Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland nopens het verloop van de gemeenschappelijke landgrens, de grenswateren, het grondbezit in de nabijheid van de grens, het grensoverschrijdende verkeer over land en via de binnenwateren en andere met de grens verband houdende vraagstukken (Grensverdrag)
Artikel 70
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1963
- Bronpublicatie:
08-04-1960, Trb. 1960, 68 (uitgifte: 18-07-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1963
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-1963, Trb. 1963, 114 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Scheidsgerecht bestaat uit een permanente voorzitter en uit twee assessoren die voor elk afzonderlijk geschil zullen worden benoemd. Bij overlijden, aftreden of verhindering van de voorzitter wordt zijn functie door een plaatsvervanger waargenomen.
2.
De voorzitter en zijn plaatsvervanger mogen niet de nationaliteit bezitten van een van beide Verdragsluitende Partijen. Zij mogen noch hun gewone verblijfplaats op het grondgebied van een van beide Verdragsluitende Partijen hebben noch in hun dienst staan.
3.
Als voorzitter en als diens plaatsvervanger benoemen de Regeringen der Verdragsluitende Partijen in onderlinge overeenstemming personen die in hun eigen land voldoen aan de voorwaarden vereist om rechterlijke ambten te bekleden of op andere wijze door bijzondere kennis van het recht voor dergelijke taken geschikt zijn.
4.
De ambtstermijnen van de voorzitter en diens plaatsvervanger bedragen vijf jaar, met uitzondering van de ambtstermijn van de eerste plaatsvervanger die na de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt benoemd, welke termijn zes jaar bedraagt. De ambtstermijnen worden daarna telkens met vijf jaar verlengd, tenzij de Regering van een der Verdragsluitende Partijen aan de Regering van de andere Partij vóór het verstrijken van de ambtstermijn de wens te kennen geeft dat een andere voorzitter of plaatsvervanger wordt benoemd.
5.
Indien de Regeringen binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag geen overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de voorzitter of diens plaatsvervanger, kan de President van het Internationale Gerechtshof te 's-Gravenhage, hetzij door beide Regeringen gezamenlijk, hetzij door een van hen, worden verzocht, de voorzitter of diens plaatsvervanger aan te wijzen. Indien de President verhinderd is zijn ambt uit te oefenen of indien hij de nationaliteit bezit van een van beide Verdragsluitende Partijen, geschiedt de aanwijzing door de Vice-President of, indien ook deze verhinderd is of de nationaliteit bezit van. een van beide Verdragsluitende Partijen door het oudstbenoemde lid van het Internationale Gerechtshof dat niet de nationaliteit bezit van een van beide Verdragsluitende Partijen. Deze bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing, indien de Regeringen na het verstrijken van de ambtstermijn geen overeenstemming kunnen bereiken over een nieuwe voorzitter of plaatsvervanger.
6.
Indien de voorzitter of diens plaatsvervanger niet meer voldoet aan een der in lid 2 genoemde vereisten of indien de voorzitter of diens plaatsvervanger om andere redenen voortijdig aftreedt, wordt voor de resterende ambtstermijn een opvolger benoemd, die voldoet aan de voorwaarden van lid 2 en lid 3. Op de procedure bij de benoeming is lid 5 van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van de verlenging van de ambtstermijn van de opvolger geldt het bepaalde in de tweede zin van lid 4.
7.
Zodra de voorzitter aan de Regeringen de in lid 3 van artikel 71 bedoelde mededeling doet, benoemt iedere Regering een assessor. Indien een Regering de door haar te benoemen assessor niet binnen een maand na de in lid 3 van artikel 71 bedoelde mededeling heeft benoemd, kan de andere Regering de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de ontbrekende assessor te benoemen. De tweede zin van lid 5 is van overeenkomstige toepassing.
8.
Indien een assessor overlijdt of aftreedt dient de vrijkomende plaats met overeenkomstige toepassing van lid 7 weer te worden bezet.
9.
Het Scheidsgerecht bepaalt zelf de plaats waar het zijn zittingen houdt. Aan het Scheidsgerecht worden twee secretarissen toegevoegd, van wie iedere Regering er een benoemt.