Einde inhoudsopgave
Allocatiecode gas
Bijlage 5 Bijzondere omstandigheden
Geldend
Geldend vanaf 18-03-2023
- Bronpublicatie:
29-11-2022, Stcrt. 2022, 33246 (uitgifte: 19-12-2022, regelingnummer: ACM/UIT/587681)
- Inwerkingtreding
18-03-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2022, Stcrt. 2022, 33246 (uitgifte: 19-12-2022, regelingnummer: ACM/UIT/587681)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Distributie
B5.1. [Vervallen]
B5.2. Koppeling van distributienetten
B5.2.1
Een directe koppeling van het regionale gastransportnet van een regionale netbeheerder met het regionale gastransportnet van een andere regionale netbeheerder kan een betrouwbare uitkomst van het allocatieproces belemmeren. De regionale netbeheerders melden in dat kader in voorkomende gevallen het bestaan van de koppeling aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, waarna de karakteristieken van de koppeling (waaronder geografische plaats en capaciteit) zullen worden vastgelegd in een Systeemverbindingsovereenkomst tussen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de desbetreffende regionale netbeheerders.
B5.2.2
Op het koppelingspunt van de distributienetten is een dagelijks op afstand uitleesbare meetinrichting. Deze meetinrichting wordt door één van de betrokken regionale netbeheerders beheerd.
B5.2.3
De regionale netbeheerder die de meetinrichting beheert, verstrekt aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uiterlijk op de eerste werkdag na afloop van de dag of de maand de per uur door de koppeling gestroomde hoeveelheid gas. Voor zover van toepassing verwerkt de regionale netbeheerder de hoeveelheid restenergie (van het koppelingspunt) in de aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekte uurhoeveelheid. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal de ingevolge 4.1.3 van de Allocatiecode gas aan de betrokken regionale netbeheerders te verstrekken hoeveelheid gas voor de betreffende netgebieden met de opgegeven hoeveelheid verrekenen.
B5.2.4
Indien de door de koppeling stromende hoeveelheid gas op jaarbasis meer bedraagt dan 1.000.000 m3 (n;35,17) of 10% van het betrokken netgebied waarover de laagste hoeveelheid stroomt.
- –
vindt het in B5.2.3 beschreven proces plaats op dagbasis
- –
wordt de meting op uurbasis verstrekt aan het centraal systeem stuursignaal overeenkomstig de werkwijze als omschreven in paragraaf 6.4.2 van de Informatiecode elektriciteit en gas.
B5.3. Slechts één verbruiker achter het Overdrachtspunt
B5.3.1
In het uitzonderlijke geval dat er in het distributienet van een regionale netbeheerder slechts één verbruiker achter een netgebied aanwezig is en deze verbruiker niet beschikt over een dagelijks of uurlijks op afstand uitleesbare meetinrichting, zal de regionale netbeheerder de ingevolge 4.1.3 van de Allocatiecode gas door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet beschikbare gestelde meetgegevens van het netgebied gebruiken ten behoeve van de allocatie op grond van deze verbruiker.
B5.4. Negatieve uitkomst allocatie
B5.4.1
Voor de profielafnemers, de zogenaamde profielklanten, kan zich de uitzonderingssituatie voordoen dat de allocatie een negatieve hoeveelheid oplevert. De betreffende regionale netbeheerder stelt deze negatieve allocatie ongewijzigd ter beschikking aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder streven ernaar negatieve allocaties zo weinig mogelijk te laten voorkomen.
B5.5. Geen profielklanten achter het netgebied
B5.5.1
Indien uitsluitend telemetriegrootverbruikers in het netgebied aanwezig zijn en voor het netgebied de gesommeerde allocatie voor een uur ongelijk is aan de ingevolge 4.1.3 van de Allocatiecode gas voor dat uur beschikbaar gestelde hoeveelheid gas, dient de regionale netbeheerder dit feit vóór de verstrekking van de allocatiegegevens te melden bij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en zal in overleg tussen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de betreffende regionale netbeheerder, met in achtneming van de belangen van de betrokkenen, een passende oplossing worden gezocht.
B5.6. Extra voedingspunten naast netgebieden, waaronder invoedingsinstallaties
B5.6.1
Als een regionale netbeheerder gas niet alleen ontvangt vanuit het landelijk gastransportnet van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet maar daarnaast ook gas ontvangt vanuit andere transportnetten, bergingen of invoedingsinstallaties, zal de betreffende regionale netbeheerder hiermee bij de allocatie rekening moeten houden. Het gas dat ontvangen wordt vanuit andere transportnetten, bergingen of invoedingsinstallaties, wordt toegekend aan de erkende programmaverantwoordelijke voor de betreffende aansluiting en kan verhandeld worden als ware het gas ingevoed in het landelijk gastransportnet.
B5.6.2
[Vervallen]
B5.6.3
[Vervallen]
B5.6.4
De regionale netbeheerder registreert de erkende programmaverantwoordelijke(n) waarvoor het gas op de verbindingspunten met de andere transportnetten e.d. wordt ontvangen.
B5.6.5
De regionale netbeheerder voert het off line allocatieproces, zoals beschreven in bijlage 2 (Het off line allocatieproces door de regionale netbeheerder) ongewijzigd uit, waarbij meetwaarden voor aansluitingen met de afnamecategorie GIS of GIN als negatieve waarden in de allocatie berekening worden meegenomen, nadat eerst het totale verbruik van het netgebied is bepaald door de ingevoede hoeveelheid die niet afkomstig is uit het landelijk gastransportnet op te tellen bij de gashoeveelheid uit het landelijk gastransportnet (uitgedrukt in MJ).
B5.6.5a
In het Centraal Systeem Stuursignaal wordt het near-real-time allocatieproces, zoals beschreven in bijlage 2a (Het near-real-time allocatieproces in het Centraal Systeem Stuursignaal) ongewijzigd uitgevoerd, waarbij meetwaarden voor aansluitingen met de afnamecategorie GIS of GIN als negatieve waarden in de allocatie berekening worden meegenomen, nadat eerst het totale verbruik van het netgebied is bepaald door de ingevoede hoeveelheid die niet afkomstig is uit het landelijk gastransportnet op te tellen bij de gashoeveelheid uit het landelijk gastransportnet (uitgedrukt in MJ).
B5.6.6
De regionale netbeheerder alloceert de gemeten hoeveelheid op de verbindingspunten met andere transportnetten en dergelijke aan de betrokken erkende programmaverantwoordelijke(n). De netbeheerder van het landelijk gastransportnet beschouwt deze allocaties als allocatie op een virtueel entrypunt.
B5.6.7
[Vervallen]
B5.6.8
Een rekenvoorbeeld van de allocatie voor invoeding van gas op een regionaal gastransportnet
Ter verduidelijking is de allocatie in geval van invoeding van gas op een regionaal gastransportnet hierna uitgewerkt in een rekenvoorbeeld.
B5.6.9
Gas dat wordt ingevoed op een regionaal gastransportnet, wordt aan de (erkende programmaverantwoordelijke van de) invoeder toegerekend met de werkelijke gemeten calorische waarde van het ingevoede gas.
B5.6.10
Indien de calorische waarde op de aansluiting van de invoedingsinstallatie niet conform hoofdstuk 3 van de Meetcode gas LNB wordt gemeten, of de gegevens niet conform artikel 6.4.2.17 van de Informatiecode elektriciteit en gas zijn verzonden, wordt in afwijking van B5.6.9 gas dat wordt ingevoed op een regionaal gastransportnet aan de (erkende programmaverantwoordelijke van de) invoeder toegerekend met de calorische waarde 34,11 MJ/m3(n).
B5.6.11
Indien 3.1a.8 van de Aansluit- en transportcode gas RNB van toepassing is, zal In afwijking van B5.6.9 en B5.6.10 het gas dat wordt ingevoed op een regionaal transportnet aan de (erkende programmaverantwoordelijke van de) invoeder worden toegerekend met de actuele calorische uurwaarde van het gas dat vanuit het landelijk gastransportnet in het desbetreffende netgebied wordt ingevoed.
B5.6.11a
In afwijking van B5.6.10 wordt tot uiterlijk 1 juli 2017 op verzoek van de invoeder het gas dat wordt ingevoed op een regionaal transportnet aan de (erkende programmaverantwoordelijke van de) invoeder toegerekend met de actuele calorische uurwaarde van het gas dat vanuit het landelijk gastransportnet in het desbetreffende netgebied wordt ingevoed.
B5.6.12
Indien B5.6.11 wordt toegepast, overlegt de invoeder aan de netbeheerder jaarlijks een rapport van de gerealiseerde calorische waarden per uur.
B5.6.13
Gas dat door verbruikers wordt afgenomen in een netgebied wordt aan (de erkende programmaverantwoordelijken van) deze verbruikers toegerekend met de gewogen gemiddelde calorische waarde voor het desbetreffende netgebied, bepaald op basis van de hoeveelheden en calorische waarden volgens paragraaf 4.1 en de informatie en gegevens als bedoeld in B5.6.9 tot en met B5.6.11.
B5.7. Allocatie bij pieklevering
B5.7.1
In de situatie dat daadwerkelijk pieklevering plaatsvindt, worden de allocaties met afnamecategorie G1A en G2A van een erkende programmaverantwoordelijke op exitpunten die de verbinding vormen tussen het landelijk gastransportnet en een regionaal gastransportnet in twee delen opgesplitst, waarbij de hoeveelheid voor een uur die kleiner is dan de gesommeerde vastgestelde exitcapaciteit ten behoeve van kleinverbruikers van de betreffende erkende programmaverantwoordelijke aan de betreffende erkende programmaverantwoordelijke wordt toegekend en het meerdere aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.
B5.7.2
De in B5.7.1 genoemde splitsing zal door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in de near-real-time allocatie worden verwerkt.
B5.7.3
De in B5.7.1 genoemde splitsing zal niet door de regionale netbeheerder in de off line allocaties en het bijbehorende berichtenverkeer (“LALL”) worden verwerkt. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal de splitsing na ontvangst van de allocaties aanbrengen in de sommeerde allocaties.