Einde inhoudsopgave
Wet fiscale arbitrage
Artikel 4.3
Geldend
Geldend vanaf 16-07-2019
- Bronpublicatie:
10-07-2019, Stb. 2019, 261 (uitgifte: 15-07-2019, kamerstukken: 35110)
- Inwerkingtreding
16-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2019, Stb. 2019, 261 (uitgifte: 15-07-2019, kamerstukken: 35110)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Alternatieve geschilbeslechting
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
1.
De arbitragecommissie bestaat uit:
- a.
een voorzitter;
- b.
een bevoegde vertegenwoordiger van Onze Minister en een bevoegde vertegenwoordiger van de andere bevoegde autoriteit;
- c.
een vooraanstaande onafhankelijke persoon die door Onze Minister wordt benoemd en een vooraanstaande onafhankelijke persoon die door de andere bevoegde autoriteit wordt benoemd.
2.
De vooraanstaande onafhankelijke personen, bedoeld in het eerste lid, worden benoemd uit de lijst, bedoeld in artikel 4.4.
3.
Onze Minister en de andere bevoegde autoriteit kunnen in onderling overleg besluiten hun bevoegde vertegenwoordigers en vooraanstaande onafhankelijke personen te verhogen tot twee.
4.
Onze Minister en de andere bevoegde autoriteit komen de wijze van benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen en een plaatsvervanger overeen. Indien geen overeenstemming is bereikt, geschiedt de benoeming van deze personen door loting.
5.
Tenzij de vooraanstaande onafhankelijke personen op de voet van artikel 4.2, vierde en vijfde lid, zijn benoemd, kunnen Onze Minister en de andere bevoegde autoriteit bezwaar maken tegen de benoeming van een vooraanstaande onafhankelijke persoon om elke vooraf tussen de andere bevoegde autoriteit en Onze Minister overeengekomen reden of omdat:
- a.
de persoon behoort tot of werkt namens een van de betrokken belastingadministraties of op een bepaald moment tijdens de drie voorafgaande jaren in die situatie heeft verkeerd;
- b.
de persoon een deelneming van betekenis of stemrecht heeft in een van de belanghebbenden in kwestie of deze deelneming van betekenis, onderscheidenlijk dit stemrecht, op enig moment in de vijf jaar vóór zijn benoeming heeft gehad;
- c.
de persoon werknemer bij of adviseur van de belanghebbende is of dat op enig moment in de vijf jaar vóór zijn benoeming is geweest;
- d.
de persoon onvoldoende garanties biedt om het geschilpunt objectief te behandelen; of
- e.
de persoon een werknemer is van een bedrijf dat belastingadvies verleent of anderszins beroepsmatig belastingadvies heeft verleend of op enig moment in de drie jaar vóór zijn benoeming in een van die situaties heeft verkeerd.
6.
Onze Minister en de andere bevoegde autoriteit kunnen eisen dat een benoemde vooraanstaande persoon of diens plaatsvervanger opening van zaken geeft wat betreft belangen, relaties of andere aangelegenheden die naar verwachting de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van die persoon kunnen beïnvloeden of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die persoon de procedurehandelingen met vooringenomenheid zal ingaan.
7.
Gedurende een periode van twaalf maanden nadat het besluit bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, door de arbitragecommissie is genomen of het advies bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, is uitgebracht door de arbitragecommissie, mag een vooraanstaande onafhankelijke persoon die deel uitmaakt van de arbitragecommissie niet in een situatie verkeren die voor Onze Minister of de andere bevoegde autoriteit een aanleiding zou zijn geweest om bezwaar te maken tegen zijn benoeming indien die persoon in die situatie had verkeerd op het moment van de benoeming voor de arbitragecommissie.
8.
De bevoegde vertegenwoordigers van Onze Minister en van de andere bevoegde autoriteit en de vooraanstaande onafhankelijke personen kiezen een voorzitter uit de lijst van personen, bedoeld in artikel 4.4. De voorzitter is een rechter, tenzij anders is overeengekomen tussen de bevoegde vertegenwoordigers van Onze Minister en van de andere bevoegde autoriteit en de vooraanstaande onafhankelijke personen.
9.
De arbitragecommissie is raadgevend, tenzij Onze Minister en de andere bevoegde autoriteit overeenkomen om een arbitragecommissie voor alternatieve geschilbeslechting in te stellen ten behoeve van de beslechting van een geschilpunt op de voet van artikel 4.8. Een arbitragecommissie voor alternatieve geschilbeslechting kan ook de vorm hebben van een arbitragecommissie van permanente aard. Voor alle arbitragecommissies gelden dezelfde regels, tenzij anders is vermeld in deze wet.
10.
De arbitragecommissie voor alternatieve geschilbeslechting kan met betrekking tot de vorm en de samenstelling verschillen van de raadgevende commissie. De eerste zin geldt niet voor hetgeen bepaald is in het vijfde, zesde en zevende lid inzake de onafhankelijkheid van de leden van de arbitragecommissie.