Einde inhoudsopgave
Nadere regeling kinderarbeid
Artikel 7:2
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2016
- Bronpublicatie:
18-01-2016, Stcrt. 2016, 3260 (uitgifte: 25-01-2016, regelingnummer: 2015-0000291305)
- Inwerkingtreding
01-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-01-2016, Stcrt. 2016, 3260 (uitgifte: 25-01-2016, regelingnummer: 2015-0000291305)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Indien een kind van 15 jaar tijdens een vakantieweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht bestaande uit een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:
- a.
op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover dat uit de aard van de arbeid voortvloeit en het tegendeel is bedongen. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige zin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Een in de aanhef bedoelde kind verricht in de omstandigheden, bedoeld in dit onderdeel, uitsluitend arbeid op zondag, indien de ouders of verzorgers daarmee voor dat geval instemmen;
- b.
indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;
- c.
ten hoogste op 3 dagen per week arbeid verricht tussen 19.00 uur en 23.00 uur;
- d.
een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 aaneengesloten uren, waarin de periode tussen 23.00 uur en 07.00 uur begrepen is;
- e.
niet langer arbeid verricht dan 40 uren per week, waarvan ten hoogste 8 uren per dag;
- f.
indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten;
- g.
zowel voor, tijdens als na de uitvoering deskundig wordt begeleid.
2.
Een kind van 15 jaar mag gedurende ten hoogste 6 vakantieweken arbeid verrichten, waarvan ten hoogste 4 vakantieweken aaneengesloten.