Einde inhoudsopgave
Voorstel van wet houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)
Artikel 13.5 (financiële zekerheidsstelling)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
01-07-2015, Kamerstukken 2015, 33962 (uitgifte: 01-07-2015, kamerstukken: 33962-A)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2015, Kamerstukken 2015, 33962 (uitgifte: 01-07-2015, kamerstukken: 33962-A)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
Staatsrecht / Decentralisatie
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit die significante nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving kan hebben, kan, in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, het voorschrift worden verbonden dat degene die de activiteit verricht, financiële zekerheid stelt:
- a.
voor het nakomen van op grond van de omgevingsvergunning voor hem geldende verplichtingen,
- b.
ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit door de activiteit veroorzaakte nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving.
2.
Bij de maatregel worden regels gesteld over de vorm waarin, de hoogte van het bedrag waarvoor en hoe lang de zekerheid in stand wordt gehouden en over de voorwaarden waaronder de zekerheidsstelling kan worden opgeheven.
3.
In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder a, bepaalt het bevoegd gezag het ten hoogste te verhalen bedrag bij het niet nakomen van een verplichting. Het bevoegd gezag kan het te verhalen bedrag invorderen bij dwangbevel.
4.
Aan een besluit tot geheel of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kan:
- a.
een voorschrift als bedoeld in het eerste lid worden verbonden,
- b.
worden bepaald dat een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gedurende een in het besluit te bepalen termijn blijft gelden.