Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Haags Bewijsverdrag 1970
Artikel 18 [Kosten rogatoire commissie deel proceskosten]
Geldend
Geldend van 01-09-2017 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
13-07-2016, Stb. 2016, 290 (uitgifte: 21-07-2016, kamerstukken: 34212)
- Inwerkingtreding
01-09-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2017, Stb. 2017, 174 (uitgifte: 04-05-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Omtrent de vergoedingen en kosten waarvan door de betrokken aangezochte Staat terugbetaling wordt verzocht, wordt door de rechter overeenkomstig de artikelen 237 en 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitspraak gedaan, voorzover deze artikelen daarvoor een vergoeding plegen in te sluiten.
2.
De griffier betaalt de in het voorgaande lid bedoelde kosten en vergoedingen aan de centrale autoriteit van die aangezochte Staat en brengt deze, voorzover zij in een veroordeling in de proceskosten plegen te worden begrepen, in rekening bij de eiser of verzoeker, tenzij de rechter daartoe in verband met de omstandigheden van het geding de verweerder, de eiser en verweerder gezamenlijk, een of meer andere belanghebbenden of dezen met de verzoeker gezamenlijk heeft aangewezen. Met betrekking tot de terugbetaling van de vergoeding voor deskundigen zijn de derde tot en met vijfde volzin van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing. In de in deze zinnen bedoelde gevallen zijn de artikelen 199, derde lid, en 244, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.