Einde inhoudsopgave
Besluit investeringsaftrek 2014
5.1.2 Uitgangspunten en toelichting
Geldend
Geldend vanaf 27-03-2014. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 17-03-2014
- Bronpublicatie:
17-03-2014, Stcrt. 2014, 8550 (uitgifte: 26-03-2014, regelingnummer: BLKB 2014/106M)
- Inwerkingtreding
27-03-2014, terugwerkend tot: 17-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-03-2014, Stcrt. 2014, 8550 (uitgifte: 26-03-2014, regelingnummer: BLKB 2014/106M)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Inkomstenbelasting / Winst
5.1.2.1. Verwerving of verbetering bedrijfsmiddelen
Voor de toepassing van de investeringsaftrek komen in aanmerking reële verplichtingen die zijn aangegaan tussen naaste verwanten voor de verwerving of verbetering van bedrijfsmiddelen.
5.1.2.2. Beïnvloeding hoogte investeringsaftrek
Als transacties tussen naaste verwanten zodanig worden uitgevoerd dat hierdoor getracht wordt (het percentage van) de investeringsaftrek te beïnvloeden, komen de hieruit voortvloeiende verplichtingen niet voor ontheffing in aanmerking, tenzij deze uitvoering van de transactie ook tussen derden gebruikelijk is.
5.1.2.3. Toerekening aangegane verplichting
Het ontmoet bij mij geen bezwaar dat men, als een verplichting betrekking heeft op zowel voor investeringsaftrek in aanmerking komende bedrijfsmiddelen als op overige zaken, deze verplichting zoveel mogelijk toerekent aan die bedrijfsmiddelen tot maximaal de waarde in het economische verkeer van die bedrijfsmiddelen. Als in het kader van een overdracht of overgang van een landbouwbedrijf grond wordt verworven, waarop de landbouwvrijstelling van toepassing is (artikel 3.12 van de Wet IB 2001), kan voor de toerekening van investeringsbijdragen de desbetreffende grond in aanmerking worden genomen voor de waarde in verpachte staat, tenzij partijen een hogere waarde zijn overeengekomen.
5.1.2.4. Verplichtingen tussen naaste verwanten
Het moet gaan om reële verplichtingen tot betaling aangegaan tussen naaste verwanten voor de verwerving of verbetering van een bedrijfsmiddel. Schulden ter zake van de verwerving of verbetering van een bedrijfsmiddel aan de naaste verwant moeten met name voor wat betreft looptijd, aflossingsschema en te stellen zekerheden voldoen aan hetgeen tussen derden gebruikelijk is. Bovendien mag geen sprake zijn van een kennelijk vooruitlopen op een erfrechtelijke verkrijging (schuldig blijven zonder rekening te houden met bijvoorbeeld de leeftijd van de naaste verwant tegenover wie de verplichtingen worden aangegaan). Als een lening met het oog op de toepassing van de regeling van durfkapitaal (artikel 5.17, eerste lid, van de Wet IB 2001, tot 2013) is achtergesteld en voor het overige als tussen derden gebruikelijk kan worden beschouwd, komt de ondernemer/geldlener in aanmerking voor investeringsaftrek.
Als een schuld een lager rentepercentage draagt dan vermeld in de zogenoemde marktrentebesluiten (o.a. besluit van 28 november 2013, nr. BLKB2013/2197M), wordt als verplichting aangemerkt de contante waarde van de contractueel te verrichten betalingen voor rente en aflossing; daarbij wordt de marktrente als bedoeld in voornoemd besluit in het jaar van aangaan van de verplichtingen als disconteringsfactor toegepast.
Ter voldoening aan de verplichtingen tussen naaste verwanten voor de verwerving of verbetering van bedrijfsmiddelen kunnen bijvoorbeeld ook de daarop betrekking hebbende schulden aan derden worden overgenomen. Civielrechtelijk wordt dit aangeduid als passief-subjectieve novatie in de vorm van delegatie. Ook kan verrekening van een op de balans voorkomende vordering ter zake van achterstallig loon plaatsvinden. De verplichtingen moeten schriftelijk worden vastgelegd.
5.1.2.5. Verandering of niet-nakoming van verplichtingen
Niet-nakoming van de verplichtingen dan wel verandering achteraf van de verplichtingen ten gunste van degene die de verplichtingen is aangegaan, binnen een termijn van vijf jaren na de aanvang van het kalender(boek)jaar waarin de oorspronkelijke verplichtingen zijn aangegaan, leidt tot bijtelling van de toegepaste investeringsaftrek, als ware het een desinvesteringsbijtelling. Van veranderingen van verplichtingen is bijvoorbeeld sprake als, ingeval van schuldig blijven door de naaste verwant tegenover wie de verplichtingen zijn aangegaan:
- —
wijzigingen van rentepercentages of aflossingsschema's worden toegestaan, of
- —
door deze schenkingen of kwijtscheldingen worden gedaan of
- —
als de betalingen van verschuldigde rente en aflossing niet plaatsvinden. Als betrokkene aannemelijk kan maken dat deze verandering op zakelijke gronden berust, of als blijkt dat de verandering losstaat van de tussen partijen bestaande contractuele verhouding, blijft bijtelling achterwege.
5.1.2.6. Bedrijfsmiddel eerder in nalatenschap
Als van een naaste verwant een bedrijfsmiddel wordt verworven dat binnen een termijn van drie jaren vóór het tijdstip van de verwerving tot een nalatenschap heeft behoord waartoe degene die het desbetreffende bedrijfsmiddel verwerft gerechtigd was, wordt investeringsaftrek toegepast tot maximaal het bedrag van de desinvesteringsbijtelling die bij de vervreemder ter zake van de vervreemding van dat bedrijfsmiddel is toegepast.