Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeieren
Bijlage IX Risicobeperkende maatregelen ten aanzien van infectie met het virus van epizoötische hemorragische ziekte voor de verplaatsing van gehouden hoefdieren naar andere lidstaten
Geldend
Geldend vanaf 04-12-2023
- Bronpublicatie:
08-09-2023, PbEU L 2023, 2023/2515 (uitgifte: 14-11-2023, regelingnummer: 2023/2515)
- Inwerkingtreding
04-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-09-2023, PbEU L 2023, 2023/2515 (uitgifte: 14-11-2023, regelingnummer: 2023/2515)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Dierenwelzijn
Deel 1. Zones die seizoensgebonden vrij zijn van epizoötische hemorragische ziekte
- 1.
Voor de verplaatsing van gehouden hoefdieren naar andere lidstaten mogen zones die seizoensgebonden vrij zijn van epizoötische hemorragische ziekte worden ingesteld, als het begin en het einde van de vectorvrije periode door de bevoegde autoriteit zijn aangetoond aan de hand van entomologische bewaking overeenkomstig deel 2.
- 2.
In afwijking van punt 1 kunnen, als de vectorvrije periode met succes is aangetoond voor een periode van drie opeenvolgende jaren, aanvullende criteria, zoals de temperatuur, de entomologische bewaking vervangen ter staving van het begin en het einde van de vectorvrije periode met wetenschappelijk bewijsmateriaal.
- 3.
De zones die seizoensgebonden vrij zijn van epizoötische hemorragische ziekte, worden onmiddellijk opgeheven wanneer er aanwijzingen zijn dat de vectorvrije periode af loopt of dat het virus van de epizoötische hemorragische ziekte in omloop is.
Deel 2. Entomologische bewaking
- 1.
Entomologische bewaking moet bestaan uit ten minste een actief jaarlijks programma voor het vangen van vectoren, door middel van vast opgestelde zuigvallen ter bepaling van de populatiedynamiek van de vector en, in voorkomend geval, de vectorvrije periode.
- 2.
Er wordt gebruikgemaakt van zuigvallen met ultraviolet licht overeenkomstig vooraf vastgestelde protocollen; de vallen moeten ’s nachts worden gebruikt en wel ten minste:
- a)
één nacht per week tijdens de maand die voorafgaat aan het verwachte begin en tijdens de maand die voorafgaat aan het verwachte einde van de vectorvrije periode, en
- b)
één nacht per maand tijdens de vectorvrije periode.
De gebruiksfrequentie van de zuigvallen mag worden aangepast op basis van de gegevens die zijn verkregen tijdens de eerste drie jaren van gebruik.
- 3.
In elke geografische eenheid van 45 km bij 45 km in de hele zone die seizoensgebonden vrij is van epizoötische hemorragische ziekte, moet ten minste één zuigval worden geplaatst en de geografische eenheden kunnen aan de epidemiologische situatie worden aangepast. Een deel van de in de zuigvallen verzamelde knutten moet naar een gespecialiseerd laboratorium worden gezonden dat in staat is de verdachte vectorsoorten of -complexen te tellen en te identificeren.
- 4.
Wanneer entomologische bewaking wordt georganiseerd in het kader van de vaststelling van een vectorvrije periode, moet voor de interpretatie van de resultaten een maximumdrempel voor Culicoides-soorten worden vastgesteld. Als bewijsmateriaal voor de ondersteuning van de vaststelling van de maximumdrempel ontbreekt, moet als maximumdrempel worden uitgegaan van de totale afwezigheid van Culicoides imicola-exemplaren en minder dan vijf culicoïden die reeds eitjes hebben gelegd per val.
Deel 3. Tegen vectoren beschermde inrichting
De tegen vectoren beschermde inrichting moet voldoen aan de volgende voorschriften:
- a)
zij heeft passende fysieke barrières aan de in- en uitgangen;
- b)
openingen moeten tegen vectoren worden beschermd met een hor met passende maaswijdte, die overeenkomstig de instructies van de producent regelmatig met een goedgekeurd insecticide moet worden geïmpregneerd;
- c)
binnen en rond de tegen vectoren beschermde inrichting moet vectorbewaking en -bestrijding worden uitgevoerd;
- d)
er worden maatregelen genomen om de voortplantingsplaatsen voor vectoren in de nabijheid van de tegen vectoren beschermde inrichting te beperken of te vernietigen, en
- e)
er moeten standaardbedrijfsprocedures worden opgesteld, waaronder beschrijvingen van back-up- en alarmsystemen, voor het functioneren van de tegen vectoren beschermde inrichting en het vervoer van de dieren naar de laadplaats.