Einde inhoudsopgave
Warenwetbesluit machines
Artikel 1a
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2020
- Bronpublicatie:
23-01-2020, Stb. 2020, 26 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-01-2020, Stb. 2020, 26 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Dit besluit is niet van toepassing op:
- a.
veiligheidscomponenten die bestemd zijn om identieke componenten te vervangen en die geleverd zijn door de fabrikant van de oorspronkelijke machine;
- b.
specifiek voor kermissen of amusementsparken bestemd materieel;
- c.
machines die speciaal zijn ontworpen of in bedrijf zijn gesteld voor nucleaire doeleinden en waarvan een defect uitstoot van radioactiviteit tot gevolg kan hebben;
- d.
wapens, met inbegrip van vuurwapens;
- e.
landbouw- en bosbouwtrekkers voor de risico's die vallen onder richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEU L171), met uitzondering van de machines die op deze voertuigen zijn aangebracht;
- f.
motorvoertuigen en hun aanhangwagens die vallen onder richtlijn 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L42), met uitzondering van de machines die op deze voertuigen zijn aangebracht;
- g.
voertuigen die vallen onder richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad (PbEU L124), met uitzondering van de machines die op deze voertuigen zijn aangebracht;
- h.
motorvoertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor wedstrijden;
- i.
vervoermiddelen voor het vervoer door de lucht, over het water of over spoornetten, met uitzondering van de machines die op deze vervoermiddelen zijn aangebracht;
- j.
zeeschepen, mobiele offshore-eenheden en machines die aan boord van deze schepen of eenheden zijn geïnstalleerd;
- k.
machines die specifiek voor militaire of politiële doeleinden zijn ontworpen en geproduceerd;
- l.
machines die specifiek zijn ontworpen en gebouwd voor onderzoeksdoeleinden voor tijdelijk gebruik in laboratoria;
- m.
mijnliften;
- n.
machines voor het verplaatsen van kunstenaars tijdens een optreden;
- o.
de volgende elektrische en elektronische apparatuur, voor zover deze valt onder richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (gecodificeerde versie) (PbEU L374):
- 1°
huishoudelijke apparaten die voor privégebruik zijn bestemd;
- 2°
audio- en videoapparatuur;
- 3°
apparatuur die wordt gebruikt in de informatietechnologie;
- 4°
gewone kantoormachines;
- 5°
schakelmaterieel en besturingsapparatuur voor laagspanning;
- 6°
elektromotoren;
- p.
de volgende hoogspanningsinstallaties:
- 1°
schakelmaterieel en besturingsapparatuur;
- 2°
transformators.
2.
Dit besluit is niet van toepassing op liften en veiligheidscomponenten als bedoeld in artikel 1 van het Warenwetbesluit liften 2016, tenzij deze in het Warenwetbesluit liften 2016 zijn uitgezonderd van het toepassingsbereik van dat besluit.