Einde inhoudsopgave
Nadere regeling kinderarbeid
Artikel 6:1
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2016
- Bronpublicatie:
18-01-2016, Stcrt. 2016, 3260 (uitgifte: 25-01-2016, regelingnummer: 2015-0000291305)
- Inwerkingtreding
01-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-01-2016, Stcrt. 2016, 3260 (uitgifte: 25-01-2016, regelingnummer: 2015-0000291305)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een schoolweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht bestaande uit een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:
- a.
op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover dat uit de aard van de arbeid voortvloeit en het tegendeel is bedongen. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige zin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Een in de aanhef bedoelde kind verricht in de omstandigheden, bedoeld in dit onderdeel, uitsluitend arbeid op zondag, indien de ouders of verzorgers daarmee voor dat geval instemmen;
- b.
indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;
- c.
op ten minste 5 zondagen in elke periode van 16 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;
- d.
na de arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren, waarin de periode tussen 23.00 uur en 08.00 uur begrepen is;
- e.
niet meer dan ten hoogste op 3 dagen per week arbeid verricht met een maximum, tezamen met artikel 7:1, eerste lid, onder c, van 24 dagen per leeftijdsjaar;
- f.
indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten;
- g.
zowel voor, tijdens als na de uitvoering deskundig wordt begeleid.
2.
De totale arbeidstijd met inbegrip van repetities, pauzes en wachttijden bedraagt ten hoogste 7 uren per dag en 12 uren per week.
3.
Het eerste lid, aanhef en onderdelen c en e voor zover het betreft het aantal van 24 dagen per leeftijdsjaar, is niet van toepassing op repetities, tenzij het een repetitie betreft die in het openbaar plaatsvindt of waarvan audio-, visuele of audio-visuele opnamen worden gemaakt die gebruikt worden voor vertoning in het openbaar.