Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/1240 betreffende de oprichting van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 14-08-2019
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1240)
- Inwerkingtreding
14-08-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1240)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de oprichting van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 74 en artikel 79, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad (2) is ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.
- (2)
Door de sterke toename van gemengde migratiestromen in 2015 en 2016 zijn de systemen voor migratie, asiel en grensbeheer onder druk komen te staan. Dit stelt de Unie en de lidstaten voor een uitdaging en toont aan dat het beleid van de Unie op het gebied van migratie moet worden versterkt met het oog op een gecoördineerde en doeltreffende Europese reactie.
- (3)
Het migratiebeleid van de Unie heeft tot doel irreguliere en ongecontroleerde migratiestromen te vervangen door veilige en goed beheerde routes door middel van een alomvattende aanpak die is gericht op een efficiënt beheer van de migratiestromen in alle stadia overeenkomstig titel V, hoofdstuk 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
- (4)
De eerbiediging van de mensenrechten is een grondbeginsel van de Unie. De Unie heeft zich ertoe verbonden de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van alle migranten, ongeacht hun verblijfsstatus, te beschermen met volledige inachtneming van het internationaal recht. De maatregelen die de immigratieverbindingsfunctionarissen bij de uitvoering van deze verordening nemen, met name in gevallen waarbij kwetsbare personen betrokken zijn, moeten de grondrechten eerbiedigen overeenkomstig het desbetreffende internationale recht en Unierecht, met inbegrip van de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
- (5)
Om ervoor te zorgen dat alle aspecten van het immigratiebeleid van de Unie doeltreffend ten uitvoer worden gelegd, moet er worden gestreefd naar een consistente dialoog en samenwerking met belangrijke derde landen van herkomst en doorreis van migranten en van verzoekers om internationale bescherming. Die samenwerking, in overeenstemming met de alomvattende aanpak van de Europese agenda voor migratie, moet een beter beheer van immigratie, met inbegrip van vertrek en terugkeer, mogelijk maken, moet de capaciteit ondersteunen om informatie, met inbegrip van informatie inzake de toegang van verzoekers tot internationale bescherming en, waar mogelijk en relevant, inzake re-integratie, te verzamelen en uit te wisselen, en moet illegale immigratie, migrantensmokkel en mensenhandel voorkomen en bestrijden.
- (6)
Tot de beschermingsinstrumenten behoren maatregelen in het kader van de totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM). Onverminderd de nationale bevoegdheden van de lidstaten, moeten de strategieën en kanalen voor legale immigratie tussen de Unie en derde landen ook arbeidsmigratie, visa voor studenten en gezinshereniging omvatten.
- (7)
Gelet op de toenemende behoefte aan onderzoek en informatie ter ondersteuning van empirisch onderbouwde beleidsbeslissingen en operationele maatregelen, moeten immigratieverbindingsfunctionarissen ervoor zorgen dat hun inzicht en kennis ten volle bijdragen aan de ontwikkeling van een alomvattend beeld van de situatie in derde landen.
- (8)
Informatie over de samenstelling van de migratiestromen moet, waar mogelijk en relevant, informatie bevatten over de aangegeven leeftijd, het aangegeven genderprofiel en de aangegeven gezinssamenstelling van de migranten, en over niet-begeleide minderjarigen.
- (9)
Het inzetten van de huidige Europese migratieverbindingsfunctionarissen in belangrijke derde landen van herkomst en doorreis, waartoe werd opgeroepen in de conclusies van de buitengewone bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders op 23 april 2015, was een eerste stap in de richting van nauwere samenwerking met derde landen op het gebied van migratiegerelateerde kwesties en een betere samenwerking met de door de lidstaten ingezette immigratieverbindingsfunctionarissen. Voortbouwend op deze ervaring moet de Commissie voor langere tijd immigratieverbindingsfunctionarissen inzetten in derde landen om de ontwikkeling en uitvoering van migratiemaatregelen van de Unie te ondersteunen en het effect ervan te optimaliseren.
- (10)
Deze verordening heeft tot doel te zorgen voor een betere coördinatie en een optimaal gebruik van het netwerk van verbindingsfunctionarissen die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waaronder, waar passend, door de rechtshandhavingsinstanties, alsmede door de Commissie en de agentschappen van de Unie, in derde landen worden ingezet om doeltreffender te kunnen inspelen op de prioriteiten van de Unie inzake het voorkomen en bestrijden van illegale immigratie en de daarmee samenhangende grensoverschrijdende criminaliteit, zoals migrantensmokkel en mensenhandel, het faciliteren van waardige en doeltreffende terugkeer-, overname- en re-integratieactiviteiten, het bijdragen tot een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Unie en het ondersteunen van het beheer van legale immigratie, onder meer op het gebied van internationale bescherming, hervestiging en aan vertrek voorafgaande integratiemaatregelen van de lidstaten en de Unie. Deze coördinatie moet volledig in overeenstemming zijn met de bestaande bevels- en rapportagelijnen tussen de immigratieverbindingsfunctionarissen en hun respectieve inzettende autoriteiten, alsook tussen de immigratieverbindingsfunctionarissen onderling.
- (11)
Deze verordening bouwt voort op Verordening (EG) nr. 377/2004 en heeft tot doel ervoor te zorgen dat immigratieverbindingsfunctionarissen een grotere rol spelen bij de werking van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen, in de eerste plaats door een mechanisme in te stellen waarmee de lidstaten, de Commissie en de agentschappen van de Unie de taken en functies van hun in derde landen ingezette verbindingsfunctionarissen op een meer systematische wijze kunnen coördineren.
- (12)
Aangezien de verbindingsfunctionarissen die zich met migratiegerelateerde kwesties bezighouden, door verschillende bevoegde autoriteiten worden ingezet en hun mandaten en taken met elkaar kunnen overlappen, moeten de nodige inspanningen worden geleverd om de samenwerking tussen functionarissen die in hetzelfde derde land of dezelfde regio actief zijn, te versterken. Wanneer immigratieverbindingsfunctionarissen door de Commissie of de agentschappen van de Unie bij de diplomatieke vertegenwoordigingen van de Unie in een derde land worden ingezet, moeten zij het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen in dat derde land faciliteren en ondersteunen. Waar passend kunnen deze netwerken worden uitgebreid tot verbindingsfunctionarissen die door andere landen dan de lidstaten worden ingezet.
- (13)
De instelling van een sterk mechanisme dat een betere coördinatie en samenwerking waarborgt van alle verbindingsfunctionarissen die in het kader van hun taken zijn belast met immigratiekwesties, is van cruciaal belang om informatielacunes en dubbel werk tot een minimum te beperken en de operationele bekwaamheid en doeltreffendheid te maximaliseren. Een stuurgroep moet richtsnoeren verstrekken conform de beleidsprioriteiten van de Unie en rekening houdend met de externe betrekkingen van de Unie, en moet de bevoegdheid krijgen om met name tweejaarlijkse werkprogramma's betreffende de activiteiten van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen vast te stellen, afspraken te maken over specifieke ad-hocacties voor immigratieverbindingsfunctionarissen die gericht zijn op prioriteiten en nieuwe behoeften die nog niet onder het tweejaarlijkse werkprogramma vallen, en middelen toe te wijzen voor overeengekomen activiteiten, en moet verantwoordelijk zijn voor de uitvoering daarvan. Noch de taken van de stuurgroep, noch die van de facilitators van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen mogen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de inzettende autoriteiten om opdrachten te geven aan hun respectieve immigratieverbindingsfunctionarissen. Bij de uitvoering van haar taken moet de stuurgroep rekening houden met de diversiteit van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen en met de opvattingen van de meest betrokken lidstaten wat de relaties met bepaalde derde landen betreft.
- (14)
De stuurgroep moet een lijst van immigratieverbindingsfunctionarissen die in derde landen worden ingezet, opstellen en regelmatig bijwerken. De lijst moet informatie bevatten over de locatie, de samenstelling en de activiteiten van verschillende netwerken, met inbegrip van de contactgegevens en een samenvatting van de taken van de ingezette immigratieverbindingsfunctionarissen.
- (15)
De gezamenlijke inzet van verbindingsfunctionarissen moet worden aangemoedigd om de operationele samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te verbeteren en om tegemoet te komen aan de behoeften op Unieniveau, zoals vastgesteld door de stuurgroep. De gezamenlijke inzet door ten minste twee lidstaten moet met middelen van de Unie worden ondersteund, waardoor betrokkenheid wordt aangemoedigd en er een toegevoegde waarde wordt geboden aan alle lidstaten.
- (16)
Er moeten bijzondere regelingen worden getroffen voor een ruimere capaciteitsopbouw op Unieniveau voor immigratieverbindingsfunctionarissen. Dergelijke capaciteitsopbouw moet de ontwikkeling van gemeenschappelijke kerncurricula en aan de inzet voorafgaande opleidingen, onder meer over grondrechten, omvatten, alsook de versterking van de operationele capaciteit van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen. Dergelijke curricula moeten niet-verplicht zijn en een aanvulling vormen op de nationale curricula die door de inzettende autoriteiten zijn opgesteld.
- (17)
De netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen mogen het werk van de agentschappen van de Unie en het werk in het kader van andere instrumenten of structuren van de Unie, met inbegrip van de werkzaamheden van de plaatselijke Schengensamenwerkingsverbanden, niet overdoen en moeten een meerwaarde bieden bij het verzamelen en uitwisselen van informatie over immigratie, met name door zich te richten op operationele aspecten. Die netwerken moeten optreden als facilitators en verstrekkers van informatie uit derde landen, om de agentschappen van de Unie bij te staan bij de uitvoering van hun functies en taken, met name wanneer de agentschappen van de Unie nog geen samenwerkingsrelaties met derde landen zijn aangegaan. Daartoe moet er een nauwere samenwerking tot stand worden gebracht tussen de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen en de betrokken agentschappen van de Unie. Immigratieverbindingsfunctionarissen moeten zich er te allen tijde van bewust zijn dat hun optreden gevolgen kan hebben voor het functioneren of de reputatie van lokale en regionale netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen. Zij moeten bij de uitvoering van hun taken dienovereenkomstig handelen.
- (18)
De autoriteiten van de lidstaten moeten ervoor zorgen dat waar passend en in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht, informatie die is verkregen door verbindingsofficieren die in andere lidstaten zijn ingezet, alsmede de strategische en operationele analytische producten van de agentschappen van de Unie op het gebied van illegale immigratie, waardige en doeltreffende terugkeer en re-integratie, grensoverschrijdende criminaliteit of internationale bescherming en hervestiging, daadwerkelijk terechtkomen bij de immigratieverbindingsfunctionarissen in derde landen, en dat de door de immigratieverbindingsfunctionarissen verzamelde informatie wordt gedeeld met de relevante agentschappen van de Unie; met name het Europees Grens- en kustwachtagentschap, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), binnen de werkingssfeer van hun respectieve rechtskaders.
- (19)
Om ervoor te zorgen dat de door de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen verzamelde informatie zo doeltreffend mogelijk wordt gebruikt, moet die informatie beschikbaar zijn via een beveiligd op internet gebaseerd platform voor informatie-uitwisseling, in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming.
- (20)
De door immigratieverbindingsfunctionarissen verzamelde informatie moet de uitvoering van het technisch en operationeel Europees geïntegreerd grensbeheer als bedoeld in Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad (3) ondersteunen en bijdragen tot de ontwikkeling en instandhouding van de nationale grensbewakingssystemen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4).
- (21)
De middelen die beschikbaar zijn in het kader van Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5) moeten kunnen worden gebruikt om de activiteiten van een Europees netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen te ondersteunen en de gezamenlijke inzet van immigratieverbindingsfunctionarissen door de lidstaten voort te zetten.
- (22)
Elke verwerking, met inbegrip van de doorgifte, van persoonsgegevens door de lidstaten in het kader van deze verordening moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6). Bij de verwerking van persoonsgegevens moeten de Commissie en de agentschappen van de Unie Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (7) toepassen.
- (23)
De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening moet tot doel hebben bijstand te verlenen inzake de terugkeer van onderdanen van derde landen, de hervestiging van personen die internationale bescherming behoeven te faciliteren en de uitvoering van Unie- en nationale maatregelen met betrekking tot de toelating met het oog op legale migratie en ter voorkoming en bestrijding van illegale immigratie, migrantensmokkel en mensenhandel te vergemakkelijken. Daarom is een rechtskader nodig waarin de rol van immigratieverbindingsfunctionarissen in dit verband wordt erkend.
- (24)
Immigratieverbindingsfunctionarissen moeten persoonsgegevens verwerken om de correcte uitvoering van terugkeerprocedures, de succesvolle tenuitvoerlegging van terugkeerbesluiten en, waar relevant en mogelijk, re-integratie te faciliteren. Derde landen van terugkeer zijn niet vaak onderworpen aan adequaatheidsbesluiten die door de Commissie zijn vastgesteld krachtens artikel 45 van Verordening (EU) 2016/679, en hebben vaak geen overnameovereenkomst met de Unie gesloten of zijn niet voornemens dat te doen noch anderszins te voorzien in passende waarborgen in de zin van artikel 46 van Verordening (EU) 2016/679. Ondanks de grote inspanningen van de Unie om samen te werken met de belangrijkste landen van herkomst van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen voor wie een terugkeerverplichting geldt, is het niet altijd mogelijk om ervoor te zorgen dat die derde landen systematisch voldoen aan de internationaalrechtelijke verplichting om hun eigen onderdanen over te nemen. Door de Unie of de lidstaten gesloten of in onderhandeling zijnde overnameovereenkomsten die passende waarborgen bieden voor de doorgifte van gegevens aan derde landen op grond van artikel 46 van Verordening (EU) 2016/679, bestrijken bijgevolg een beperkt aantal van die derde landen. Bij ontstentenis van dergelijke overeenkomsten moeten de persoonsgegevens door de immigratieverbindingsfunctionarissen worden doorgegeven met het oog op de uitvoering van de terugkeeroperaties van de Unie, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 49 van Verordening (EU) 2016/679.
- (25)
Bij wijze van uitzondering op de vereiste van een adequaatheidsbesluit of passende waarborgen moet de doorgifte van persoonsgegevens aan de autoriteiten van derde landen krachtens deze verordening worden toegestaan met het oog op de tenuitvoerlegging van het terugkeerbeleid van de Unie. Derhalve moet het voor immigratieverbindingsfunctionarissen mogelijk zijn om de in artikel 49, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde afwijking onder de in dat artikel gestelde voorwaarden te gebruiken voor de toepassing van deze verordening, te weten voor de waardige en doeltreffende terugkeer van onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang, verblijf of vestiging in de lidstaten, overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (8).
- (26)
In het belang van de betrokken personen moeten immigratieverbindingsfunctionarissen in staat zijn om de persoonsgegevens te verwerken van personen die internationale bescherming behoeven en die zullen worden hervestigd en van personen die legaal naar de Unie willen migreren, teneinde hun identiteit en nationaliteit te bevestigen. Immigratieverbindingsfunctionarissen opereren in een context waarin zij waarschijnlijk belangrijke inzichten verwerven in de activiteiten van criminele organisaties die betrokken zijn bij migrantensmokkel en mensenhandel. Daarom moeten zij ook persoonsgegevens die zij in het kader van hun taken verwerken, kunnen delen met de rechtshandhavingsinstanties en binnen netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen, op voorwaarde dat de persoonsgegevens in kwestie noodzakelijk zijn voor het voorkomen en aanpakken van irreguliere migratie of voor het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van migrantensmokkel of mensenhandel.
- (27)
De doelstelling van deze verordening bestaat erin optimaal gebruik te maken van het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen die door de lidstaten, de Commissie en de agentschappen van de Unie in derde landen worden ingezet met het oog op een doeltreffendere uitvoering van de prioriteiten van de Unie, met inachtneming van de nationale bevoegdheden van de lidstaten. Die prioriteiten van de Unie omvatten het zorgen voor een beter beheer van de migratiestromen, teneinde de irreguliere stromen te vervangen door veilige en goed beheerde trajecten door middel van een alomvattende aanpak die alle aspecten van immigratie aanpakt, met inbegrip van het voorkomen en bestrijden van migrantensmokkel en mensenhandel en illegale immigratie. Verdere prioriteiten van de Unie zijn het faciliteren van waardige en doeltreffende terugkeer, overname en re-integratie, het bijdragen tot een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Unie en het ondersteunen van het beheer van legale immigratie of van internationale beschermingsregelingen. Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de grote omvang en de gevolgen ervan in de hele Unie, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (28)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(9) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en E, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10).
- (29)
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(11) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en E, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad (12).
- (30)
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(13) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en E, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (14).
- (31)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn interne recht ten uitvoer zal leggen.
- (32)
Op 1 oktober 2018 heeft het Verenigd Koninkrijk, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, de Raad ervan in kennis gesteld dat het niet wenst deel te nemen aan de vaststelling van deze verordening. Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van genoemd protocol heeft de Commissie op 31 januari 2019 een voorstel ingediend voor een besluit van de Raad betreffende de mededeling van het Verenigd Koninkrijk dat het niet langer wenst deel te nemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 377/2004. Op grond hiervan heeft de Raad op 18 februari 2019 besloten (15) dat Besluit 2000/365/EG van de Raad (16) en punt 6 van bijlage I bij Besluit 2004/926/EG van de Raad (17) met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk wat betreft Verordening (EG) nr. 377/2004 en alle verdere wijzigingen daarvan.
- (33)
Ierland neemt aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19, en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad (18).
- (34)
De deelname van Ierland aan deze verordening overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG heeft betrekking op de verantwoordelijkheid van de Unie voor het nemen van maatregelen ter ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis tegen de organisatie van illegale immigratie, waaraan Ierland deelneemt.
- (35)
Deze verordening vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 juni 2019.
Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11).
Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
Besluit 2008/149/JBZ van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 50).
PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
Besluit (EU) 2019/304 van de Raad van 18 februari 2019 betreffende de mededeling door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland dat het niet langer wenst deel te nemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 51 van 22.2.2019, blz. 7).
Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70).
Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).