Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering
Artikel 27
Geldend
Geldend vanaf 27-04-1909
- Bronpublicatie:
17-07-1905, Stb. 1909, 120 (uitgifte: 22-05-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-04-1909
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-1905, Stb. 1909, 120 (uitgifte: 22-05-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
De Staten, die vertegenwoordigd zijn geweest op de Vierde Conferentie van Internationaal Privaatrecht, kunnen dit Verdrag teekenen tot op de nederlegging der akten van bekrachtiging, voorzien door artikel 25, lid 1, toe.
2.
Na deze nederlegging zullen zij ten allen tijde, doch zonder eenig voorbehoud, tot het Verdrag kunnen toetreden. De Staat, die wenscht toe te treden, geeft van zijn voornemen kennis door eene akte, die zal nedergelegd worden in de archieven der Nederlandsche Regeering. Deze zal van die akte langs diplomatieken weg een voor eensluidend verklaarde afdruk aan ieder der contracteerende Staten doen toekomen.