Einde inhoudsopgave
Algemene Kinderbijslagwet
Artikel 18 [Betaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
13-03-2024, Stb. 2024, 78 (uitgifte: 03-04-2024, kamerstukken: 36385)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-03-2024, Stb. 2024, 79 (uitgifte: 03-04-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderbijslag
1.
De Sociale verzekeringsbank betaalt:
- a.
de kinderbijslag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarover recht op kinderbijslag bestaat, respectievelijk binnen drie maanden na indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a;
- b.
de verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na indiening van de aanvraag of ontvangst van de informatie, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b; en
- c.
het extra bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel c.
2.
Indien twee personen, die gezamenlijk een huishouden vormen, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag uitbetaald aan degene van hen die zij gezamenlijk daartoe hebben aangewezen.
3.
Bij gebreke van een gezamenlijke aanwijzing als bedoeld in het tweede lid bepaalt de Sociale verzekeringsbank aan welke persoon de kinderbijslag wordt uitbetaald.
4.
Indien twee of meer personen waaronder één persoon tot wiens huishouden het kind behoort, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag waarop degene recht heeft, tot wiens huishouden dit kind niet behoort, niet betaald.
5.
Indien twee of meer personen over eenzelfde tijdvak recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, in andere situaties dan bedoeld in het tweede en vierde lid, wordt betaald de kinderbijslag waarop degene recht heeft die de hoogste bijdrage in het onderhoud van dit kind levert. Aan de andere personen wordt geen kinderbijslag uitbetaald.
6.
Zolang de persoon aan wie op grond van het vierde of vijfde lid kinderbijslag zou moeten worden betaald geen aanvraag daartoe heeft ingediend, blijft de kinderbijslag, in afwijking van het vierde en vijfde lid, betaald worden aan de persoon die daartoe wel een aanvraag heeft ingediend. Indien de persoon die geen aanvraag heeft ingediend, alsnog een aanvraag indient, wordt de kinderbijslag aan die persoon betaald:
- a.
na afloop van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag is ingediend, indien deze is ingediend in de eerste twee maanden van dat kalenderkwartaal; of
- b.
na afloop van het kalenderkwartaal volgend op het kalenderkwartaal waarin de aanvraag is ingediend, indien deze is ingediend in de laatste maand van dat kalenderkwartaal.
7.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot situaties van samenloop, bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, nadere en aanvullende regels worden gesteld waarbij bepaald kan worden dat aan een ander persoon de kinderbijslag wordt uitbetaald dan de persoon, bedoeld in het vierde en vijfde lid.
8.
De kinderbijslag die op grond van het tweede tot en met vijfde en zevende lid aan een verzekerde wordt betaald, kan op verzoek van die verzekerde in gedeelten aan meer verzekerden worden betaald.
9.
Indien de kinderbijslag in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.