Einde inhoudsopgave
Besluit vaste inrichting Nederlandse btw-regelgeving
6 Verlegging van de btw-heffing naar de Nederlandse afnemer; betrokkenheid vaste inrichting bij prestatie buitenlandse ondernemer
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-07-2022, Stcrt. 2022, 16197 (uitgifte: 05-07-2022, regelingnummer: 2022-13545)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2022, Stcrt. 2022, 16197 (uitgifte: 05-07-2022, regelingnummer: 2022-13545)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Plaats van levering en dienst
Als een buitenlandse ondernemer een prestatie verricht in Nederland, wordt de btw-heffing verlegd naar de afnemer in Nederland als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 12, tweede tot en met vierde lid, van de wet. Deze verlegging van de btw-heffing is niet mogelijk als de buitenlandse ondernemer in Nederland een vaste inrichting heeft die betrokken is bij de prestatie die de buitenlandse ondernemer in Nederland verricht. In zo’n situatie wordt de ‘betrokken’ vaste inrichting in Nederland de btw verschuldigd ter zake van de prestatie die de buitenlandse ondernemer verricht. Als de ‘betrokken’ Nederlandse vaste inrichting behoort tot een fiscale eenheid in Nederland, is de fiscale eenheid de relevante btw-ondernemer (zie onderdeel 3) en is de fiscale eenheid de btw op aangifte verschuldigd voor de prestatie die de buitenlandse ondernemer in Nederland verricht.
In artikel 53 van de uitvoeringsverordening wordt aangegeven wanneer een vaste inrichting wordt geacht betrokken te zijn bij het verrichten van de prestatie van de buitenlandse ondernemer. Een inkoop-vaste inrichting kan niet betrokken zijn in de zin van artikel 53 van de uitvoeringsverordening, omdat zo’n inrichting niet beschikt over een geschikte structuur die het mogelijk maakt om een belastbare prestatie te verrichten1.. De aanwezigheid van een inkoop-vaste inrichting in Nederland staat niet in de weg aan de verlegging van de btw-heffing naar de Nederlandse afnemer van de prestatie van de buitenlandse ondernemer.
Het is mogelijk dat een buitenlandse ondernemer in Nederland beschikt over een btw-identificatienummer. Dit is bijvoorbeeld het geval als de buitenlandse ondernemer eigen goederen heeft overgebracht naar Nederland en deze goederen in Nederland (fictief) intracommunautair heeft verworven (artikel 3a van de wet). Het beschikken over een Nederlands btw-identificatienummer leidt er niet toe dat de buitenlandse ondernemer wordt geacht in Nederland een vaste inrichting te hebben en daarom wordt aangemerkt als een in Nederland gevestigde ondernemer (zie artikel 11, lid 3, van de uitvoeringsverordening). De enkele overbrenging van eigen goederen naar Nederland door de buitenlandse ondernemer (zonder ‘betrokken’ vaste inrichting in Nederland, zodat de buitenlandse ondernemer zich hiervoor moet laten registreren bij Belastingdienst Buitenland/Heerlen) verhindert dus niet dat de btw-heffing voor andere prestaties die de buitenlandse ondernemer in Nederland verricht, in voorkomend geval wordt verlegd naar de Nederlandse afnemer op grond van artikel 12, tweede of derde lid, van de wet.
Het is anders als de buitenlandse ondernemer in Nederland beschikt over een vaste inrichting en die vaste inrichting betrokken is bij de levering die de buitenlandse ondernemer verricht aan een in Nederland gevestigde ondernemer. Als een buitenlandse ondernemer bijvoorbeeld goederen fysiek vanuit zijn vaste inrichting in Nederland levert, moet de vaste inrichting in haar btw-aangifte zowel de intracommunautaire verwerving in verband met de overbrenging van eigen goederen opnemen als de op de overbrenging volgende binnenlandse levering aan de afnemer in Nederland.
Ter illustratie enkele voorbeelden.
- a.
Een buitenlandse ondernemer met een vaste inrichting in Nederland verricht rechtstreeks een intracommunautaire levering aan een ondernemer in Nederland.
De buitenlandse ondernemer verricht een intracommunautaire levering aan een Nederlandse ondernemer zonder dat zijn vaste inrichting in Nederland daarbij is betrokken2.. De Nederlandse ondernemer/afnemer verricht een intracommunautaire verwerving in Nederland. De buitenlandse ondernemer vermeldt de intracommunautaire levering op de lijst bedoeld in artikel 262 van de btw-richtlijn en de Nederlandse ondernemer voldoet de btw ter zake van de intracommunautaire verwerving in Nederland.
- b.
Een buitenlandse ondernemer brengt goederen vanuit de lidstaat waar zijn hoofdhuis is gevestigd fysiek over naar zijn vaste inrichting in Nederland3., waarna de goederen vanuit zijn vaste inrichting worden geleverd aan een ondernemer in Nederland.
De buitenlandse ondernemer verricht een overbrenging van eigen goederen als bedoeld in artikel 3a van de wet naar zijn vaste inrichting in Nederland. De buitenlandse ondernemer vermeldt deze overbrenging op de lijst bedoeld in artikel 262 van de btw-richtlijn en de vaste inrichting verwerft de overgebrachte goederen intracommunautair in Nederland. De levering van de goederen (fysiek) vanuit de vaste inrichting aan de Nederlandse ondernemer vormt een binnenlandse levering (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). De vaste inrichting is bij de binnenlandse levering betrokken in de zin van artikel 53, lid 2, eerste volzin, van de uitvoeringsverordening, omdat de betrokken goederen fysiek ter beschikking komen van de vaste inrichting. De vaste inrichting neemt in haar btw-aangifte zowel de intracommunautaire verwerving van de overgebrachte goederen als de binnenlandse levering van de goederen op.
Voetnoten
Zie artikel 11, lid 2, onderdeel d, van de uitvoeringsverordening.
De goederen zijn niet opgeslagen in het magazijn van de vaste inrichting, het buitenlandse hoofdhuis verzendt of vervoert de goederen vanuit een andere lidstaat naar Nederland.
De goederen worden opgeslagen in het magazijn van de vaste inrichting.