Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken
Artikel 41 Federale clausule
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2004
- Bronpublicatie:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / ICT
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Een federale Staat kan zich het recht voorbehouden de verplichtingen ingevolge hoofdstuk II van dit Verdrag aan te gaan voor zover deze in overeenstemming zijn met zijn fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan de betrekkingen tussen zijn centrale regering en de constituerende Staten of andere vergelijkbare territoriale entiteiten, mits hij in staat blijft op basis van hoofdstuk III samen te werken.
2.
Wanneer een federale Staat een voorbehoud ingevolge het eerste lid maakt, kan hij de formulering van dit voorbehoud niet aanwenden om zijn in hoofdstuk II bedoelde verplichtingen uit te sluiten of wezenlijk te verminderen. Hij draagt in elk geval zorg voor een uitgebreide en doeltreffende handhavingscapaciteit met betrekking tot de in dat hoofdstuk bedoelde maatregelen.
3.
Ten aanzien van de bepalingen van dit Verdrag waarvan de toepassing onder de rechtsbevoegdheid valt van elk van de constituerende Staten of andere vergelijkbare territoriale entiteiten die, ingevolge het constitutionele stelsel van de federatie, niet verplicht zijn wetgevende maatregelen te nemen, brengt de federale regering de bevoegde autoriteiten van deze Staten op de hoogte van de genoemde bepalingen, vergezeld van een gunstig advies, hen aanmoedigende om passende maatregelen te nemen ter effectuering hiervan.