Einde inhoudsopgave
Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds
Artikel 435 Beveiliging van de luchtvaart
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
1.
Op verzoek verlenen de Partijen elkaar alle nodige bijstand om iedere bedreiging voor de beveiliging van de burgerluchtvaart het hoofd te bieden, waaronder het voorkomen van wederrechtelijk de macht verwerven over burgerluchtvaartuigen en andere wederrechtelijke daden tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten, en alle andere dreigingen tegen de beveiliging van de burgerluchtvaart.
2.
De Partijen handelen in hun wederzijdse betrekkingen overeenkomstig de normen voor de beveiliging van de luchtvaart van de ICAO. Zij eisen dat de exploitanten van de luchtvaartuigen die in hun register zijn opgenomen en de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied ten minste overeenkomstig die normen voor de beveiliging van de luchtvaart handelen. Elke Partij stelt de andere Partij op verzoek in kennis van elk verschil tussen haar wet- en regelgeving en praktijken en de in dit lid bedoelde normen voor de beveiliging van de luchtvaart. Elke Partij kan te allen tijde verzoeken om onverwijld overleg met de andere Partij om die verschillen te bespreken.
3.
Elke Partij ziet erop toe dat op haar grondgebied effectieve maatregelen worden genomen om de burgerluchtvaart te beschermen tegen wederrechtelijke daden, inclusief, maar niet beperkt tot, screening van passagiers en hun handbagage, screening van ruimbagage, screening en beveiligingscontroles van andere personen dan passagiers, daaronder begrepen bemanningsleden, en de voorwerpen die zij bij zich dragen, screening en beveiligingscontroles van goederen, post, boordbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden en controles van de toegang tot de luchtzijde en tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones. Elke Partij stemt ermee in dat beveiligingsvoorschriften van de andere Partij inzake de toelating tot, de activiteiten binnen en het vertrek uit haar grondgebied door luchtvaartuigen in acht moeten worden genomen.
4.
De Partijen streven ernaar om zoveel mogelijk samen te werken op het gebied van luchtvaartbeveiliging, om — onder voorbehoud van wederzijdse overeenstemming over passende regelingen voor de veiligheid van de overdracht, het gebruik, de opslag en de verwijdering van gerubriceerde informatie — informatie uit te wisselen over dreigingen, kwetsbaarheden en risico's, beste praktijken, prestatie- en detectienormen voor beveiligingsapparatuur en beste praktijken en resultaten op het gebied van toezicht op de naleving te bespreken en uit te wisselen, en op elk ander gebied dat de Partijen kunnen vaststellen. De Partijen streven in het bijzonder naar de ontwikkeling en handhaving van samenwerkingsregelingen tussen technisch deskundigen op het gebied van de ontwikkeling en erkenning van normen voor de beveiliging van de luchtvaart, teneinde die samenwerking te vergemakkelijken, administratieve overlap te beperken en de vroegtijdige kennisgeving en voorafgaande bespreking van nieuwe beveiligingsinitiatieven en -vereisten te bevorderen.
5.
Elke Partij kan de resultaten van audits door de ICAO en de corrigerende maatregelen van de gecontroleerde staat op verzoek ter beschikking stellen van de andere Partij, onder voorbehoud van wederzijdse overeenstemming over passende regelingen voor de veiligheid van de overdracht, het gebruik, de opslag en de verwijdering van dergelijke informatie.
6.
De Partijen komen overeen samen te werken inzake beveiligingsinspecties die zij uitvoeren op hun eigen grondgebied of op dat van de andere Partij, via het opzetten van mechanismen, inclusief administratieve regelingen, voor de wederzijdse uitwisseling van informatie over de resultaten van die beveiligingsinspecties. De Partijen komen overeen in te gaan op verzoeken om als waarnemer deel te nemen aan beveiligingsinspecties die door de andere Partij worden uitgevoerd.
7.
Met inachtneming van lid 9, en met volle achting en respect voor de soevereiniteit van de andere Partij, kan een Partij beveiligingsmaatregelen treffen met betrekking tot de binnenkomst op haar grondgebied. Indien mogelijk houdt die Partij rekening met de reeds door de andere Partij toegepaste beveiligingsmaatregelen en eventuele suggesties van de andere Partij. Elke Partij erkent dat niets in dit artikel een beperking vormt van de bevoegdheid van een Partij om een vlucht of vluchten die zij als een bedreiging voor haar veiligheid beschouwt de toegang tot haar grondgebied te ontzeggen.
8.
Een Partij kan noodmaatregelen nemen om aan een specifieke bedreiging van haar veiligheid het hoofd te bieden. Dergelijke maatregelen worden onmiddellijk aan de andere Partij meegedeeld. Onverminderd de noodzaak om onmiddellijk maatregelen te nemen ter bescherming van de luchtvaartbeveiliging bevestigen de Partijen dat een Partij, wanneer zij overweegt veiligheidsmaatregelen te nemen, de mogelijke nadelige gevolgen voor het internationale luchtvervoer inschat, en, tenzij de wet daarin beperkingen oplegt, bij het vaststellen van de maatregelen die vanuit genoemde veiligheidsoverwegingen nodig en passend zijn, met die gevolgen rekening houdt.
9.
Met betrekking tot luchtdiensten naar haar grondgebied mag een Partij niet eisen dat op het grondgebied van de andere Partij beveiligingsmaatregelen worden genomen. Wanneer een Partij van oordeel is dat een specifieke bedreiging de dringende uitvoering van tijdelijke maatregelen vereist naast de maatregelen die reeds op het grondgebied van de andere Partij van kracht zijn, stelt zij de andere Partij, met inachtneming van vereiste bescherming van beveiligingsinformatie, in kennis van de bijzonderheden van die bedreiging en van de voorgestelde maatregelen. De andere Partij neemt een dergelijk voorstel welwillend in overweging en kan besluiten aanvullende maatregelen te nemen voor zover zij die noodzakelijk acht. Dergelijke maatregelen zijn evenredig en tijdelijk.
10.
Wanneer zich een geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen of een andere wederrechtelijke daad tegen de veiligheid van luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten voordoet of dreigt voor te doen, staan de Partijen elkaar bij door de communicatie te vergemakkelijken en andere passende maatregelen te nemen om snel en veilig een eind te maken aan het incident of de dreiging.
11.
Elke Partij neemt alle maatregelen die zij praktisch haalbaar acht om te garanderen dat een luchtvaartuig dat zich op haar grondgebied op de grond bevindt en waartegen een daad van wederrechtelijk in zijn macht brengen of een andere wederrechtelijke daad is gesteld, aan de grond wordt gehouden, tenzij het vertrek van het luchtvaartuig noodzakelijk is om mensenlevens te beschermen. Indien mogelijk worden dergelijke maatregelen op basis van overleg tussen de Partijen genomen.
12.
Wanneer een Partij aannemelijke redenen heeft om te geloven dat de andere Partij dit artikel niet naleeft, kan zij om onmiddellijk overleg met de andere Partij verzoeken. Dat overleg moet binnen 30 dagen na ontvangst van een dergelijk verzoek van start gaan. Als de Partijen er niet in slagen om binnen 15 dagen of binnen een overeengekomen termijn na de datum van het verzoek overeenstemming te bereiken, heeft de Partij die om overleg heeft verzocht het recht om maatregelen te nemen om de exploitatievergunning en de technische vergunning van een of meerdere luchtvaartmaatschappijen van de andere Partij te weigeren, in te trekken, te schorsen, aan voorwaarden te onderwerpen of te beperken om de naleving van dit artikel te waarborgen. Indien vereist in geval van een noodsituatie, of om verdere niet-naleving van dit artikel te voorkomen, kan een Partij vóór het verstrijken van bovengenoemde termijn van 15 dagen voorlopige maatregelen nemen.
13.
Maatregelen die overeenkomstig lid 8 zijn genomen, worden stopgezet wanneer de betrokken Partij van oordeel is dat de maatregel niet langer nodig is, of die is vervangen door andere maatregelen om de dreiging in te dammen. Maatregelen die overeenkomstig lid 12 zijn genomen, worden stopgezet zodra de andere Partij dit artikel naleeft. Maatregelen die overeenkomstig lid 8 of 12 zijn genomen, kunnen worden stopgezet wanneer dat door de Partijen onderling is overeengekomen.
14.
Wanneer overeenkomstig lid 7, lid 8, lid 9 of lid 12 van dit artikel maatregelen of acties zijn ondernomen, kan een Partij een beroep doen op de bepalingen inzake geschillenbeslechting van deel zes, titel I. Een scheidsgerecht behandelt de kwestie voor de toepassing van artikel 744 als een spoedeisend geval.