Einde inhoudsopgave
Statuut voor de personeelsleden van Europol
Aanhangsel 8 Bijzondere bepalingen inzake de directeur en de adjunct-directeuren
Geldend
Geldend vanaf 20-12-2002
- Bronpublicatie:
19-12-2002, PbEG 2003, C 24 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2003/C24/01)
- Inwerkingtreding
20-12-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2002, PbEG 2003, C 24 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 2003/C24/01)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Inhoud
Hoofdstuk 1 Selectieprocedures
Hoofdstuk 2 Beëindiging van de dienst
Afdeling 1 Ontslag op verzoek
Afdeling 2 Ambtshalve ontslag
Afdeling 3 Ontheffing van het ambt in het belang van Europol
Afdeling 4 Ontslag om tuchtrechtelijke redenen
Afdeling 5 Pensionering
Hoofdstuk 3 Tuchtrechtelijke procedures
Afdeling 1 Tuchtregeling
Afdeling 2 Bijzondere bepalingen voor het geval bedoeld in artikel 29, lid 6, van de Europol-overeenkomst
Hoofdstuk 4 Beroepen
Hoofdstuk 5 Bijzondere bepalingen inzake de directeur
Hoofdstuk 1. Selectieprocedures
Artikel 1
De voorbereiding van het advies van de raad van bestuur over de benoeming van de directeur of een adjunct-directeur dat krachtens artikel 29, lid 1, van de Europol-overeenkomst aan de Raad moet worden uitgebracht, vindt plaats volgens de bepalingen van dit hoofdstuk.
Artikel 2
1
De selectie voor de functie van directeur of adjunctdirecteur is erop gericht Europol de medewerking te verzekeren van personen die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen.
2
Bij de selectieprocedure worden de in artikel 24, lid 1, van het statuut van de personeelsleden neergelegde beginselen volledig geëerbiedigd.
Artikel 3
1
In de zin van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt de functie van directeur of adjunct-directeur van Europol geacht vacant te zijn
- —
negen maanden vóór het einde van de ambtstermijn van de directeur of een adjunct-directeur;
- —
na ontvangst door de Raad van een ontslagaanvraag van de directeur of een adjunct-directeur, overeenkomstig artikel 14;
- —
na een besluit van de Raad inzake ambtshalve ontslag, overeenkomstig artikel 15;
- —
na een besluit van de Raad inzake ontheffing van het ambt om redenen van dienstbelang, overeenkomstig artikel 16;
- —
na een besluit van de Raad inzake ontslag om tuchtrechtelijke redenen, overeenkomstig artikel 17;
- —
negen maanden vóór de datum waarop de directeur of een adjunct-directeur de leeftijd van 65 jaar bereikt;
- —
na het overlijden van de directeur of een adjunct-directeur.
2
Voor elke vacante functie stelt de raad van bestuur een aankondiging op, waarin de aard van de functie, inclusief de bezoldiging, de taakstelling en de vereiste kwalificaties, vaardigheden en ervaring uitvoerig worden beschreven.
In de aankondiging wordt vermeld dat sollicitanten hun sollicitatie schriftelijk, vergezeld van een curriculum vitae, moeten indienen bij de voorzitter van de raad van bestuur binnen 60 dagen na de datum waarop de in de eerste alinea bedoelde aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd is, zoals in die aankondiging wordt gespecificeerd.
De aankondiging bevat tevens informatie over het veiligheidsonderzoek waaraan de geslaagde kandidaat onderworpen zal worden overeenkomstig de regeling ter bescherming van geheime informatie die krachtens artikel 31 van de Europol-overeenkomst is vastgesteld.
Artikel 4
1
De raad van bestuur zorgt ervoor dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd wordt, alsook in andere media, zoals de nationale kranten en gespecialiseerde tijdschriften, teneinde in alle lidstaten een zo groot mogelijk publiek te bereiken.
2
Europol stelt de nationale eenheden van Europol in kennis van een vacature voor de post van directeur of adjunct-directeur. De nationale eenheden stellen de relevante instanties in hun lidstaat in kennis van de vacature. De bevoegde nationale autoriteiten dragen er zorg voor dat de vacature ter kennis wordt gebracht van de betrokken diensten en alle betrokken personeelsleden.
3
Voor alle vacatures worden zowel interne als externe sollicitaties in beschouwing genomen.
4
Europol zendt alle sollicitanten een ontvangstbewijs toe.
5
Europol stelt de nationale eenheden van Europol in kennis van de ontvangen sollicitaties, zodat de lidstaten — al dan niet via hun nationale eenheid — de raad van bestuur een advies over de sollicitanten kunnen doen toekomen. De autoriteiten van de bij deze procedure betrokken lidstaten nemen volledige geheimhouding in acht met betrekking tot de ontvangen informatie.
6
Als onderdeel van de toelatingsprocedure moet door middel van door de betrokken lidstaat afgegeven documenten worden aangetoond dat de kandidaat in zedelijk opzicht de waarborgen biedt welke voor de uitoefening van de betreffende functie vereist zijn.
Artikel 5
1
De raad van bestuur stelt een commissie in (‘de commissie’) om het advies van de raad van bestuur op te stellen dat overeenkomstig artikel 29, lid 1, van de Europol-overeenkomst aan de Raad moet worden uitgebracht. De commissie stelt een eerste beoordeling van de sollicitanten op.
2
Voor de functie van adjunct-directeur heeft de directeur of zijn afgevaardigde zitting in de commissie. Verder wijzen vier lidstaten die daartoe bij loting door de raad van bestuur zijn aangewezen, een vertegenwoordiger aan voor de commissie.
3
Voor de functie van directeur wijzen vijf lidstaten die daartoe bij loting door de raad van bestuur zijn aangewezen, een vertegenwoordiger aan voor de commissie.
4
De overeenkomstig de leden 2 en 3 aangewezen leden van de commissie maken deel uit van de commissie totdat de sollicitatieprocedure is beëindigd.
5
Indien er reden is om aan te nemen dat een lid van de commissie met een van de sollicitanten een persoonlijke band heeft, neemt dit lid niet deel aan de selectie. In dat geval stelt de lidstaat die het lid heeft aangewezen, aan de raad van bestuur voor dit lid te vervangen en stelt hij een andere vertegenwoordiger aan om in de commissie zitting te nemen.
6
Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door het secretariaat van de raad van bestuur.
Artikel 6
1
Tijdens de eerste vergadering van de commissie wijzen de leden één van hen als voorzitter aan.
2
De commissie kan voor de uitoefening van haar taken om ondersteuning door een of meer bijzitters verzoeken. Een dergelijk verzoek wordt gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur, die hierover beslist. Bijzitters hebben niet de status van lid van de commissie.
3
De taken van de commissie omvatten:
- a)
het opstellen van een eerste beoordeling van de sollicitanten, op basis van beroepskwalificaties, vaardigheden en ervaring;
- b)
het voeren van gesprekken met de sollicitanten;
- c)
het uitbrengen van verslag aan de raad van bestuur.
Artikel 7
1
Indien dit nodig wordt geacht, kan de raad van bestuur in een specifiek op de functie afgestemde beoordelingsprocedure voorzien. De raad van bestuur beslist over de specifieke behoeften.
In dat geval wordt de beoordelingsprocedure uitgevoerd door de commissie, teneinde de specifieke bekwaamheid en deskundigheid van de kandidaten voor de functie te beoordelen.
2
De commissie voert gesprekken met alle sollicitanten wier sollicitatie ontvankelijk is en die voldoen aan de in de aankondiging vermelde eisen, teneinde een oordeel te vormen over hun kwalificaties, vaardigheden en ervaring en hun geschiktheid voor de taken die samenhangen met de vacante functie. De gesprekken worden tevens benut voor het toetsen van de kennis van de officiële talen van de instellingen van de Europese Unie, met inachtneming van artikel 30, lid 2, van de Europol-overeenkomst en van artikel 1 van dit aanhangsel.
3
Indien dit nodig wordt geacht door de commissie, kan met alle of met sommige sollicitanten een tweede gesprek plaatsvinden.
Artikel 8
De proeven en gesprekken vinden plaats in Den Haag. De reis- en enigerlei verblijf- en hotelkosten worden vergoed aan de sollicitanten, de leden van de commissie en de bijzitters, overeenkomstig de voorschriften in aanhangsel 5.
Artikel 9
Na afloop van de gesprekken stelt de commissie een met redenen omkleed verslag op over de ontvangen sollicitaties en de gevolgde procedure. Het besluit van de commissie tot aanneming van het verslag wordt met eenvoudige meerderheid genomen. Dit verslag wordt voorgelegd aan de raad van bestuur zo spoedig mogelijk nadat de gesprekken zijn gehouden, samen met het curriculum vitae van de sollicitanten wier sollicitatie ontvankelijk is en die voldoen aan de in de aankondiging vermelde eisen.
Artikel 10
1
Op basis van het verslag van de commissie en eventuele andere informatie die hij van de commissie zou verlangen, stelt de raad van bestuur een advies op dat aan de Raad wordt voorgelegd.
2
De raad van bestuur kan, zo hij dit nodig acht, enkele of alle sollicitanten horen alvorens zijn advies op te stellen. Ingeval een lid van de raad van bestuur ook op de kandidatenlijst staat, is hij niet aanwezig wanneer het advies van de raad van bestuur wordt opgesteld.
3
In zijn advies vermeldt de raad van bestuur de volledige lijst van de sollicitanten, met vermelding van de geschikte sollicitanten, vergezeld van het volledig dossier van elk van deze sollicitanten.
4
De raad van bestuur draagt er zorg voor dat de personen op de lijst van geschikte sollicitanten voldoen aan de voorwaarden voor indiensttreding bedoeld in artikel 24, lid 2, onder d), en lid 3, van het statuut.
5
De voorzitter van de raad van bestuur legt het advies van de raad van bestuur voor aan de Raad, zodat de Raad op basis van alle relevante informatie een besluit kan nemen overeenkomstig artikel 29, lid 1, van de Europol-overeenkomst.
Artikel 11
De leden van de commissie alsmede de leden van de raad van bestuur en de betrokken Europol-functionarissen nemen volledige geheimhouding in acht met betrekking tot de sollicitanten en de resultaten van de selectieprocedure.
Artikel 12
Indien de ambtstermijn van de directeur of een adjunct-directeur verlengd kan worden overeenkomstig artikel 29, lid 1 of lid 2, van de Europol-overeenkomst, kan de raad van bestuur bij meerderheidsstemming beslissen van de in dit hoofdstuk vastgelegde procedure af te wijken. In dergelijke gevallen stelt de raad van bestuur uiterlijk twaalf maanden voordat de ambtstermijn afloopt, een advies op waarin de Raad wordt aanbevolen de ambtstermijn te verlengen. De in dit hoofdstuk vastgelegde procedure wordt gevolgd wanneer de Raad beslist de aanstelling niet te verlengen of wanneer de Raad er niet in slaagt hierover een besluit te nemen binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de raad van bestuur.
Hoofdstuk 2. Beëindiging van de dienst
Artikel 13
De dienst van de directeur of een adjunct-directeur eindigt door:
- a)
ontslag op verzoek;
- b)
ontslag ambtshalve;
- c)
ontheffing van het ambt in het belang van Europol;
- d)
ontslag naar aanleiding van een tuchtprocedure;
- e)
pensionering;
- f)
overlijden.
Afdeling 1. Ontslag op verzoek
Artikel 14
1
Een directeur of een adjunct-directeur die ontslag wenst te nemen vóór het einde van zijn ambtstermijn, maakt zijn voornemen om zijn dienstverband met Europol te beëindigen ondubbelzinnig en langs schriftelijke weg kenbaar en stelt de datum voor waarop zijn ontslag van kracht zou moeten worden. De ontslagaanvrage wordt gericht aan de voorzitter van de Raad, met een afschrift aan de voorzitter van de raad van bestuur.
2
De Raad neemt binnen twee maanden na de ontvangst van de ontslagaanvraag zijn besluit tot bevestiging van het ontslag. De Raad kan het ontslag echter weigeren indien op de datum van ontvangst van het verzoek reeds een tuchtrechtelijke procedure ten aanzien van de betrokkene loopt of indien binnen de daaropvolgende 60 dagen een dergelijke procedure wordt ingeleid.
3
Het ontslag wordt van kracht op de door de Raad vastgestelde datum; deze datum kan niet later zijn dan drie maanden na de datum die door de betrokkene in zijn ontslagaanvraag is voorgesteld. Indien zulks nodig is voor de goede werking van Europol, kan de Raad echter bepalen dat het ontslag pas van kracht wordt wanneer een opvolger in functie is getreden.
Afdeling 2. Ambtshalve ontslag
Artikel 15
Indien voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in artikel 95, onder b) of c), van het statuut kan het dienstverband van de directeur of van een adjunct-directeur op verzoek van de raad van bestuur zonder opzeggingstermijn door de Raad beëindigd worden.
Afdeling 3. Ontheffing van het ambt in het belang van Europol
Artikel 16
1
De directeur of een adjunct-directeur kan in het belang van Europol van zijn ambt ontheven worden door een besluit van de Raad. Na het advies van de raad van bestuur te hebben ingewonnen en de betrokkene gehoord te hebben, neemt de Raad een dergelijk besluit met tweederde meerderheid. Deze ontheffing van het ambt heeft niet het karakter van een tuchtrechtelijke maatregel.
2
De directeur of adjunct-directeur die aldus van zijn ambt wordt ontheven, ontvangt tot het einde van zijn ambtstermijn een vergoeding die als volgt wordt berekend:
- a)
gedurende drie maanden, een maandelijkse vergoeding gelijk aan zijn basissalaris;
- b)
gedurende de vierde tot en met de zesde maand, een maandelijkse vergoeding gelijk aan 85 % van zijn basissalaris;
- c)
gedurende de volgende periode, een maandelijkse vergoeding gelijk aan 70 % van zijn basissalaris.
3
Zolang de directeur of adjunct-directeur recht heeft op de vergoeding, heeft hij geen recht op de maandelijkse werkloosheidsvergoeding bedoeld in artikel 59 van het statuut. Indien de directeur of adjunct-directeur daarna recht heeft op een werkloosheidsvergoeding krachtens artikel 59 van het statuut, wordt de periode gedurende welke hij recht had op de in lid 2 bedoelde vergoeding, afgetrokken van de periode gedurende welke hij recht heeft op de werkloosheidsvergoeding.
4
Het bedrag van de inkomsten die de betrokkene geniet in een nieuwe werkkring of uit een ouderdomspensioen krachtens artikel 72 van het statuut gedurende het tijdvak waarin hij een vergoeding overeenkomstig lid 2 ontvangt, wordt in mindering gebracht op de in dat punt bedoelde vergoeding, voorzover deze inkomsten tezamen met deze vergoeding meer bedragen dan de laatste totale bezoldiging van de ambtenaar, vastgesteld op de grondslag van de salaristabel die van toepassing is op de eerste dag van de maand waarover de vergoeding moet worden vastgesteld. De betrokkene is gehouden de schriftelijke bewijsstukken die kunnen worden verlangd, over te leggen en Europol van alle feiten in kennis te stellen waardoor zijn recht op de vergoeding zou kunnen worden gewijzigd.
5
Gedurende de periode waarin het recht op de vergoeding bestaat, heeft de betrokkene voor zichzelf en voor personen die onder zijn verzekering vallen, recht op de vergoedingen volgens de ziektekostenverzekering bedoeld in artikel 56, lid 1, van het statuut, op voorwaarde dat hij de vereiste bijdragen betaalt die berekend worden op basis van de in lid 2 van onderhavig artikel vermelde vergoeding en dat hij niet door een andere openbare verzekering tegen hetzelfde risico gedekt kan worden.
6
Vanaf het einde van de in lid 5 bedoelde periode is artikel 56, lid 2, van het statuut van analoge toepassing.
Afdeling 4. Ontslag naar aanleiding van een tuchtprocedure
Artikel 17
Nadat de tuchtrechtelijke procedure van hoofdstuk 3 is gevolgd, kan in ernstige gevallen waarin de directeur of een adjunct-directeur opzettelijk of uit nalatigheid zijn verplichtingen niet nakomt, het dienstverband door de Raad beëindigd worden, overeenkomstig artikel 29, lid 6, van de Europol-overeenkomst.
Afdeling 5. Pensionering
Artikel 18
De dienst van de directeur of van een adjunct-directeur eindigt op de laatste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Hoofdstuk 3. Tuchtprocedure
Afdeling 1. Tuchtregeling
Artikel 19
1
Indien de directeur of een adjunct-directeur opzettelijk of uit nalatigheid de hem door het statuut of de Europol overeenkomst opgelegde verplichtingen niet nakomt, stelt hij zich aan een tuchtmaatregel bloot.
Van een dergelijke niet-nakoming is onder meer sprake indien bewezen is dat hij opzettelijk valse informatie heeft verstrekt over zijn beroepsbekwaamheid of het vereiste van artikel 24, lid 2, van het statuut, indien de verstrekte valse informatie een bepalende factor is geweest bij zijn aanwerving.
2
De tuchtmaatregelen zijn:
- a)
schriftelijke waarschuwing;
- b)
berisping;
- c)
vermindering van het maandelijkse basissalaris met maximaal 25 % gedurende een periode van ten hoogste zes maanden;
- d)
ontheffing van de functie en, in voorkomend geval, vermindering of intrekking van het recht op ouderdomspensioen; deze maatregel heeft echter geen gevolgen voor de ondergeschikten van de directeur of de adjunctdirecteur.
3
Artikel 88, leden 3 tot en met 6, van het statuut is van toepassing in geval van een tuchtprocedure tegen de directeur of een adjunct-directeur.
Artikel 20
1
De directeur kan de adjunct-directeur, eigener beweging en zonder raadpleging van de tuchtraad, een schriftelijke waarschuwing of een berisping geven. De betrokkene wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld en wordt door de directeur gehoord alvorens een dergelijke maatregel wordt genomen.
2
De raad van bestuur kan de directeur, eigener beweging en zonder raadpleging van de tuchtraad, een schriftelijke waarschuwing of een reprimande geven. De betrokkene wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld en wordt door de raad van bestuur gehoord alvorens een dergelijke maatregel wordt genomen.
Artikel 21
Indien de directeur of een adjunct-directeur grove schuld wordt verweten, bestaande in een verzuim van zijn ambtelijke plichten of in een inbreuk op het gemene recht, kan de raad van bestuur met tweederde meerderheid en na de betrokkene de gelegenheid te hebben gegeven zijn standpunt uiteen te zetten, tot onmiddellijke schorsing besluiten, volgens de voorwaarden in artikel 90 van het statuut. Een dergelijk besluit wordt op schrift gesteld en met redenen omkleed.
Afdeling 2. Bijzondere bepalingen voor het geval bedoeld in artikel 29, lid 6, van de Europol-overeenkomst
Artikel 22
1
Onverminderd artikel 20 kan de Raad tot een van de in artikel 19, lid 2, bedoelde tuchtmaatregelen besluiten nadat de in deze afdeling omschreven tuchtprocedure is afgerond.
2
Deze procedure wordt ingeleid op initiatief van de raad van bestuur, nadat de betrokkene is gehoord.
3
De raad van bestuur stelt een tuchtraad in. Deze stelt het advies op dat door de raad van bestuur aan de Raad moet worden voorgelegd met betrekking tot de noodzaak van het nemen van een van de in artikel 19, lid 2, bedoelde tuchtmaatregelen, overeenkomstig artikel 29, lid 6, van de Europol-overeenkomst.
4
De tuchtraad is samengesteld uit de volgende leden: een vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de raad van bestuur bekleedde ten tijde van het door de raad van bestuur in lid 2 bedoelde genomen besluit, een vertegenwoordiger van de lidstaat van het voorgaande voorzitterschap, een vertegenwoordiger van de lidstaat van het daaropvolgende voorzitterschap, en vertegenwoordigers van twee andere lidstaten die door loting worden aangewezen. De vertegenwoordigers moeten van een hogere of vergelijkbare rang als de betrokken directeur of adjunct-directeur zijn en kunnen niet tegelijkertijd lid zijn van de raad van bestuur. Indien mogelijk dienen zij ervaring te hebben met het verloop van tuchtprocedures.
5
De voorzitter van de tuchtraad wordt eveneens door loting aangewezen door de raad van bestuur, maar kan niet de vertegenwoordiger zijn van de lidstaat van het fungerend voorzitterschap.
6
Binnen vijf dagen na de samenstelling van de tuchtraad kan de directeur of adjunct-directeur een van de leden van de raad wraken.
Binnen dezelfde termijn kunnen de leden van de tuchtraad geldige redenen tot verschoning aanvoeren.
Indien de raad van bestuur besluit de wraking toe te staan of het verzoek om verschoning in te willigen, vult hij door loting de opengevallen plaatsen op, waarbij hij er zorg voor draagt dat niet meer dan één vertegenwoordiger per lidstaat in de tuchtraad zetelt.
7
De leden van de tuchtraad die krachtens lid 4 of lid 6 zijn aangewezen, fungeren als leden van de tuchtraad totdat de taken van de tuchtraad in het kader van de tuchtprocedure zijn voltooid.
8
Indien er echter in de loop van de tuchtprocedure reden is om aan te nemen dat een lid van de tuchtraad een persoonlijke band heeft met de betrokken directeur of adjunct-directeur, of fysiek niet in staat is zijn taken uit te voeren, neemt het geen deel aan de tuchtprocedure. In dat geval stelt de lidstaat die het lid heeft aangewezen, aan de raad van bestuur voor dit lid te vervangen en stelt hij een andere vertegenwoordiger aan om in de tuchtraad zitting te nemen.
9
De leden van de tuchtraad oefenen hun mandaat uit in volkomen onafhankelijkheid. De werkzaamheden van de tuchtraad zijn geheim.
10
Het secretariaat van de tuchtraad wordt verzorgd door het secretariaat van de raad van bestuur.
Artikel 23
1
Aan de tuchtraad wordt een rapport van de raad van bestuur ter behandeling voorgelegd, waarin de ten laste gelegde feiten en zo nodig de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgehad, duidelijk zijn omschreven.
2
De raad van bestuur wijst een vertegenwoordiger in de tuchtprocedure aan. Deze mag geen zitting hebben in de tuchtraad.
3
Het in lid 1 bedoelde rapport wordt voorgelegd aan de voorzitter van de tuchtraad, die het ter kennis van de leden van deze raad en van de betrokken directeur of adjunctdirecteur brengt.
4
Zodra het rapport ter kennis van de directeur of adjunct-directeur is gebracht, heeft deze het recht om inzage te verkrijgen van zijn volledige persoonsdossier en om van alle terzake dienende stukken kopieën te maken.
Artikel 24
Tijdens de eerste zitting van de tuchtraad wijzen de leden één van hen als rapporteur voor de gehele zaak aan.
Artikel 25
1
Na de dag van kennisneming van het rapport waardoor de tuchtprocedure wordt ingeleid, heeft de betrokken directeur of adjunct-directeur ten minste 15 dagen om zijn verdediging voor te bereiden.
2
Wanneer de directeur of adjunct-directeur voor de tuchtraad verschijnt, kan hij de raad zijn schriftelijke of mondelinge opmerkingen voorleggen, getuigen oproepen en zich door een verdediger van zijn keuze doen bijstaan.
Artikel 26
Ook de raad van bestuur heeft het recht getuigen op te roepen.
Artikel 27
1
Indien de tuchtraad zich onvoldoende voorgelicht acht aangaande de ten laste gelegde feiten of de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgehad, kan de raad een onderzoek op tegenspraak gelasten.
2
Dit onderzoek wordt door de rapporteur verricht. Ten behoeve van het onderzoek kan de tuchtraad overlegging verlangen van alle stukken die op de zaak betrekking hebben.
Artikel 28
Na kennisneming van de hem voorgelegde bescheiden en zo nodig rekening houdend met de schriftelijke of mondelinge verklaringen van de directeur of adjunct-directeur en van de getuigen, alsook met de resultaten van het eventuele onderzoek, brengt de tuchtraad binnen een maand na de dag waarop de zaak bij hem aanhangig werd gemaakt, met meerderheid van stemmen een met redenen omkleed advies uit over de tuchtmaatregel die naar zijn oordeel naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten moet worden genomen en zendt hij dit advies aan de tuchtraad en de betrokken directeur of adjunct-directeur. Deze termijn wordt tot drie maanden verlengd indien de tuchtraad een onderzoek heeft doen instellen.
Artikel 29
1
Het secretariaat stelt notulen op van de zittingen van de tuchtraad.
2
De getuigen ondertekenen de notulen waarin hun verklaringen zijn opgetekend.
3
Het in artikel 28 bedoelde met redenen omkleed advies wordt door alle leden van de tuchtraad ondertekend.
Artikel 30
Indien de tuchtprocedure leidt tot een der maatregelen genoemd in artikel 19, lid 2, onder c) of d), komen de tijdens de procedure op initiatief van de directeur of adjunct-directeur ontstane kosten, met name het honorarium van een verdediger, ten laste van de directeur of adjunct-directeur.
Artikel 31
1
Na ontvangst van het rapport van de tuchtraad beslist de raad van bestuur of een advies moet worden uitgebracht aan de Raad uit hoofde van artikel 29, lid 6, van de Europol-overeenkomst; indien hij hiertoe besluit, brengt hij een met redenen omkleed advies uit over de in artikel 19, lid 2, vermelde tuchtmaatregel, die naar zijn oordeel naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten moet worden genomen.
2
De raad van bestuur neemt de in lid 1 bedoelde beslissing zo snel mogelijk; alvorens zijn advies op te stellen, geeft hij de directeur of adjunct-directeur gelegenheid om gehoord te worden.
3
Overeenkomstig artikel 29, lid 6, van de Europol-overeenkomst, legt de voorzitter van de raad van bestuur het advies van de raad van bestuur aan de Raad voor; hij doet een afschrift daarvan aan de betrokken directeur of adjunctdirecteur toekomen.
4
Indien de raad van bestuur besluit dat er geen advies als bedoeld in artikel 29, lid 6, van de Europol-overeenkomst aan de Raad wordt uitgebracht, kan de raad van bestuur een schriftelijke waarschuwing of een reprimande als bedoeld in artikel 20 geven.
Artikel 32
1
Na ontvangst van het advies van de raad van bestuur, besluit de Raad overeenkomstig artikel 29, lid 6, van de Europol-overeenkomst en na de directeur of adjunct-directeur gelegenheid te hebben gegeven om zijn standpunt uiteen te zetten, of een tuchtmaatregel moet worden opgelegd.
2
Indien de Raad besluit dat een tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 19, lid 2, moet worden opgelegd, geeft de Raad in zijn besluit aan wat de maatregel precies inhoudt en vanaf welke datum deze wordt opgelegd. Het besluit dient met redenen omkleed te zijn en moet aan de betrokkene en aan Europol worden meegedeeld.
3
De Raad neemt het in lid 1 bedoelde besluit onverwijld.
Artikel 33
1
De tuchtprocedure kan op verzoek van de betrokken directeur of adjunct-directeur heropend worden op grond van nieuwe feiten, gestaafd met deugdelijke bewijsstukken.
2
Indien de definitieve tuchtmaatregel door de directeur is opgelegd, wordt het verzoek aan de directeur gericht. De directeur beslist of het verzoek van de adjunct-directeur al dan niet wordt ingewilligd.
3
Indien de definitieve tuchtmaatregel door de raad van bestuur is opgelegd, wordt het verzoek aan de raad van bestuur gericht. De raad van bestuur beslist of het verzoek van de directeur of adjunct-directeur al dan niet wordt ingewilligd.
4
Indien de definitieve tuchtmaatregel door de Raad is opgelegd, wordt het verzoek aan de raad van bestuur gericht. De raad van bestuur beslist of een advies aan de Raad wordt uitgebracht, waarin de Raad wordt aanbevolen het verzoek van de directeur of adjunct-directeur in te willigen.
Hoofdstuk 4. Beroepen
Artikel 34
1
Klachten van de directeur of een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 92, lid 2, van het statuut worden voorgelegd aan en behandeld door de autoriteit die het definitieve besluit heeft genomen.
2
Een beroep van de directeur of een adjunct-directeur op het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 93 van het statuut is slechts ontvankelijk indien de betrokkene van tevoren een klacht als bedoeld in lid 1 heeft ingediend bij de autoriteit die het definitieve besluit heeft genomen, en naar aanleiding van deze klacht een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing is genomen. De betrokkene kan zich echter, na een klacht als bedoeld in lid 1 te hebben ingediend, onmiddellijk tot het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wenden, mits voldaan is aan de voorwaarden gesteld in artikel 93, lid 4, van het statuut.
Hoofdstuk 5. Bijzondere bepalingen inzake de directeur
Artikel 35
1
Wanneer de directeur zelf gebruik wil maken van een recht dat hem door het statuut wordt toegekend, en de bevoegdheid om dienaangaande een besluit te nemen door het statuut aan hem is opgedragen, stelt hij de voorzitter van de raad van bestuur daarvan in kennis. In dergelijke gevallen kan de voorzitter besluiten de raad van bestuur te verzoeken een definitieve beslissing te nemen.
2
Indien de directeur tijdelijk niet in staat is zijn functie uit te oefenen gedurende een periode van meer dan één maand, of indien de functie van directeur vacant is, wordt zijn functie uitgeoefend door een adjunct-directeur. Daartoe geeft de raad van bestuur bij elke benoeming van een adjunct-directeur de volgorde van vervanging aan.