Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 03-09-1981
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1991, 134).
- Bronpublicatie:
18-12-1979, Trb. 1981, 61 (uitgifte: 11-04-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-09-1981
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-1991, Trb. 1991, 134 (uitgifte: 13-09-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Grondrechten
1.
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, verlenen de vrouw gelijkheid aan de man voor de wet.
2.
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, verlenen aan vrouwen in burgerlijke aangelegenheden handelingsbekwaamheid die gelijk is aan die van mannen, en dezelfde mogelijkheden om die bevoegdheid uit te oefenen. In het bijzonder verlenen zij vrouwen gelijke rechten om overeenkomsten te sluiten en bezittingen te beheren, en behandelen hen in alle stadia van gerechtelijke procedures op dezelfde wijze.
3.
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag komen overeen dat iedere overeenkomst en ieder ander particulier document van welke aard ook, waaraan een rechtsgevolg is verbonden, gericht op beperking van de handelingsbekwaamheid van vrouwen, als nietig dient te worden beschouwd.
4.
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, verlenen mannen en vrouwen dezelfde rechten met betrekking tot de wetgeving inzake de bewegingsvrijheid van personen en de vrijheid hun woon- en verblijfplaats te kiezen.