Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 472/2013 versterking economische en budgettaire toezicht op lidstaten in eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van financiële stabiliteit
Artikel 14 Post-programmatoezicht
Geldend
Geldend vanaf 30-05-2013
- Bronpublicatie:
21-05-2013, PbEU 2013, L 140 (uitgifte: 27-05-2013, regelingnummer: 472/2013)
- Inwerkingtreding
30-05-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2013, PbEU 2013, L 140 (uitgifte: 27-05-2013, regelingnummer: 472/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Overheidsfinanciën / Begroting
1.
Een lidstaat blijft onder post-programmatoezicht staan zolang niet minimaal 75 % van de van één of meer andere lidstaten, het EFSM, het ESM of de EFSF ontvangen financiële bijstand is terugbetaald. De Raad kan, op voorstel van de Commissie, de duur van het post-programmatoezicht verlengen, in het geval van een voortdurend risico voor de financiële stabiliteit of budgettaire houdbaarheid van de betrokken lidstaat. Het voorstel van de Commissie wordt geacht door de Raad te zijn aangenomen, tenzij de Raad binnen 10 dagen nadat de Commissie het heeft uitgebracht, bij gekwalificeerde meerderheid besluit het voorstel te verwerpen.
2.
Op verzoek van de Commissie voldoet de lidstaat die onder post-programmatoezicht staat aan de eisen uit hoofde van artikel 3, lid 3, van deze verordening en verstrekt de informatie als bedoeld in artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) nr. 473/2013.
3.
De Commissie legt, in samenspraak met de ECB, regelmatig controlebezoeken af in de lidstaat onder post-programmatoezicht om de economische, budgettaire en financiële situatie ervan te beoordelen. Elke zes maanden deelt zij haar beoordeling mede aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement, het EFC, en het parlement van de betrokken lidstaat, en gaat zij met name na of corrigerende maatregelen zijn vereist.
De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de gemaakte voortgang in het kader van het post-programmatoezicht.
4.
De Raad kan, op voorstel van de Commissie, de onder post-programmatoezicht gestelde lidstaat aanbevelen corrigerende maatregelen te nemen. Het voorstel van de Commissie wordt geacht door de Raad te zijn aangenomen, tenzij de Raad binnen 10 dagen nadat de Commissie het heeft uitgebracht, bij gekwalificeerde meerderheid besluit het voorstel te verwerpen.
5.
Het parlement van de betrokken lidstaat kan vertegenwoordigers van de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling over het post-programmatoezicht.