Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren
Artikel 4 Afwijking van de verplichting voor exploitanten om bij de bevoegde autoriteit een aanvraag tot erkenning van bepaalde soorten inrichtingen in te dienen
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2021
- Bronpublicatie:
21-09-2021, PbEU 2021, L 438 (uitgifte: 08-12-2021, regelingnummer: 2021/2168)
- Inwerkingtreding
11-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-09-2021, PbEU 2021, L 438 (uitgifte: 08-12-2021, regelingnummer: 2021/2168)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
In afwijking van artikel 94, lid 1, punten a), c) en d), van Verordening (EU) 2016/429 zijn exploitanten van de volgende soorten inrichtingen niet verplicht om overeenkomstig artikel 96, lid 1, van die verordening bij de bevoegde autoriteit een aanvraag tot erkenning van hun inrichtingen in te dienen:
- a)
inrichtingen voor de verzameling van paardachtigen waarbij die dieren worden verzameld voor wedstrijden, races, shows, opleiding, collectieve vrijetijdsbesteding of werk, of in het kader van fokactiviteiten;
- b)
broederijen van in gevangenschap levende vogels;
- c)
broederijen van waaruit zendingen van minder dan twintig broedeieren van pluimvee of minder dan twintig stuks pluimvee naar een andere lidstaat worden verplaatst;
- d)
inrichtingen waar pluimvee wordt gehouden van waaruit zendingen van minder dan twintig stuks pluimvee dat bestemd is voor andere doeleinden dan de slacht, of zendingen van minder dan twintig broedeieren van pluimvee naar een andere lidstaat worden verplaatst.