Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad
Artikel 18 Maatregelen in geval van uitzonderlijk slecht weer
Geldend
Geldend vanaf 05-08-2002
- Bronpublicatie:
27-06-2002, PbEG 2002, L 208 (uitgifte: 05-08-2002, regelingnummer: 2002/59/EG)
- Inwerkingtreding
05-08-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2002, PbEG 2002, L 208 (uitgifte: 05-08-2002, regelingnummer: 2002/59/EG)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Wanneer de door de lidstaten aangewezen bevoegde instanties, in geval van uitzonderlijk slecht weer of ruwe zee van mening zijn dat er groot gevaar bestaat voor verontreiniging van hun zee- of kustgebieden of die van andere lidstaten, of dat de veiligheid van mensenlevens bedreigd wordt,
- a)
zouden zij de kapitein van een schip dat zich in het betrokken havengebied bevindt en de haven wil binnen- of uitvaren, zo mogelijk alle informatie over de zeegang en de weersomstandigheden moeten geven en, indien relevant en mogelijk, over het gevaar dat die kunnen opleveren voor zijn schip, de lading, de bemanning en de passagiers;
- b)
kunnen zij onverminderd de plicht tot bijstandsverlening aan schepen in nood en overeenkomstig artikel 20 andere passende maatregelen treffen waaronder een aanbeveling of een verbod voor een bepaald schip of voor schepen in het algemeen om de haven in de betrokken gebieden binnen of uit te varen, totdat is vastgesteld dat er geen gevaar meer bestaat voor mensenlevens en/of het milieu;
- c)
nemen zij passende maatregelen om het bunkeren van schepen in hun territoriale wateren zoveel mogelijk te beperken of zo nodig te verbieden.
2.
De kapitein stelt de maatschappij in kennis van de passende maatregelen of aanbevelingen als bedoeld in lid 1. Deze laten evenwel de beslissing van de kapitein op basis van zijn/ haar deskundig oordeel onverlet, overeenkomstig SOLAS. De kapitein stelt de bevoegde autoriteiten in kennis van de redenen van zijn beslissing, indien deze niet in overeenstemming is met de maatregelen als bedoeld in lid 1.
3.
Voor de in lid 1 bedoelde passende maatregelen en aanbevelingen wordt uitgegaan van een voor spelling van de omstandigheden op zee en van de weersgesteldheid van een door de lidstaat erkende, gekwalificeerde meteorologische informatiedienst.