Einde inhoudsopgave
Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
Artikel 2 Inrichting en rechtspositie
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 334 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 32026)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 388 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Begroting
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
Er is een College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.
2.
Het college bestaat uit vier leden waaronder een voorzitter.
3.
De voorzitter en de andere leden worden op grond van deskundigheid benoemd. Over de benoeming beslist de raad van ministers van het Koninkrijk volgens de volgende procedure:
- a.
de voorzitter op aanbeveling van Onze Minister-President, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de raad van ministers van het Koninkrijk;
- b.
een lid in overeenstemming met het gevoelen van de raad van ministers van Curaçao op aanbeveling van Onze Minister-President van dat land;
- c.
een lid in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad van Sint Maarten op aanbeveling van Onze Minister-President van dat land;
- d.
een lid in overeenstemming met het gevoelen van de Nederlandse ministerraad op aanbeveling van Onze Minister-President van dat land.
4.
De leden worden benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister.
5.
De leden van het college oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.
6.
De leden worden benoemd voor een periode van drie jaar. Herbenoeming is mogelijk.
7.
Een lid wordt op eigen verzoek ontslagen.
8.
Een lid kan worden geschorst of ontslagen wegens ongeschiktheid voor de vervulde functie, dan wel wegens andere zwaarwegende in zijn persoon gelegen redenen, dan wel wegens het aanvaarden van een ambt, betrekking of functie als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid.
9.
De raad van ministers van het Koninkrijk beslist over schorsing en ontslag. Schorsing en ontslag geschieden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister. Over ontslag wordt het aanbevelende bestuur vooraf geconsulteerd.
10.
Voorafgaande aan een ontslag of een schorsing als bedoeld in het achtste lid wordt het college gehoord, tenzij de omstandigheden met betrekking tot het ontslag of de schorsing dat horen belemmeren.
11.
Onze Minister stelt in overeenstemming met Onze Ministers van Financiën van de landen de vaste vergoeding van de leden van het college vast. Hierbij wordt de toepasselijke salarisschaal van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren en de toepasselijke deeltijdfactor aangegeven. De leden hebben voorts overeenkomstig het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland recht op vergoeding van reis- en verblijfskosten. Daarnaast hebben de leden op declaratiebasis recht op vergoeding van kosten van internationale telefoongesprekken die zij maken in het kader van de werkzaamheden voor het college.