Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2023/2225 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2008/48/EG
Artikel 46 Evaluatie en toezicht
Geldend
Geldend vanaf 19-11-2023
- Bronpublicatie:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2225 (uitgifte: 30-10-2023, regelingnummer: 2023/2225)
- Inwerkingtreding
19-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2225 (uitgifte: 30-10-2023, regelingnummer: 2023/2225)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Informatierecht / ICT
1.
Uiterlijk op 20 november 2029 en daarna om de vier jaar evalueert de Commissie deze richtlijn. De evaluatie omvat:
- a)
een beoordeling van de vraag of het toepassingsgebied van deze richtlijn passend blijft met betrekking tot kredietovereenkomsten die gewaarborgd worden door niet voor bewoning bestemde onroerende goederen;
- b)
een beoordeling van de in artikel 2, lid 2, punt c), en in bijlage III, deel II, vastgelegde drempels en van de percentages die voor de berekening van de vergoeding bij vervroegde aflossing als bedoeld in artikel 29, lid 2, worden gebruikt, in het licht van de economische ontwikkelingen in de Unie en de situatie op de betrokken markt;
- c)
een analyse van de ontwikkeling van de markt voor consumentenkredieten die de groene transitie ondersteunen, en een beoordeling van de noodzaak van verdere maatregelen met betrekking tot dergelijke kredieten, en
- d)
2.
Uiterlijk op 20 november 2025 beoordeelt de Commissie of het noodzakelijk is consumenten te beschermen die lenen en beleggen via crowdfundingplatforms zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2020/1503, indien die platforms niet als kredietgever of kredietbemiddelaar optreden maar kredietverlening tussen consumenten faciliteren.
3.
De Commissie houdt meer bepaald toezicht op de gevolgen van het bestaan van de in artikel 42 bedoelde regelgevingsopties betreffende de werking van de interne markt en de consumenten.
4.
De Commissie deelt de resultaten van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde evaluatie en beoordeling mee aan het Europees Parlement en de Raad, eventueel samen met een wetgevingsvoorstel.