Einde inhoudsopgave
Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
Artikel 2a Inzet pedagogisch beleidsmedewerker
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
20-09-2019, Stb. 2019, 315 (uitgifte: 11-10-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-09-2019, Stb. 2019, 315 (uitgifte: 11-10-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd de bij of krachtens artikel 1.50 van de Wet kinderopvang voorgeschreven inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker ten behoeve van de kinderopvang, zet de houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden een pedagogisch beleidsmedewerker in ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse educatie.
2.
De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van voorschoolse educatie betreft de totstandkoming en implementatie van beleidsvoornemens met betrekking tot voorschoolse educatie of coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie.
3.
Deze inzet omvat per kindercentrum een minimaal aantal uren per jaar, dat jaarlijks wordt bepaald door het aantal kinderen waaraan in het kindercentrum op 1 januari van het betreffende jaar voorschoolse educatie wordt aangeboden te vermenigvuldigen met tien uur. Hierbij worden slechts kinderen meegeteld die tussen tweeëneenhalf en vier jaar oud zijn en behoren tot de op grond van artikel 167, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2°, van de Wet op het primair onderwijs vastgestelde doelgroep.
4.
De houder legt vast aan hoeveel van deze kinderen op 1 januari voorschoolse educatie wordt aangeboden.