Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES
Artikel 156
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
22-09-2010, Stb. 2010, 497 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
Op de bepaalde dag vraagt de rechter de getuigen hun naam, voornamen, leeftijd, beroep en woon- of verblijfplaats, of zij bloed- of aanverwant zijn van de partijen of van een van hen en, zo ja, in welke graad, alsmede of zij in dienstverband staan tot de partijen of tot een van hen.
2.
De getuigen zweren, alvorens hun getuigenis af te leggen, op de bij de wet bepaalde wijze de eed of doen de belofte de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.
3.
Indien een getuige de betekenis van de eed of de belofte niet voldoende kan beseffen of de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, wordt hij niet beëdigd en wordt hem niet de belofte afgenomen, doch wordt hij aangemaand de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen. Indien het bewijs mede wordt aangenomen op de verklaring van een zodanige getuige, geeft het vonnis daarvan in het bijzonder reden.
4.
Overigens mag de rechter aan een zonder eed of belofte afgelegde verklaring slechts bewijs ontlenen, indien hij in het vonnis vermeldt dat de eed of de belofte ten onrechte niet is afgenomen en het niet mogelijk is de getuige opnieuw te horen.