Wet houdende verklaring van het algemeen nut der onteigening van percelen, erfdienstbaarheden en andere zakelijke rechten ten behoeve van de inrichting van een buisleidingenstraat vanaf Pernis langs Klundert naar de Schelde nabij de Nederlands-Belgische grens
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 05-04-1972
- Bronpublicatie:
11-03-1972, Stb. 1972, 145 (uitgifte: 04-04-1972, kamerstukken: 11355 )
- Inwerkingtreding
05-04-1972
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-1972, Stb. 1972, 145 (uitgifte: 04-04-1972, kamerstukken: 11355 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Bijzondere onderwerpen
Onteigeningsrecht / Onteigening
Het beheerslichaam is verplicht tot vergoeding van schade, toegebracht aan personen of zaken, niet zijnde de in de buisleidingenstraat gelegen buisleidingen of de daarbij behorende inrichtingen of de zich daarin bevindende stoffen, door het ontbranden, het ontvlammen of het ontsnappen van stoffen welke zich in één of meer van de in die straat gelegen buisleidingen of inrichtingen bevinden, op grond van het enkele feit dat deze schade daardoor is veroorzaakt.
2.
De in het voorgaande lid bedoelde schadevergoedingsplicht bestaat niet, wanneer het schadeveroorzakend feit is teweeggebracht door een natuurramp van uitzonderlijke aard, of door oorlogsgeweld, vijandelijkheden, gewapende onlusten of daden van sabotage.
3.
Wanneer de schade mede te wijten is aan opzet of grove schuld van de benadeelde, vervalt de schadevergoedingsplicht jegens hem geheel of gedeeltelijk.
4.
Voor de schade zijn, behoudens in geval van opzet of grove schuld, niet aansprakelijk de eigenaar of gebruiker van de door een buisleiding vervoerde stoffen welke de schade veroorzaakten, de gebruiker van een buisleiding, de ondergeschikten van het beheerslichaam of daaraan niet-ondergeschikte opdrachtnemers welke het in de uitoefening van zijn taak werkzaamheden doet verrichten.
5.
De rechtsvordering tot schadevergoeding verjaart door verloop van drie jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde met de schade bekend is geworden en in ieder geval na tien jaar na de dag waarop het schadeveroorzakend feit plaatsvond.
6.
Het beheerslichaam is gehouden, ter dekking van zijn aansprakelijkheid in overeenstemming met de bij of krachtens deze wet gestelde regelen een verzekering of andere financiële zekerheid te hebben en in stand te houden. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd het vervoer door in de buisleidingenstraat gelegen buisleidingen geheel of gedeeltelijk te verbieden wanneer niet aan deze verplichting is voldaan.
7.
De verzekeraar of andere personen die financiële zekerheid hebben gesteld, kunnen deze niet schorsen of beëindigen dan nadat zij tenminste twee maanden tevoren daarvan mededeling hebben gedaan aan het beheerslichaam. Elke met deze bepaling strijdige handeling is van rechtswege nietig.
8.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking tot de verzekering of andere financiële zekerheid en kan een bedrag worden vastgesteld waarboven de verzekeringsplicht zich niet uitstrekt, indien zij zonder zodanige beperking redelijkerwijs niet zou zijn na te komen.