Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen
Artikel 2bis
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
10-09-2010, Trb. 2013, 133 (uitgifte: 15-08-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2018, Trb. 2018, 82 (uitgifte: 22-06-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
1.
Elke staat die partij is kan in overeenstemming met zijn nationale rechtsbeginselen de nodige maatregelen nemen om een op zijn grondgebied gevestigde of overeenkomstig zijn wetgeving opgezette rechtspersoon aansprakelijk te kunnen stellen indien een persoon belast met het beheer van of toezicht op die rechtspersoon in die hoedanigheid een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1 heeft gepleegd. Deze aansprakelijkheid kan strafrechtelijk, civielrechtelijk of bestuursrechtelijk zijn.
2.
Deze aansprakelijkheid geldt onverminderd de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke personen die de strafbare feiten hebben gepleegd.
3.
Indien een staat die partij is de noodzakelijke maatregelen neemt om een rechtspersoon aansprakelijk te stellen in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel, tracht hij er op toe te zien dat de toepasselijke strafrechtelijke, civielrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Deze sancties kunnen geldelijke sancties omvatten.