Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenwet 2000
Artikel 9 [Verblijfsdocument]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
26-10-2016, Stb. 2016, 415 (uitgifte: 07-11-2016, kamerstukken: 34128)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2016, Stb. 2016, 550 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
Onze Minister verschaft aan de vreemdeling, die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder a tot en met d, f tot en met h en j tot en met m, en aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, en gemeenschapsonderdaan is als bedoeld in artikel 1, sub 2°, 4° en 6°, een document of schriftelijke verklaring, waaruit het rechtmatig verblijf blijkt.
2.
Onze Minister verschaft aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, en gemeenschapsonderdaan is als bedoeld in artikel 1, sub 1°, 3° en 5° een document, waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, indien de vreemdeling het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in artikel 16 van Richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU L 158).
3.
Onze Minister verschaft desgevraagd een dergelijk document of schriftelijke verklaring aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder i.
4.
Bij de aanvraag van een beschikking anders dan op grond van deze wet legt de vreemdeling desgevraagd een kopie van het document of de schriftelijke verklaring over, dat wordt aangemerkt als een bescheid als bedoeld in artikel 4:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.
Onze Minister wijst bij ministeriële regeling de bescheiden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, aan en kan modellen vaststellen voor de documenten en de schriftelijke verklaring.