Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, van 12 Augustus 1949
Artikel 98
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 75 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Aan iedere geïnterneerde zal op geregelde tijden een toelage worden uitbetaald om hem in staat te stellen levensmiddelen en voorwerpen als tabak, toiletartikelen, enz. te kopen. Deze toelagen kunnen worden verstrekt in de vorm van credieten of aankoopbonnen.
2.
Geïnterneerden mogen bovendien toelagen ontvangen van de Mogendheid van welke zij onderdanen zijn, van de beschermende Mogendheden, van iedere organisatie tot hulpverlening of van hun familie, alsmede de opbrengst van hun eigendommen overeenkomstig de wetten van de gevangenhoudende Mogendheid. Het bedrag der toelagen, toegekend door de Mogendheid van welke zij onderdanen zijn, zal gelijk zijn voor iedere categorie van geïnterneerden (gebrekkigen, zieken, zwangere vrouwen, enz.) en mag niet door deze Mogendheid worden vastgesteld noch door de gevangenhoudende Mogendheid worden verdeeld op grondslag van onderscheid tussen geïnterneerden, als in artikel 27 van dit Verdrag verboden.
3.
De gevangenhoudende Mogendheid zal voor iedere geïnterneerde een rekening aanhouden, waarop tegoedgeschreven zullen worden de in dit artikel genoemde toelagen, het door de geïnterneerde verdiend loon en de door hem ontvangen geldzendingen benevens de geldbedragen welke hem zijn ontnomen en ingevolge de op het grondgebied waar de geïnterneerde zich bevindt, van kracht zijnde wetten, beschikbaar mochten zijn. Voor zover verenigbaar met de in het betrokken land van kracht zijnde wetten, zullen aan een geïnterneerde alle faciliteiten worden verleend om geldzendingen over te maken aan zijn familie en aan de personen die van hem afhankelijk zijn. Hij mag van deze rekening de bedragen opnemen, nodig voor zijn persoonlijke uitgaven, binnen de door de gevangenhoudende Mogendheid vastgestelde grenzen. Hij zal te allen tijde, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de gelegenheid hebben navraag te doen naar de stand van zijn rekening of zich daarvan uittreksels te verschaffen. De stand van de rekening zal, op verzoek, aan de beschermende Mogendheid worden medegedeeld, terwijl de rekening de geïnterneerde zal volgen in geval van overplaatsing.