Einde inhoudsopgave
Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ
Artikel 4 Beeld van de uitvoering
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2022
- Bronpublicatie:
14-02-2022, Stcrt. 2022, 5169 (uitgifte: 22-02-2022, regelingnummer: 2021-0000221982)
- Inwerkingtreding
01-03-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-2022, Stcrt. 2022, 5169 (uitgifte: 22-02-2022, regelingnummer: 2021-0000221982)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
1.
Het beeld van de uitvoering, bedoeld in de artikelen 77, tweede lid, van de wet, 54, eerste lid, van de IOAW en 54, eerste lid, van de IOAZ, wordt voor 1 maart van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het beeld van de uitvoering betrekking heeft door de minister ontvangen.
2.
Het beeld van de uitvoering wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld.
3.
Indien het beeld van de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, niet op de in het eerste lid genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.
4.
De betaling van de uitkering wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het beeld van de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de minister. Indien daarvoor naar het oordeel van de minister een noodzaak bestaat, kan, na ontvangst van het beeld van de uitvoering, de betaling van de uitkering op een eerdere datum worden hervat, waarbij kan worden afgeweken van het betaalmoment, bedoeld in artikel 5, eerste lid.
5.
6.
In afwijking van het derde lid kan worden afgezien van opschorting als op het moment waarop over opschorting wordt beslist het beeld van de uitvoering alsnog juist en volledig is ontvangen.