Einde inhoudsopgave
Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
Artikel 16 Geldleningen
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 334 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 32026)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 388 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Begroting
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
In de begrotingen, bedoeld in artikel 15, worden de voornemens tot het aantrekken van geldleningen opgenomen.
2.
Van de aangetrokken leningen wordt melding gemaakt in de uitvoeringsrapportages, bedoeld in artikel 18.
3.
De besturen informeren het college, als bij de uitvoering van de begroting de omvang van een lening het begrote leningbedrag dreigt te overschrijden.
4.
Op basis van de voornemens tot het aantrekken van geldleningen, bedoeld in het eerste lid, de meldingen, bedoeld in het tweede lid, en de verstrekte informatie, bedoeld in het derde lid, beoordeelt het college of het bestuur voldoet aan de normen, genoemd in artikel 15.
5.
Het college beoordeelt tevens of wordt voldaan aan de afspraken over de verbeteringen van het financieel beheer, voor zover deze betrekking hebben op het aantrekken van leningen.
6.
Indien geldleningen ten laste van een land worden aangetrokken in het kader van een open biedingprocedure bij de centrale bank van Curaçao en van Sint Maarten, gebeurt dat aantrekken in overeenstemming met een advies daarover van die bank.
7.
De Nederlandse Staat heeft een lopende inschrijving op de leningen bedoeld in het zesde lid, telkens voor het gevraagde leningbedrag, tegen het actuele rendement op staatsleningen van de desbetreffende looptijd.
8.
Bij een open biedingsproces als bedoeld in het zesde lid, hebben bij gelijke leningvoorwaarden lokale inschrijvingen voorrang.
9.
Indien geldleningen ten laste van een land onderhands worden aangetrokken, worden telkens naast Nederland ook een of meerdere derde partijen in de gelegenheid gesteld om gelijktijdig een aanbod te doen en wordt er vervolgens aangetrokken daar waar de leningvoorwaarden het meest gunstig zijn. Voor de Nederlandse Staat geldt in dit verband het aanbod, bedoeld in het zevende lid. Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.
10.
Het bestuur bericht het college over een voornemen tot het onderhands aantrekken van een geldlening, onder bijvoeging van de voorwaarden van de aangeboden geldleningen. Het college adviseert op basis van een onderlinge vergelijking van de leningvoorwaarden binnen veertien dagen na ontvangst van dat bericht. Indien een bestuur afwijkt van het advies van het college, geschiedt dat met een gemotiveerd besluit. Het bestuur informeert het college over het genomen besluit.
11.
Het college kan de raad van ministers van het Koninkrijk door tussenkomst van Onze Minister berichten als blijkt dat een bestuur afwijkt van het advies, bedoeld in het tiende lid. Bij dat bericht kan het college adviseren tot het nemen van een besluit als bedoeld in het twaalfde lid. Het college zendt gelijk met het advies een afschrift daarvan aan het desbetreffende bestuur en bericht de Staten dat het advies is verzonden.
12.
Op een advies als bedoeld in het elfde lid kan de raad van ministers van het Koninkrijk concluderen tot het geven van een aanwijzing met betrekking tot het onderhands aangaan van leningen. Alvorens een voorstel voor een aanwijzing bij de raad van ministers van het Koninkrijk wordt ingediend stelt Onze Minister het betrokken bestuur in de gelegenheid zijn visie te geven.
13.
Het geven van de aanwijzing geschiedt bij koninklijk besluit op de voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met de conclusie van de raad van ministers van het Koninkrijk.