder b), beschreven handboek, en de in de akkoordverklaring vermelde wijzigingen eraan, door de fabrikant gebruikt wordt als basiswerkdocument. Zo niet, mag de inspectie niet worden voortgezet en mogen de certificaten van vrijgave niet worden gevalideerd;
- 3.
de productie is geschied overeenkomstig de in de akkoordverklaring opgelegde voorwaarden, en op een bevredigende wijze is uitgevoerd;
- 4.
de inspecties en proeven (met inbegrip van vliegproeven, indien van toepassing), in overeenstemming met punt 21.A.130, onder b), 2), en/of b), 3), zijn geschied overeenkomstig de in de akkoordverklaring opgelegde voorwaarde, en op een bevredigende wijze zijn uitgevoerd;
- 5.
de in de akkoordverklaring beschreven of behandelde inspecties door de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd en aanvaardbaar zijn bevonden;
- 6.
de conformiteitsverklaring voldoet aan punt 21.A.130, en de erin verstrekte informatie de validering niet verhindert, en
- c)
geen einddatum voor de akkoordverklaring is bereikt.
21.B.140. Wijziging van een akkoordverklaring
- a)
De bevoegde autoriteit moet, in overeenstemming met punt 21.B.120, elke wijziging van de akkoordverklaring zo nodig onderzoeken.
- b)
Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er nog altijd wordt voldaan aan de eisen van sectie A, subdeel F, wijzigt ze de akkoordverklaring dienovereenkomstig.
21.B.145. Limitatie, opschorting en intrekking van een akkoordverklaring
Vervallen.
21.B.215. Wijzen van naleving
- a)
Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.
- b)
Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.
- c)
De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die door de onder hun toezicht staande organisaties of door henzelf worden gebruikt om deze verordening na te leven.
Subdeel G. Erkenning als productieorganisatie
21.B.220. Initiële certificeringsprocedure
- a)
Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een certificaat van erkenning als productieorganisatie controleert de bevoegde autoriteit of de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet.
- b)
Tijdens het onderzoek voor de eerste certificering wordt minstens één keer een vergadering belegd met de verantwoordelijke beheerder van de aanvrager om te garanderen dat deze persoon zijn of haar rol en verantwoordingsplicht begrijpt.
- c)
De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van het certificaat van erkenning als productieorganisatie.
- d)
De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens het certificaat kan worden afgegeven.
- e)
Wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen, geeft zij het certificaat van erkenning als productieorganisatie af (EASA-formulier 55, zie aanhangsel X).
- f)
Het referentienummer van het certificaat moet worden opgenomen in EASA-formulier 55, op een door het Agentschap vastgestelde wijze.
- g)
Het certificaat wordt afgegeven voor onbepaalde tijd. De rechten en de omvang van de activiteiten die de organisatie mag uitoefenen, met inbegrip van eventuele beperkingen, worden vermeld in de bij het certificaat gevoegde erkenningsvoorwaarden.
21.B.221. Toezichtsbeginselen
- a)
De bevoegde autoriteit dient het volgende te controleren:
- 1.
de naleving van de eisen die van toepassing zijn op organisaties, alvorens het certificaat van erkenning als productieorganisatie af te geven;
- 2.
de blijvende naleving van de eisen die van toepassing zijn op de door haar gecertificeerde organisaties;
- 3.
de toepassing van passende veiligheidsmaatregelen die door de bevoegde autoriteit zijn opgelegd overeenkomstig punt 21.B.20, c) en d).
- b)
Deze controle:
- 1.
moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het toezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;
- 2.
moet de resultaten van toezichtsactiviteiten meedelen aan de betrokken organisaties;
- 3.
moet gebaseerd zijn op beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties;
- 4.
moet de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs verschaffen om verdere acties te motiveren, met inbegrip van de maatregelen van punt 21.B.225.
- c)
De bevoegde autoriteit stelt de reikwijdte van het in punten a) en b) omschreven toezicht vast, rekening houdend met de resultaten van toezichtsactiviteiten uit het verleden en de veiligheidsprioriteiten.
- d)
Als de faciliteiten van een organisatie zich in meer dan één staat bevinden, kan de bevoegde autoriteit, zoals bepaald in punt 21.1, ermee instemmen dat de toezichthoudende taken worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteit(en) van de lidstaat (lidstaten) waar de faciliteiten zich bevinden, of door het Agentschap, voor faciliteiten die zich niet bevinden op een grondgebied waarvoor lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago. Elke organisatie waarop deze instemming van toepassing is, wordt geïnformeerd over het bestaan en de reikwijdte daarvan.
- e)
Voor toezichtactiviteiten die worden verricht in faciliteiten die zich in een andere lidstaat bevinden dan die waar de organisatie haar hoofdvestiging heeft, stelt de bevoegde autoriteit, zoals bepaald in punt 21.1, de bevoegde autoriteit van die lidstaat daarvan in kennis alvorens ter plaatse een audit of inspectie van de faciliteiten uit te voeren.
- f)
De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij nodig acht voor het verrichten van toezichtactiviteiten.
- g)
Met betrekking tot de certificering van en het toezicht op de naleving van 21.A.139A door de organisatie evalueert de bevoegde autoriteit, naast de punten a) tot en met f), elke goedkeuring die is verleend uit hoofde van IS.I.OR.200, punt e), van deze verordening of IS.D.OR.200, punt e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645 na de toepasselijke auditcyclus en telkens wanneer wijzigingen worden doorgevoerd in de reikwijdte van de werkzaamheden van de organisatie.
21.B.222. Toezichtsprogramma
- a)
De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en instandhouden dat de in punt 21. B.221, a), vereiste toezichtsactiviteiten bestrijkt.
- b)
Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Dit programma omvat in elke planningscyclus van het toezicht:
- 1.
beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, voor zover van toepassing:
- i)
beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;
- ii)
productaudits van een relevant monster van de producten, onderdelen, uitrustingsstukken, bedienings- en monitoringeenheden (CMU) en CMU-componenten die binnen het toepassingsgebied van de organisatie vallen;
- iii)
monsters van de uitgevoerde werkzaamheden, en
- iv)
onaangekondigde inspecties;
- 2.
vergaderingen tussen de verantwoordelijke beheerder en de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat beide partijen op de hoogte blijven van alle belangrijke kwesties.
- c)
De planningscyclus van het toezicht mag niet langer duren dan 24 maanden.
- d)
Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de afgelopen 24 maanden:
- 1.
de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheren;
- 2.
de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan de punten 21.A.147 en 21.A.148 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het productiebeheersysteem;
- 3.
er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;
- 4.
alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals gedefinieerd in punt 21.B.225.
Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden indien de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van de punten 1 tot en met 4 hierboven, een doeltreffend continu systeem heeft opgezet om verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en de bevoegde autoriteit dit systeem heeft aanvaard.
- e)
De planningscyclus van het toezicht mag worden ingekort wanneer er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.
- f)
Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
- g)
Na afloop van elke planningscyclus van het toezicht stelt de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van het toezicht een aanbeveling op met betrekking tot de voortzetting van de goedkeuring.
21.B.225. Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen
- a)
De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.
- b)
De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van het certificaat dat de goedkeuringsvoorwaarden bevat, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.
De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:
- 1.
ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;
- 2.
het certificaat van erkenning als productieorganisatie verkrijgen of de geldigheid ervan instandhouden door vervalsing van de overgelegde bewijsstukken;
- 3.
bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van het certificaat van erkenning als productieorganisatie, en
- 4.
het niet aanstellen van een verantwoordelijke manager overeenkomstig punt 21.A.245, a).
- c)
De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van het certificaat van erkenning als productieorganisatie, voor zover dit niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.
- d)
Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet- naleving te verhelpen. Wanneer een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dit schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.
- 1.
In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om het certificaat van erkenning als productieorganisatie in te trekken, te beperken of geheel of gedeeltelijk te schorsen, al naargelang de ernst van de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.
- 2.
In het geval van bevindingen van niveau 2 zal de bevoegde autoriteit:
- i)
de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het 15.2.2022 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 33/57 einde van deze periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;
- ii)
het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet- naleving te verhelpen, deze aanvaarden;
- iii)
indien de organisatie geen aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voorlegt, of geen corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt d), 1, bepaalde maatregel genomen.
- e)
De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of niveau 2 nodig zijn:
- 1.
voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld, of
- 2.
wanneer is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of c), of
- 3.
wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.
De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.
21.B.230. Afgifte van een certificaat
Vervallen.
21.B.235. Permanent toezicht
Vervallen.
21.B.240. Wijzigingen in het productiebeheersysteem
- a)
Bij ontvangst van een aanvraag voor een significante wijziging van het productiebeheersysteem, gaat de bevoegde autoriteit na of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage alvorens de erkenning af te geven.
- b)
De bevoegde autoriteit stelt vast onder welke voorwaarden de organisatie mag werken tijdens de beoordeling van een wijziging, tenzij de bevoegde autoriteit bepaalt dat het certificaat van erkenning als productieorganisatie moet worden geschorst.
- c)
Als zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen, keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed.
- d)
Wanneer de organisatie een belangrijke wijziging in het productiebeheersysteem uitvoert zonder de goedkeuring van de bevoegde autoriteit te hebben gekregen overeenkomstig punt c), overweegt de bevoegde autoriteit, onverminderd eventuele aanvullende handhavingsmaatregelen, of het nodig is het certificaat van de organisatie te schorsen, te beperken of in te trekken.
- e)
De bevoegde autoriteit neemt de beoordeling van niet-significante wijzigingen in het productiebeheersysteem op in haar permanent toezicht, overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.221. Wanneer een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig punt 21.B.225.
21.B.240A. Wijzigingen van het beheersysteem voor informatiebeveiliging
- a)
Voor wijzigingen die worden beheerd en meegedeeld aan de bevoegde autoriteit overeenkomstig de procedure van IS.D.OR.255, punt a), van de bijlage (Deel-IS.D.OR) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645, neemt de bevoegde autoriteit de beoordeling van deze wijzigingen op in haar permanente toezicht overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.221. Wanneer een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig 21.B.225.
- b)
Met betrekking tot andere wijzigingen waarvoor een erkenningsaanvraag vereist is overeenkomstig IS.D.OR.255, punt b), van de bijlage (deel-IS.D.OR) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645:
- 1)
controleert de bevoegde autoriteit, bij ontvangst van de wijzigingsaanvraag, of de organisatie aan de toepasselijke eisen voldoet alvorens de erkenning af te geven;
- 2)
stelt de bevoegde autoriteit de voorwaarden vast waaronder de organisatie tijdens de uitvoering van de wijziging haar activiteiten mag uitvoeren;
- 3)
keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed als zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen.
21.B.245. Opschorting en intrekking van een erkenning als productieorganisatie
Vervallen.
Subdeel H. Bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid
21.B.320. Onderzoek
- a)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een bewijs van luchtwaardigheid om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat of de vergunning te verantwoorden.
- b)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet evaluatieprocedures opstellen die op zijn minst de volgende elementen bevatten:
- 1.
evaluatie van de aanvaardbaarheid van de aanvrager;
- 2.
evaluatie van de aanvaardbaarheid van de aanvraag;
- 3.
classificatie van de bewijzen van luchtwaardigheid;
- 4.
evaluatie van de samen met de aanvraag ontvangen documentatie;
- 5.
inspectie van luchtvaartuigen en, voor onbemande luchtvaartuigen, van de CMU;
- 6.
vastlegging van de noodzakelijke voorwaarden of beperkingen voor de bewijzen van luchtwaardigheid.
21.B.325. Afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid
- a)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal zonder onnodig uitstel een bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 25, zie aanhangsel VI) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de eisen van 21.B.326 en de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel H, van deze bijlage.
- b)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal zonder onnodig uitstel een beperkt bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 24, zie aanhangsel V) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de eisen van 21.B.327 en de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel H, van deze bijlage.
- c)
Voor nieuwe luchtvaartuigen en voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast het toepasselijke bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt a) of b), het volgende af:
- 1.
voor luchtvaartuigen die onder bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a, zie aanhangsel II);
- 2.
voor nieuwe luchtvaartuigen die onder bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, zie aanhangsel II);
- 3.
voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat en onder bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, zie aanhangsel II), als de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd;
- 4.
voor nieuwe onbemande luchtvaartuigen die onder bijlage I (deel-ML.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15d, zie aanhangsel II);
- 5.
voor gebruikte onbemande luchtvaartuigen die afkomstig zijn van een niet-lidstaat en die onder bijlage I (deel-ML.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15d, zie aanhangsel II) als de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd..
21.B.326. Bewijs van luchtwaardigheid
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een bewijs van luchtwaardigheid af voor:
- a)
nieuwe luchtvaartuigen:
- 1.
na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), punt 2), voorgeschreven documenten;
- 2.
als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig of UAS, al naargelang van toepassing, beantwoordt aan een goedgekeurd ontwerp en zich in een toestand bevindt waarin het veilig kan worden gebruikt; hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn, en
- 3.
als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan de CO2-emissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop het eerste luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven;
- b)
gebruikte luchtvaartuigen:
- 1.
na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), punt 3), voorgeschreven documenten die aantonen dat:
- i)
het luchtvaartuig of UAS, al naargelang van toepassing, beantwoordt aan een krachtens een typecertificaat goedgekeurd typeontwerp, en aan elk aanvullend typecertificaat, elke wijziging of reparatie die is goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage, en
- ii)
voldaan is aan de toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen, en
- iii)
de beoordeling van de luchtwaardigheid is uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage I (deel-M), subdeel I, of bijlage V ter (deel-ML), subdeel I, bij Verordening (EU) nr. 1321/2014, of bijlage I (deel-ML.UAS), subdeel I, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie, al naargelang van toepassing;
- iv)
het luchtvaartuig voldeed aan de CO2-emissievereisten die van toepassing waren op de datum waarop het eerste luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven;
- 2.
als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig of UAS, al naargelang van toepassing, beantwoordt aan het goedgekeurde ontwerp en veilig kan worden gebruikt; hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn, en
- 3.
als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldeed aan de CO2-emissievereisten die van toepassing waren op de datum waarop het eerste luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven.
21.B.327. Beperkt bewijs van luchtwaardigheid
- a)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een beperkt bewijs van luchtwaardigheid af:
- 1.
voor nieuwe luchtvaartuigen:
- i)
na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), 2), voorgeschreven documenten;
- ii)
als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig of UAS, al naargelang van toepassing, beantwoordt aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, krachtens een beperkt typecertificaat of in overeenstemming met specifieke luchtwaardigheidsspecificaties, en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn;
- 2.
voor gebruikte luchtvaartuigen:
- i)
na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), 3), voorgeschreven documenten die aantonen dat:
- A)
het luchtvaartuig of UAS, al naargelang van toepassing, beantwoordt aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, krachtens een beperkt typecertificaat of in overeenstemming met specifieke luchtwaardigheidsspecificaties en aan elk aanvullend typecertificaat, elke wijziging of reparatie die is goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage (deel 21), en
- B)
er wordt voldaan aan de toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen, en
- C)
het luchtvaartuig is geïnspecteerd in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014, of bijlage I (deel-ML.UAS) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1107 van de Commissie, al naargelang van toepassing;
- ii)
als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig of UAS, al naargelang van toepassing, beantwoordt aan het goedgekeurde ontwerp en veilig kan worden gebruikt; hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn.
- b)
Voor een luchtvaartuig dat niet kan voldoen aan de in Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgelegde essentiële eisen en dat niet aanvaardbaar is voor een beperkt typecertificaat, zal het Agentschap, naargelang nodig is om rekening te houden met afwijkingen van deze essentiële eisen:
- 1.
specifieke luchtwaardigheidsspecificaties uitvaardigen en de naleving ervan controleren, zodat een toereikende veiligheid met betrekking tot het voorziene gebruik gegarandeerd is, en
- 2.
gebruiksbeperkingen vastleggen voor dit luchtvaartuig.
- c)
Aan beperkte bewijzen van luchtwaardigheid worden gebruiksbeperkingen gekoppeld, met inbegrip van luchtruimbeperkingen, naargelang nodig is om rekening te houden met afwijkingen van de in Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgelegde essentiële eisen inzake luchtwaardigheid.
21.B.330. Opschorting en intrekking van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid
Vervallen.
21.B.345. Administratie
Vervallen.
Subdeel I. Geluidscertificaten
21.B.420. Onderzoek
- a)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een geluidscertificaat om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat te verantwoorden.
- b)
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet evaluatieprocedures als onderdeel van de gedocumenteerde procedures opstellen die op zijn minst de volgende elementen bevatten:
- 1.
evaluatie van de aanvaardbaarheid,
- 2.
evaluatie van de samen met de aanvraag ontvangen documentatie,
- 3.
inspectie van het luchtvaartuig.
21.B.425. Afgifte van geluidscertificaten
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal, naargelang van toepassing, zonder onnodig uitstel een geluidscertificaat (EASA-formulier 45, zie aanhangsel VIII) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel I.
Subdeel J. Erkenning als ontwerporganisatie
21.B.430. Initiële certificeringsprocedure
- a)
Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie controleert de bevoegde autoriteit of de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet.
- b)
Tijdens het onderzoek voor de eerste certificering wordt minstens één keer een vergadering belegd met het hoofd van de ontwerporganisatie om te garanderen dat die persoon zijn of haar rol en verantwoordingsplicht begrijpt.
- c)
De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van de erkenning als ontwerporganisatie.
- d)
De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens de erkenning als ontwerporganisatie kan worden afgegeven.
- e)
Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet, verleent zij de erkenning als ontwerporganisatie.
- f)
Het referentienummer van het certificaat moet op een door het Agentschap vastgestelde wijze worden opgenomen in de erkenning als ontwerporganisatie.
- g)
Het certificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. De bevoegdheden en de reikwijdte van de activiteiten die de ontwerporganisatie mag uitvoeren, met inbegrip van eventuele toepasselijke beperkingen, moeten worden gespecificeerd in de aan de erkenning als ontwerporganisatie gehechte erkenningsvoorwaarden.
21.B.431. Toezichtsbeginselen
De bevoegde autoriteit controleert of gecertificeerde organisaties aan de toepasselijke eisen blijven voldoen.
- a)
De controle:
- 1.
moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het toezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;
- 2.
moet de betrokken organisaties in kennis stellen van de resultaten van de toezichtsactiviteiten;
- 3.
moet gebaseerd zijn op beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties;
- 4.
moet de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs verschaffen om verdere acties te motiveren, met inbegrip van de maatregelen van punt 21.B.433.
- b)
De bevoegde autoriteit stelt de reikwijdte van het in punt a) omschreven toezicht vast, rekening houdend met de resultaten van vroegere toezichtsactiviteiten en de veiligheidsprioriteiten.
- c)
De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij nodig acht voor het verrichten van toezichtactiviteiten.
- d)
Voor de certificering van en het toezicht op de naleving door de organisatie van punt 21.A.239A moet de bevoegde autoriteit niet alleen voldoen aan de punten a), b) en c), maar ook aan de volgende beginselen:
- 1)
de bevoegde autoriteit beoordeelt de interfaces en de bijbehorende risico's die zijn vastgesteld overeenkomstig IS.D.OR.205, punt b), van de bijlage (Deel-IS.D.OR) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645 door elke organisatie die onder haar toezicht staat;
- 2)
indien er discrepanties worden vastgesteld in de onderlinge interfaces en de daaraan verbonden risico's die door verschillende organisaties zijn vastgesteld, evalueert de bevoegde autoriteit deze samen met de betrokken organisaties en brengt zij, indien nodig, passende bevindingen uit om ervoor te zorgen dat corrigerende maatregelen worden uitgevoerd;
- 3)
indien uit de overeenkomstig punt 2) onderzochte documentatie blijkt dat er significante risico's bestaan in verband met interfaces met organisaties die onder toezicht staan van een andere bevoegde autoriteit in dezelfde lidstaat, wordt deze informatie meegedeeld aan de overeenkomstige bevoegde autoriteit.
21.B.432. Toezichtsprogramma
- a)
De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en in stand houden dat de in punt 21.B.431, a), vereiste toezichtsactiviteiten bestrijkt.
- b)
Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Het omvat in elke planningscyclus van het toezicht:
- 1.
beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, voor zover van toepassing:
- i)
beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;
- ii)
product-, UAS- en CMU-audits van een relevant monster van het ontwerp en de certificering van de producten, onderdelen, uitrustingsstukken, UAS, CMU's en CMU-componenten die binnen het werkterrein van de organisatie vallen;
- iii)
monsters van de uitgevoerde werkzaamheden;
- iv)
onaangekondigde inspecties;
- 2.
vergaderingen tussen het hoofd van de ontwerporganisatie en de bevoegde autoriteit om te waarborgen dat zij allebei op de hoogte blijven van significante onderwerpen.
- c)
De planningscyclus van het toezicht mag niet langer dan 24 maanden duren.
- d)
Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden als de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de voorafgaande 24 maanden:
- 1.
de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheren;
- 2.
de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan punt 21.A.247 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem;
- 3.
er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;
- 4.
alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals bepaald in punt 21.B.433, d).
Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden als de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van de punt d), 1 tot en met 4, hierboven, een doeltreffend continu systeem heeft opgezet om verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en de bevoegde autoriteit dat systeem heeft goedgekeurd.
- e)
De planningscyclus van het toezicht mag worden ingekort als er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.
- f)
Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
- g)
Na afloop van elke planningscyclus van het toezicht stelt de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van het toezicht een aanbeveling op met betrekking tot de voortzetting van de erkenning.
21.B.433. Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen
- a)
De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.
- b)
De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de erkenningsvoorwaarden van het certificaat van de ontwerporganisatie, wat kan leiden tot ongecontroleerde gevallen van niet-naleving en een mogelijk onveilige toestand.
Bevindingen van niveau 1 omvatten ook:
- 1.
de bevoegde autoriteit na twee schriftelijke verzoeken geen toegang verlenen tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;
- 2.
het verkrijgen van een erkenning als ontwerporganisatie of het in stand houden van de geldigheid ervan door vervalsing van de ingediende bewijsstukken;
- 3.
elk bewijs van wanpraktijken of frauduleus gebruik van de erkenning als ontwerporganisatie;
- 4.
verzuimen om een hoofd van de ontwerporganisatie aan te stellen overeenkomstig punt 21.A.245, a).
- c)
De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de erkenningsvoorwaarden van het certificaat, voor zover dat niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.
- d)
Als tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te treffen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Als een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dat schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.
- 1.
In het geval van bevindingen van niveau 1 zal de bevoegde autoriteit:
- i)
de organisatie een uitvoeringsperiode van niet meer dan 21 werkdagen toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Die periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt corrigerende maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen;
- ii)
het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit die beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, die plannen aanvaarden;
- iii)
als de organisatie nalaat een aanvaardbaar plan met corrigerende maatregelen in te dienen of de corrigerende maatregelen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde termijn uit te voeren, onmiddellijk passende maatregelen nemen om de activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, in voorkomend geval, maatregelen nemen om de erkenning van de ontwerporganisatie in te trekken of deze geheel of gedeeltelijk te beperken of op te schorten, afhankelijk van de omvang van niveau 1-bevinding, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.
- 2.
In het geval van bevindingen van niveau 2 zal de bevoegde autoriteit:
- i)
de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Die periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt corrigerende maatregelen te nemen. Aan het einde van die periode en afhankelijk van de aard van de bevinding kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;
- ii)
het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit die beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, die plannen aanvaarden;
- iii)
als de organisatie nalaat een aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voor te leggen of corrigerende maatregelen te treffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, de bevinding verhogen tot niveau 1 en maatregelen treffen als bepaald in punt d), 1).
- e)
De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of niveau 2 nodig zijn:
- 1.
voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld;
- 2.
als is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of c);
- 3.
als suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.
De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.
21.B.435. Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem
- a)
Na ontvangst van een aanvraag voor een significante wijziging van het ontwerpbeheersysteem controleert de bevoegde autoriteit of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, alvorens goedkeuring te verlenen.
- b)
De bevoegde autoriteit stelt vast onder welke voorwaarden de organisatie tijdens de wijziging mag werken, tenzij zij oordeelt dat de erkenning van de ontwerporganisatie moet worden geschorst.
- c)
Wanneer zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed.
- d)
Als de organisatie een belangrijke wijziging in het ontwerpbeheersysteem uitvoert zonder de goedkeuring van de bevoegde autoriteit te hebben gekregen overeenkomstig punt c), overweegt de bevoegde autoriteit, onverminderd eventuele aanvullende handhavingsmaatregelen, of het nodig is het certificaat van de organisatie te schorsen, te beperken of in te trekken.
- e)
Voor niet-significante wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem neemt de bevoegde autoriteit de beoordeling van dergelijke wijzigingen op in haar permanent toezicht, overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.431. Als een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig punt 21.B.433.
21.B.435A. Wijzigingen van het beheersysteem voor informatiebeveiliging
- a)
Voor wijzigingen die worden beheerd en meegedeeld aan de bevoegde autoriteit overeenkomstig de procedure van IS.D.OR.255, punt a), van de bijlage (Deel-IS.D.OR) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645, neemt de bevoegde autoriteit de beoordeling van deze wijzigingen op in haar permanente toezicht overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.431. Wanneer een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig 21.B.433.
- b)
Met betrekking tot andere wijzigingen waarvoor een erkenningsaanvraag vereist is overeenkomstig IS.D.OR.255, punt b), van de bijlage (deel-IS.D.OR) bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645:
- 1)
controleert de bevoegde autoriteit, bij ontvangst van de wijzigingsaanvraag, of de organisatie aan de toepasselijke eisen voldoet alvorens de erkenning af te geven;
- 2)
stelt de bevoegde autoriteit de voorwaarden vast waaronder de organisatie tijdens de uitvoering van de wijziging haar activiteiten mag uitvoeren;
- 3)
keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed als zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen.
Subdeel K. Onderdelen, uitrustingsstukken en componenten van bedienings- en monitoringeenheden (CMU's)
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
Subdeel L
(NIET VAN TOEPASSING)
Subdeel M. Reparaties
21.B.450. Typecertificeringsbasis en milieueisen voor een goedkeuring van een reparatieontwerp
Het Agentschap bepaalt alle wijzigingen van de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in, al naargelang van toepassing, het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, die het nodig acht om het voorheen tot stand gebracht veiligheidsniveau op peil te houden, en stelt de aanvrager van een reparatieontwerp daarvan in kennis.
21.B.453. Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp
- a)
Het Agentschap geeft een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie af, op voorwaarde dat:
- 1.
de aanvrager zijn bekwaamheid heeft aangetoond in overeenstemming met punt 21.A.432B;
- 2.
de aanvrager voldoet aan punt 21.A.433;
- 3.
het Agentschap tijdens zijn controle op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld krachtens punt 21.B.100, onder a), geen gevallen van niet-naleving van de typecertificeringsbasis en de milieueisen heeft vastgesteld, en
- 4.
geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product, het UAS of de CMU onveilig maken voor het gebruik waarvoor certificering is aangevraagd.
- b)
Het Agentschap geeft een goedkeuring van een ontwerp voor een geringe reparatie af op voorwaarde dat de aanvrager voldoet aan het bepaalde onder a), punten 2 en 4, en dat het Agentschap in zijn controles op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld krachtens punt 21.B.100, onder b), geen gevallen van niet-naleving van de typecertificeringsbasis en de milieueisen heeft vastgesteld.
Subdeel N
(NIET VAN TOEPASSING)
Subdeel O. ETSO-autorisaties
21.B.480. Afgifte van een ETSO-autorisatie
Het Agentschap geeft een ETSO-autorisatie af, op voorwaarde dat:
- a)
de aanvrager voldoet aan punt 21.A.606;
- b)
het Agentschap tijdens zijn controles op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld krachtens punt 21.B.100, onder b), geen gevallen van niet-naleving van de technische voorwaarden van de ETSO of eventuele overeenkomstig punt 21.A.610 goedgekeurde afwijkingen daarvan heeft vastgesteld, en
- c)
geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het artikel onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.
Subdeel P. Vliegvergunning
21.B.520. Onderzoek
- a)
De bevoegde autoriteit zal voldoende onderzoek verrichten om de afgifte of intrekking van de vliegvergunning te rechtvaardigen.
- b)
De bevoegde autoriteit zal evaluatieprocedures ontwikkelen voor minstens de volgende elementen:
- 1.
evaluatie van de criteria waaraan de aanvrager dient te voldoen;
- 2.
evaluatie van de criteria waaraan de aanvraag dient te voldoen;
- 3.
evaluatie van de bij de aanvraag gevoegde documentatie;
- 4.
inspectie van het luchtvaartuig en, voor onbemande luchtvaartuigen, van de CMU;
- 5.
goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig punt 21.A.710, onder b).
21.B.525. Afgifte van een vliegvergunning
De bevoegde autoriteit gaat zonder onnodig uitstel over tot afgifte van een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel III):
- a)
na voorlegging van de in punt 21.A.707 vereiste gegevens, en
- b)
als de in punt 21.A.708 genoemde vluchtvoorwaarden werden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710, en
- c)
indien de bevoegde autoriteit door eigen onderzoekmeer in de vorm van inspecties of via met de aanvrager overeengekomen procedures, ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan het overeenkomstig punt 21.A.708 vastgestelde ontwerp alvorens ermee wordt gevlogen.
21.B.530. Intrekking van vliegvergunningen
Vervallen.
21.B.545. Administratie
Vervallen.
Subdeel Q. Identificatie van producten, onderdelen, uitrustingsstukken, bedienings- en monitoringeenheden (CMU's) en componenten van bedienings- en monitoringeenheden
De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.
Aanhangsels Easa-formulieren
Voetnoten
Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).
Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1645 van de Commissie van 14 juli 2022 tot vaststelling van regels voor de toepassing van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft eisen voor het beheer van risico’s voor de informatiebeveiliging met mogelijke gevolgen voor de luchtvaartveiligheid voor organisaties die onder Verordeningen (EU) nr. 748/2012 en (EU) nr. 139/2014 van de Commissie vallen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 748/2012 en (EU) nr. 139/2014 van de Commissie (PB L 248 van 26.9.2022, blz. 18).
Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van gecertificeerde onbemande luchtvaartuigsystemen en componenten daarvan, en inzake de erkenning van organisaties en personeelsleden die bij deze taken zijn betrokken (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van gecertificeerde onbemande luchtvaartuigsystemen en componenten daarvan, en inzake de erkenning van organisaties en personeelsleden die bij deze taken zijn betrokken (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).
Lijst van toepasselijke handelingen, in te voegen als voetnoot.
Verordening (EU) nr. 379/2014 van de Commissie van 7 april 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 123 van 24.4.2014, blz. 1).