Regeling Dienst speciale interventies
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 18-03-2017. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
02-03-2017, Stcrt. 2017, 13163 (uitgifte: 17-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-03-2017, terugwerkend tot: 01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-03-2017, Stcrt. 2017, 13163 (uitgifte: 17-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het hoofd van de Dienst speciale interventies is belast met de algehele leiding tijdens de inzet van de bijzondere bijstandseenheid alsmede over de onderdelen van de politie of van de krijgsmacht die ter ondersteuning van de bijzondere bijstandseenheid worden ingezet.
2.
De commandant van het betrokken onderdeel van de bijzondere bijstandseenheid is belast met de operationele leiding ter plaatse en staat onder direct bevel van het hoofd van de Dienst speciale interventies. Indien meerdere onderdelen worden ingezet wijst het hoofd van de Dienst speciale interventies een operationeel commandant aan.
3.
Wanneer de Afdeling expertise en operationele ondersteuning wordt ingezet tezamen met een aanhoudings- en ondersteuningsteam of een eenheid van de Koninklijke marechaussee die is belast met dezelfde taken als dit team kan, in afwijking van het tweede lid, het hoofd van de Dienst speciale interventies de chef van dit team of deze eenheid belasten met de operationele leiding.
4.
Het hoofd van de Dienst speciale interventies draagt in samenwerking met de operationeel commandant zorg voor de chronologische verslaglegging van het feitelijke optreden.