Einde inhoudsopgave
Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid
Artikel SSC.65 Rechten van de organen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
1.
Indien prestaties worden genoten uit hoofde van de wetgeving van een staat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een in een andere staat voorgevallen gebeurtenis, worden de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van een derde die verplicht is de schade te vergoeden, als volgt geregeld:
- a)
indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is uit hoofde van de door dat orgaan toegepaste wetgeving in de rechten treedt die de rechthebbende ten opzichte van die derde heeft, erkent elke staat die subrogatie;
- b)
indien het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, een onmiddellijk recht ten opzichte van de derde heeft, erkent elke staat dat recht.
2.
Indien prestaties worden genoten uit hoofde van de wetgeving van een staat naar aanleiding van schade die voortvloeit uit een in een andere staat voorgevallen gebeurtenis, gelden de in genoemde wetgeving voorkomende bepalingen die aangeven in welke gevallen de werkgevers of de bij hen werkzaam zijnde werknemers zijn ontheven van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht ten opzichte van de rechthebbende op prestaties of het bevoegde orgaan.
Lid 1 is tevens van toepassing op de eventuele rechten die het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van werkgevers of de bij die werkgevers werkzaam zijnde werknemers, in de gevallen waarin zij niet van hun aansprakelijkheid zijn ontheven.
3.
Indien twee of meer staten of de bevoegde autoriteiten van die staten overeenkomstig artikel SSC.30, lid 3, of artikel SSC.36, lid 2, een overeenkomst hebben gesloten waarbij van vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen wordt afgezien, of indien de vergoeding niet afhangt van het bedrag van de daadwerkelijk verrichte prestaties, worden de eventuele rechten ten opzichte van een aansprakelijke derde als volgt geregeld:
- a)
indien het orgaan van de staat van de woon- of verblijfplaats prestaties verleent aan een persoon voor schade die op het grondgebied van die staat is ontstaan, oefent bedoeld orgaan overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving het recht van subrogatie of rechtstreekse vordering uit jegens de schadeplichtige derde;
- b)
voor de toepassing van punt a) wordt:
- i)
de rechthebbende op prestaties geacht te zijn aangesloten bij het orgaan van de woon- of verblijfplaats, en
- ii)
bedoeld orgaan aangemerkt als het orgaan dat de prestaties verschuldigd is.
- c)
De leden 1 en 2 blijven van toepassing ten aanzien van prestaties die niet vallen onder de overeenkomst waarbij wederzijds van vergoeding wordt afgezien, of waarvoor de vergoeding niet afhangt van het bedrag van de daadwerkelijk verrichte prestaties.