Einde inhoudsopgave
Statuut voor de personeelsleden van Europol
Artikel 65
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Bronpublicatie:
03-12-1998, PbEG 1999, C 26 (uitgifte: 30-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-12-1998, PbEG 1999, C 26 (uitgifte: 30-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De functionaris die volledig invalide wordt, zodat hij zijn dienst bij Europol moet beëindigen, heeft recht op een invaliditeitspensioen waarvan het bedrag als volgt wordt vastgesteld.
Indien de invaliditeit het gevolg is van een ongeval tijdens of in verband met zijn dienst, van een beroepsziekte of van een daad van zelfopoffering in het algemeen belang of ten gevolge van het feit dat hij zijn leven heeft gewaagd om een mensenleven te redden, bedraagt het invaliditeitspensioen 90 % van het laatste basissalaris van de functionaris.
Indien de invaliditeit aan een andere oorzaak te wijten is, bedraagt het percentage van het invaliditeitspensioen, berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de functionaris, 2 % voor elk jaar tussen de datum van indiensttreding van de functionaris en de datum waarop hij de leeftijd van 62 jaar bereikt; dit percentage wordt verhoogd met 2 % voor ieder pensioenjaar dat hem wordt toegerekend krachtens aanhangsel 6, artikel 9, leden 2 en 3, zonder dat het totaal meer mag bedragen dan 70 % van zijn laatste basissalaris.
Het invaliditeitspensioen kan niet minder bedragen dan 120 % van het minimum voor levensonderhoud als vastgesteld in aanhangsel 6, artikel 5.
Indien de invaliditeit opzettelijk is veroorzaakt door de functionaris, kan de directeur besluiten dat hij slechts de in artikel 77 bedoelde uitkering ontvangt.
Degene die recht heeft op invaliditeitspensioen, heeft onder de in aanhangsel 6 vermelde voorwaarden ook recht op de in dit statuut bedoelde gezinstoelagen; de kostwinnerstoelage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de rechthebbende.
2.
Invaliditeit wordt vastgesteld door de invaliditeitscommissie.
3.
Het recht op invaliditeitspensioen gaat in op de dag na die waarop de dienst van de functionaris bij Europol is beëindigd overeenkomstig de artikelen 94 en 95.
4.
Europol kan te allen tijde het bewijs verlangen dat de rechthebbende van het invaliditeitspensioen nog voldoet aan de voor de uitbetaling van dit pensioen vereiste voorwaarden. Indien de invaliditeitscommissie vaststelt dat aan deze voorwaarden niet meer voldaan wordt, eindigt het recht op pensioen.
Indien de functionaris, na de vaststelling van de invaliditeitscommissie dat aan de voorwaarden voor de uitbetaling van het pensioen niet langer voldaan wordt, niet meer in dienst wordt teruggenomen door de directeur, ontvangt hij naar keuze:
- —
hetzij de uitkering bij vertrek als bedoeld in artikel 77, berekend op de grondslag van de werkelijk volbrachte diensttijd,
- —
hetzij, voorzover hij ten minste 50 jaar oud is, een ouderdomspensioen overeenkomstig afdeling C van dit hoofdstuk.
De periode gedurende welke hij invaliditeitspensioen genoot, wordt voor de berekening van zijn ouderdomspensioen zonder navordering van bijdragen in aanmerking genomen.
5.
Indien de functionaris uit hoofde van een nationale regeling recht heeft op een invaliditeitspensioen of een winstgevende bezigheid als beroep uitoefent, is hij verplicht hiervan opgave te doen aan Europol. In dergelijke gevallen wordt het bedrag van die uitkeringen of van zijn salaris voor de bezigheden, na inhouding van enige belasting erover, in mindering gebracht op het overeenkomstig dit artikel uitbetaalde invaliditeitspensioen.